Geen gedaante noch heerlijkheid – Jesaja 53 – voorbereiding I
Preek over: Geen gedaante noch heerlijkheid Jesaja 53:2: Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. |
Preken Jesaja 53
– Jesaja 53:1-3: Geen gedaante of heerlijkheid
– Jesaja 53:4-6: Lijdende Knecht des HEEREN
– Jesaja 53:7: Als lam ter slachting geleid
– Jesaja 53:7-12: De verhoogde Knecht
Geen gedaante noch heerlijkheid
Bijbelgedeelte Jesaja 53 1 Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? 2 Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben. 3 Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. 4 Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten, die heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. 5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. 7 Als dezelve geƫist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. 8 Hij is uit den angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding mijns volks is de plaag op Hem geweest. |