In doeken gewonden (Lukas 2) – kerst
In doeken gewonden
En zij baarde haar eerstgeboren zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg (Lukas 2:7)
Thema preek: In doeken gewonden
Zeven betekenissen van “gewonden in doeken”
1. Bewijs van onze zonde
2. Teken Heere Jezus een ‘echt kind’ was
3. Teken van diepe armoede en vernedering
4. Teken van heel erg gewillig zijn
5. Teken dat Hij niets van ons wil hebben
6. Bedoeld als troost
7. Profetie
Schriftgedeelte over Wond Hem in doeken: Lukas 2:1-7:
En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.
Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrenius over Syrie stadhouder was.
En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.
En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht van David was);
Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.
En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en leide Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
Links bij preek Lukas 2: Gewonden in doeken
– Preek: Herders op weg naar Bethlehem (Lukas 2)
– Preek: Ere zij God, vrede op aarde
– Preek: Het Woord is vlees geworden (Johannes 1)
Lees meer:
– Kanttekeningen bij Lukas 2
Een ledige plaats, een ledig hart (Jodocus van Lodenstein)
“Christus is geboren in een stal, gelegd in een beestenkribbe, gewonden in doeken, een ledige plaats, met slechte dingen in Zijn logement. Het hart waarin Jezus geboren wordt, is een ledig hart, dikwijls een gekrookt riet des geloofs. Het was het ledige hart van de wenende zondares waarin Jezus Zich nederlegde, tot heling en vertroosting. ’t Was het hongerige hondeke, de Kananese vrouw, die ’t brood des levens verkreeg. Het zijn de kleine kinderkens, die Jezus’ ontferming deelachtig worden. Het was niet de rijke farizeeër, maar de arme tollenaar die door Jezus gerechtvaardigd werd. Zolang Paulus rijk was, zolang was hij arm. Maar toen hij ledig en arm gemaakt was, was hij rijk. Het ledige geloof windt Jezus in de ziel. De tedere lammeren draagt Jezus in Zijn armen, terwijl Hij ’t vette en sterke laat henenlopen. Dit zijn Gods wondere wegen, die hoger zijn dan onze wegen en gedachten. Zo verdwaast Hij de wijzen der wereld. Zo vernedert Hij het hoge, en verheft het nederige. Zo doet Hij voor Zich overblijven een arm en ellendig volk, dat op de Naam des Heeren zal vertrouwen.”