Vrouw van Lot wordt zoutpilaar – Genesis 19
Preek over: Vrouw van Lot wordt zoutpilaar Genesis 19:24 En Lots vrouw zag om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar. De HEERE deed zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit de hemel. En Hij keerde deze steden om. |
Vrouw van Lot wordt zoutpilaar
Bijbelgedeelte Genesis 19 17 En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: Behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt. 18 En Lot zeide tot hen: Neen toch, Heere; 19 Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve en ik sterve. 20 Zie toch, deze stad is nabij om derwaarts te vluchten, en zij is klein; laat mij toch derwaarts behouden worden (is zij niet klein?), opdat mijn ziel leve. De vlucht van Lot 21 En Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere, waarvan gij gesproken hebt. 22 Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarheen ingekomen zijt. Daarom noemde men den naam dezer stad Zoar. 23 De zon ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam. De vrouw van Lot 24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sódom en over Gomórra regenen, van den HEERE, uit den hemel. 25 En Hij keerde dezelve steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. 26 En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar. 27 En Abraham maakte zich deszelven morgens vroeg op, naar de plaats waar hij voor het aangezicht des HEEREN gestaan had. 28 En hij zag naar Sódom en Gomórra toe en naar het ganse land van die vlakte; en hij zag, en zie, er ging een rook van het land op, gelijk de rook eens ovens. 29 En het geschiedde toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat God aan Abraham gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden dezer omkering, in het omkeren dier steden in dewelke Lot gewoond had. |