Nicodemus en wedergeboorte (Johannes 3)

Nicodemus en de wedergeboorte
Preek Johannes 3:3: Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand
wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

Thema preek Johannes 3: Nicodemus en de wedergeboorte

De absolute noodzaak van een nieuwe geboorte.
1. De vraag van Nicodemus (vers 2)
2. Het antwoord van Jezus (vers 3)
3. De reactie van Nicodemus (vers 4)
4. Het onderwijs van Jezus (vers 5-8)

PDF LEESPREEK

Schriftgedeelte over Nicodemus en de wedergeboorte – Johannes 3:1-12:
1 En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodémus, een overste der Joden.
2 Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen die Gij doet, zo God met hem niet is.
3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
4 Nicodémus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan en geboren worden?
5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.
6 Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest.
7 Verwonder u niet dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden.
8 De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk die uit den Geest geboren is.
9 Nicodémus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden?
10 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar Israëls, en weet gij deze dingen niet?
11 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken wat Wij weten, en getuigen wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan.
12 Indien Ik ulieden de aardse dingen gezegd heb en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven indien Ik ulieden de hemelse zou zeggen?

Links bij preek Nicodemus en de wedergeboorte – Johannes 3:1-12:
Samaritaanse vrouw (Johannes 4)
Bruiloft in Kana (Johannes 2)
Hij moet wassen, ik minder worden · Johannes 3
Lees meer:
– Kanttekeningen bij Johannes 3

Gemeente, vanmorgen gaan we luisteren naar een gesprek, een gesprek onder vier ogen, een gesprek tussen de Heere Jezus en een echt actief, kerkelijk meelevend mens.
Hij is een Farizeeër, een man die stipt de wet houdt. En hij is ook nog een overste van de joden, een lid van het Sanhedrin.
We gaan vanmorgen samen luisteren naar dat gesprek. Naar het gesprek tussen Jezus en Nicodemus.

Hij komt in de nacht om met Jezus te spreken. Is hij bang dat andere mensen hem zullen zien? Dat ze zullen zien, dat hij zich ophoudt met Jezus van Nazareth? Of is hij overdag te druk? Ja, want echte Schriftgeleerden werken gerust tot diep in de nacht door.
Of is het donker van de nacht, zoals vaker bij Johannes, ook een symbool van de duisternis van zijn hart? Hoe dan ook, laten we meeluisteren. We schuiven aan bij dat nachtelijke gesprek.

De tekst kunt u vinden in Johannes 3:3:

Tekst: Johannes 3:3

Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

Het thema voor de preek van vanmorgen is:

Thema: Nicodemus en wedergeboorte

We letten op een viertal aandachtspunten:

1. De vraag van Nicodemus (vers 2)
2. Het antwoord van Jezus (vers 3)
3. De reactie van Nicodemus (vers 4)
4. Het onderwijs van Jezus (vers 5-8)

Als eerste dus:

1. Vraag Nicodemus

Ja, want Nicodemus heeft een vraag: Rabbi, wij weten, dat U bent een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die U doet, zo God met hem niet is.
Het lijkt een opmerking, een soort compliment: U bent een Leraar door God gezonden. Maar er zit een vraag in verborgen. Je moet het eigenlijk zo lezen:
‘Rabbi, ik ben ook een leraar net als U. Maar wij weten dat U een Leraar bent van God gekomen. Want we hebben Uw tekenen gezien en Uw wonderen gehoord. Ik denk dat ik iets mis, wat U wel hebt. Wat moet ik nu doen, om ook zo te worden als U? Wat moet ik doen om ook die plus te krijgen? Die plus, dat God ook met mij is?’

Typisch een vraag van een Farizeeër. Als ik nu maar alles doe, wat ik moet doen, dan komt het goed. Rechtzinnig, orthodox, netjes, precies, ijverig… Als ik heel goed mijn best doen, dan komt het hopelijk goed, dan is er voor mij hopelijk ook een plaats gereserveerd in het koninkrijk van God. Dan zal God ook echt met mij zijn.
Als ik heel goed mijn best doe. Een echte doe-het-zelver…

U voelt, deze vraag van Nicodemus heeft alles te maken met de vraag: wat is er voor ons, mensen, nodig om zalig te worden? Is dat een kwestie van iets doen? Van iets extra doen? Van goed je best doen? Of…?’

Maar wat opvalt: hij komt met zijn vraag wel bij Jezus terecht. Hij hoort niet meer bij de Farizeeërs die alles zo goed weten. Er zijn vragen in zijn hart. Er is onrust in zijn hartQ. Hoe komt het zover, dat God ook met mij is?
Er is beweging in zijn ziel: onzeker, weifelend, aarzelend… En, hij komt om raad naar de Heere Jezus toe.

Misschien herkent u zich wel een beetje in de houding van de Farizeeërs.
Nee, ik begrijp het, het is naar om zo genoemd te worden. Maar misschien herkent u toch wel iets in die levenshouding van: ik doe mijn best, ik probeer echt het goede spoor te gaan, ik probeer me echt te houden aan Gods geboden, en ik hoop diep in mijn hart dat het uiteindelijk daarom toch nog een beetje mee zal vallen. Dat God met me zal zijn, om wat ik doe.
En verder? Hebt u nog… hartevragen?
Nicodemus wel, en hij komt ermee bij Jezus terecht.

Ons tweede aandachtspunt:

2. Antwoord Jezus

We lezen het in vers 3: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Het antwoord van de Heere Jezus is scherp. Eigenlijk heel erg scherp!
Nicodemus, er is niets aan te doen. Je hebt en je kunt niets toevoegen.
Je hart is zo slecht, zo zondig, zo dood, het is zo hopeloos, dat al die verbeterpogingen van je niets zullen uithalen. Je hebt een heel nieuw hart nodig.
Wat je ook doet, wat je ook probeert, het zal allemaal niet helpen. Je hart is hopeloos slecht.

Je moet van bovenaf geboren worden. God moet je een heel nieuw hart geven. God moet je een heel nieuw mens maken.
Als de Heere hem nu de opdracht had gegeven: ‘Nicodemus, je moet dit doen en je moet dat doen, dan had hij het vast met beide handen aangegrepen.’
Maar dit…? Hier kan hij werkelijk niets mee. Alles wat ik doe is waardeloos? Kan ik dan niks doen om ook zover te komen dat God met mij is?
Ja, ik snap die weerstand wel in zijn hart, in mijn hart, in uw hart, want…? Waarom zoveel weerstand?
Omdat ik niet wil dat God zo alles doordringend kijkt naar mijn hart.
Wel naar mijn gedrag, naar wat ik doe en laat. ‘Mooi’, denk ik, ‘fijn, Heere, dat U dat ziet.
Daar kijk ik zelf ook zo graag naar. En ik vergelijk dat ook graag met wat anderen doen.’
Maar, zo zegt de David in Psalm 51: De Heere heeft lust tot waarheid in het binnenste (Psalm 51:6).

Waarom is er zoveel wederstand in zijn hart, in mijn hart, in ons hart?
Omdat God niet alleen kijkt naar mijn hart, maar er ook een oordeel over geeft: ‘Totaal onrein!’
Wij denken: ‘Ja, er zitten wel een paar lelijke vlekken op mijn… verder redelijk goede hart.’ Maar God zegt: ‘Dat hart van je, dat is één hoop ellende en vijandschap!’
En dus is dat, wat God zegt: ‘je hebt een nieuw hart nodig’, het meest vernederende wat er is.
Je bent zo gehecht aan je mooie autootje, je hebt er altijd op gepoetst en aan geklust. En je komt bij de garage, en ineens zegt die man: ‘Jammer, die auto is niet te repareren, vanaf nu is het een waardeloos ding.’ Je kunt die man wel aanvliegen!

Dit is het meest vernederende deel van onze godsdienst. Dat God zegt: ‘Het probleem van uw hart is onoplosbaar! Er moet een heel nieuw hart komen.’ Dat botst frontaal met onze hoogmoed, met onze eigenwaarde, met ons zelfvertrouwen voor God.
En zo is het ook bij Nicodemus. De Heere Jezus blaast heel zijn zelfvertrouwen voor God omver, en blaast al zijn inspanning en werk in één keer ondersteboven.

Waarom hebben we echt een nieuw hart nodig? Waarom kan het niet opgeknapt worden?
Omdat ons hart bedrieglijk is. Jeremia heeft het geschreven: Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen? (Jeremia 17:9)
We herkennen wel dat we verkeerde dingen doen, en we willen daar ook nog wel sorry voor zeggen. En we willen de zonden ook nog wel opgeven, omdat ze ons narigheid veroorzaken en pijn doen. Maar diep in mijn hart blijf ik denken: ‘Ik ben zo verkeerd nog niet… Het kan (als ik om me heen kijk) slechter…’
Maar, als ik in mijn gedachten sta voor God, als God mij voor Hem plaatst, dan wordt het anders. Dan zeg ik, terwijl ik mijn hoofd buig: ‘Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw oog.’ Dan zeg ik met de Samaritaanse vrouw: ‘Hij heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb’ (Johannes 4:39). Dan zie ik zelfs geen witte puntjes meer op mijn zwarte hart.

Waarom hebben we echt een nieuw hart nodig? Waarom kan het niet opgeknapt worden? Omdat ons hart onwetend een dwaas is.
Als God ons de zonde aanwijst in ons leven, denken we altijd weer: ‘Heere, kan ik het goedmaken?’
Ik zie het niet, ik wil het niet zien, dat ik het zelf niet meer kan goedmaken.
Maar als ik tegenover God kom te staan, als Hij mij voor Zich plaatst, dan wordt het anders. Dan zeg ik: ‘Heere, bij Uw licht zie ik, dat er bij mij geen doen meer aan is. Nu zie ik dat ik echt onverbeterlijk ben.’

Waarom hebben we echt een nieuw hart nodig? Waarom kan het niet opgeknapt worden? Omdat van al onze goede voornemens nooit iets terecht komt. Dat weten we toch uit ervaring? En toch beginnen we er steeds weer opnieuw aan: ‘Heere, ik heb gezondigd, ik zal het nooit weer doen…’
Maar als ik echt tegenover God kom te staan, als God mij voor Zich plaatst, dan wordt het anders. Dan zeg ik: ‘Heere, het lukt me nooit. Vernieuw toch in het binnenste van mij een heel nieuw hart.’

Waarom hebben we echt een nieuw hart nodig? Waarom kan het echt niet opgeknapt worden?
Omdat ons oude hart zo slecht is, dat de Bijbel letterlijk zegt dat het dood is. Dood door onze misdaden en onze zonden (Efeze 2:1).
Heb je ooit, jongens en meisjes, geprobeerd om een dode goudvis een beetje op te knappen en weer te laten zwemmen? Heb je ooit een dood vogeltje in de tuin gevonden? En lukte het je om het vogeltje weer mooi te maken en te laten vliegen? Nee, dat kan niet. Dat is echt onmogelijk.

En dat is nu precies ook ons probleem. Ons dode hart.
Of hebt u geen probleem met uw hart?
Met dat hart, waarvan de Heere Jezus zegt in Marcus 7: 21-23: Want van binnenuit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand. Al deze boze dingen komen voort van binnen, en ontreinigen de mens.
En je kunt je best doen zoveel als je wilt, je kunt je wassen en oppoetsen zoveel als je wilt, en zoveel goede voornemens uitspreken als je maar kunt, maar het wordt nooit anders met dat hart! Je hebt een nieuw hart nodig. Anders wordt je nooit echt een burger van het Koninkrijk van God.

Ons derde aandachtspunt:

3. Antwoord Nicodemus

We lezen in vers 4: Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan, en geboren worden?
Het is een retorische vraag, waar hij eigenlijk geen antwoord op verwacht.
Eigenlijk zegt hij met zoveel woorden: ‘Dat kan toch echt niet…!’ Nicodemus snapt er echt helemaal niets van.
Als er iets is, dat niet past in onze gedachten, dan is het dit!
Als u denkt dat dit goed bij u past, dan is er echt iets mis. Dan snapt u er ook helemaal niets van. Want alles in ons botst met deze leer van de wedergeboorte, met deze leer van de noodzaak van de nieuwe geboorte.
Als ik u preek over het Vaderschap van God, over de voorrechten van kind zijn, over lief zijn voor elkaar, over de haat van de wereld, en de noodzaak om Gods geboden te houden, dan zegt u: ‘Ja, u hebt gelijk.’
Als ik u aanspoor om beter te leven en anderen streng aanspreek vanwege hun slordige levensstijl, als ik zeg: ‘doe dit, en gooi dat de deur uit en stop daarmee…’, dan zegt u: ‘Ja, goed zo!’
Maar als ik u zeg: ‘Uw leven, uw inspanningen, uw goede voornemens, uw inzet, ja, alles, ja, zelfs uw hart is volledig afgekeurd’, dan zegt u: ‘Hoezo? Dat is merkwaardig… Ik ben niet de slechtste, toch?’

Nee, u zegt: ‘Ik vind het juist fijn dat u hierover spreekt. Want de mens kan niets. Daar ben ik het roerend mee eens.’
Maar, wacht even. Waar bent u het mee eens?
Want het gaat er niet om, of u dit vanmorgen dogmatisch goedkeurt. Dat is niet de bedoeling van de woorden van de Heere Jezus.
Dit is bedoeld als een dolksteek in uw dode en vijandige hart!!

Dit is geen theorie, dit is veroordeling van uw hart en leven uit de mond van Christus. En als u daar echt mee instemt en als u dat echt gelooft, dan kunt u daar niet rustig mee verder leven. Dan wordt het nood in uw leven!

Dit is bedoeld als ontdekking!
Dit is niet bedoeld voor verstandelijke instemming en theologische goedkeuring, maar dit is bedoeld tot persoonlijke ontdekking: ‘Dat hart van mij, van u, is meer dan van iemand anders: onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, en ik en u doen het ook, en daarom moet dat hart eruit!
U hebt echt een ander hart nodig.
En dat is het meest vernederende voor de mens wat er is. Dat God je totaal afkeurt.

Dus, als u zegt: ‘Ik ben het daar gewoon mee eens, maar verder heb ik er niet echt last van’, dan weet u eigenlijk niet waar u het over hebt. Dan stemt u alleen met uw verstand in met de waarheid, maar dan is het geen hartezaak.
Want dit leerstuk wil onze hoogmoed knakken en ons vertrouwen op onze eigen werken en op onze eigen vroomheid breken. Het wil ons zondaar maken, voor God.
Dit legt ons, als het goed is, op de grond voor God, met de roep uit de diepte: ‘Heere, mijn hart! Het is hopeloos!’

Pas dan, als je buigen gaat, pas dan wordt dit leerstuk een wonder. Dan wordt het echt een wonder, dat God Zelf raad weet met dit hart. Dat Hij doen kan en doen wil, wat ik nooit meer kan en wil doen. Namelijk: een nieuw hart maken, ons van bovenaf, opnieuw geboren laten worden.
Gemeente, tot slot ons vierde aandachtspunt:

4. Verdere onderwijs

We lezen in vers 5: Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.
Dit is de absolute voorwaarde om in het Koninkrijk van God binnen te gaan. Wil je werkelijk kind van God zijn, nu op de aarde en straks in de hemel, dan heb je die nieuwe geboorte echt nodig.

En, zolang je die niet hebt, ben je… Is er nog zoiets als een tussenvorm?
Iets zoals: een goed mens, een net kerkganger, iemand van goede wil, iemand die zich echt inzet? Nee. Zolang je dat oude hart hebt, ben je even slecht en verloren als iedereen binnen en buiten de kerk. Want dan heb je nog steeds dat hart, dat vol is van kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij en onverstand.

Nicodemus, je hart wordt pas echt nieuw, als je geboren wordt door water en Geest. Dat doet God de Heilige Geest. Zoals water alle viezigheid wegwast en alles schoonmaakt, zo wast God de Heilige Geest onverbeterlijke harten schoon van zonde en schuld.

Je weet wel, jongens en meisjes, als je heel vies bent, dan zegt mama: ‘Ga snel onder de douche.’ Want, het water wast je helemaal schoon.
Dat doet ook God de Heilige Geest, als Hij je hart vernieuwt. Hij wast het helemaal schoon, Hij maakt het helemaal anders, Hij maakt het helemaal nieuw.

God doet het, zoals Hij het vroeger deed bij de schepping. God zei: Er zij licht. En toen was er licht.
Zo is het ook, bij de tweede schepping, bij de herschepping, bij het maken van een nieuw hart.
‘Er zij licht.’ En het donker wordt tot licht.
‘Er zij leven.’ En het dode hart wordt levend.
En alles wordt anders: ons denken, ons willen, onze gewoontes, onze smaak, onze mening, ons verlangen: alles! Dat is wat gebeurt, als God je nieuw hart geeft. Dat is niet een operatie of zo, waarbij God je oude hart wegsnijdt en een nieuw hart terugplaatst. Nee, je hart, dat betekent eigenlijk: ‘alles’.
Dus een nieuw hart wil zeggen: alles wordt nieuw, alles wordt anders. Heel je leven.

Wat Heere Jezus hier zegt is ongetwijfeld ook een verwijzing naar het teken van de Heilige Doop: geboren worden uit water en Geest. Zoals het water van de doop de vuiligheid van het lichaam wast, zo wast de Heilige Geest door het bloed van Christus alle zonden weg.
Dat hebben we allemaal nodig.
Niet alleen het uiterlijke teken van de doop, de druppels water op je voorhoofd. Maar ook en juist dat waar het doopwater ons op wijst: de afwassing van onze zonden door het bloed van Christus.
Waar Ezechiël ons ook op wijst, als hij schrijft in Ezechiël 36:25-27: Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.
Gemeente, dit is echt nodig om de hemel binnen te gaan. En dit is ook echt nodig om op aarde met God te kunnen leven.
Daar baat geen geld, geen afkomst, geen bekendheid van je familie, geen aanzien, geen geleerdheid, geen IQ, geen diploma’s, geen inzet of ijver of werk. Het wordt allemaal afgekeurd.
Wat u nodig hebt is dit werk van God in uw leven: een nieuwe geboorte, een nieuw hart.

Kan je jezelf daar een handje bij helpen?
Hebt u ooit gehoord dat iemand meehielp bij zijn eigen geboorte? Het antwoord is: Nee. Dit is een werk van God en God alleen.

U zegt: ‘Waarom zegt de Heere dat nu tegen me? Daar wordt je toch moedeloos van? Als je hoort, dat je er zelf niets aan kan doen?’

De Heere zegt dit niet om u moedeloos of lui te maken. De Heere zegt het, om u te ontdekken aan wie u bent. Want dit wijst u heel scherp en heel diep naar de slechtheid van uw hart. Slechter dan dat u ooit hebt willen denken!
Totaal onbruikbaar, afgekeurd, waardeloos.

En tegelijkertijd opent dit de weg. Er is, beste vrienden, een weg bij God vandaan!
Hoe je daar komt?
Door net als Nicodemus in de nacht naar Jezus te gaan… En te zeggen: ‘Heere, U zegt het, maar ik snap het niet. En U weet het: ik wil ook niet. Wat moet ik toch doen?’ Zeg het maar, vraag het maar eerlijk: ‘Heere, wilt U het mij leren?’

Wat gaat Hij je dan leren?
Dat het door ons werk nooit meer goed kan komen. Maar wel door Gods werk. Dan gaat Hij je leren: dit is nu juist Mijn werk. Dat, Nicodemus, wat je ook graag wilt hebben (namelijk dat God met je is), dat kan alleen door Mij. Want ik ben de Immanuël. De God met ons (mensen).

Nee, dit is allemaal geen theorie, en het is zeker ook niet bedoeld als een dooddoener.
Wat Jezus hier tegen Nicodemus zegt, is ontdekkende genade. Waarmee hij het hart van Nicodemus openlegt. Een hart dat dood is, onbekwaam tot enig geestelijk goed en (ondanks alle zichtbare vroomheid) geneigd tot alle kwaad.
En op die manier wil Hij vriendelijk en scherp plaats maken voor Gods werk, voor Zijn Eigen werk.

En trouwens, is dat, wat de Heere zegt, juist dan niet tot heel veel troost? Voor mensen die niet meer weten hoe het moet? Voor mensen die moeten zeggen: ‘Heere, alles mislukt. Het wordt maar niet beter met mij. Het wordt alleen maar slechter. Ik zie mijn zonden steeds groter worden. Ik kan het niet. En U weet: ik wil het ook niet.’ Wat wordt het dan een wonder in ons leven, als de Heere dan zegt: ‘Dat is waar. Dat God met u is, dat kan nooit meer om iets wat u doet. Maar: Ik zal het doen. Ik doe het niet om u, maar Ik doe het om Mijn heilige Naam. U hebt Mijn Naam ontheiligd. U hebt Mij tot schande gemaakt. Maar Ik zal u toch weer terugbrengen. En Ik zal u van uw zonden wassen. U kunt dat niet, u wilt dat niet, maar Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. En Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven.
Het is allemaal Mijn werk. Ik zal het doen. Om Mij.’

Mensen, u die niet meer weet hoe het moet: hier is uw hoop, hier is uw God! De weg terug naar ‘dat God met u is’?
De Heere belooft, dat Hij het Zelf zal doen. U kunt het niet. Maar het is ook Gods werk. Het is het werk van Christus alleen. Van Hem, Wiens naam is: God met ons, Immanuël. U kunt om Zijn verdienste, om Zijn gehoorzame leven en om Zijn diepste lijden aan het kruis, krijgen dat u zelf nooit meer kunt maken.
U kunt het krijgen! Gratis, als een gift, als een vrije gift, als genade!

Terugkeren? Zelf teruggaan? Dat lukt nooit. Maar: Ik zal u terugbrengen.
Je eigen hart verbeteren? Uitgesloten. Maar: Ik zal u een nieuw hart geven.
In Zijn wegen wandelen? Dat zal mislukken. Maar: Ik zal maken, dat u dat doen zult.

De Heere gaat door, met Zijn onderwijs, ook bij Nicodemus.
We lezen in vers 6: Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest.
Nicodemus, je bent geboren uit een vader en moeder, die net zo slecht waren als dat jij bent. Het doet denken aan Psalm 51:5, waar David zegt: Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. Je bent een kind van je vader en moeder. Erfelijk verloren, erfelijk sterfelijk. Kind van Adam.
Alleen door van bovenaf, door de Geest van God geboren te worden, wordt je een kind van Mij. Maar Ik wil het doen! Het is Mijn werk.

Verwonder u niet (verbaas je daar niet over), dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is (Johannes 3:7-8).
Niemand kan de wind sturen. Die doet wat hij wil. Je kunt de wind horen in het suizen van de toppen van de bomen, soms hoor je de wind bulderen in de stormen van de herfst. Maar verder? Waar hij vandaan komt? Waar hij heengaat? Heel mysterieus en geheimzinnig…
Zo begrijpen wij het werk van de Geest van God in het hart van een mens niet.
Dus ga ik dat ook niet uitleggen, dus ga ik dat ook niet uitwerken. Want hier staat: wij begrijpen dat niet.

De wind blaast waarheen hij wil. De Geest werkt waar en wanneer Hij wil. God is vrij en soeverein. Hij werkt naar Gods welbehagen, volgens Zijn goede gedachten.
En Nicodemus maar vragen: Hoe zit dit? Hoe zit dat?
Maar, nee, wij begrijpen het niet.

We begrijpen de wind niet. Maar wij horen de wind wel. We begrijpen het werk van de Heilige Geest niet. Maar je kunt het wel zien, merken en horen.
Je merkt het, als een mens gaat treuren over de last van de zonde, als een mens gebukt gaat onder zijn onverbeterlijke hart, en als dat hart gaat verlangen naar Christus. Later zegt dezelfde Johannes: je kunt het zien, je kunt het weten wie er uit God geboren is. En leg daar aan het einde van deze dienst uw hart maar naast.
Of je uit God geboren bent? Dat blijkt uit de vruchten, dat kun je zien aan je leven. Johannes schrijft in zijn brieven: Die uit God geboren is, die doet de zonde niet (ik kan en wil niet meer tegen God zondigen), die heeft God lief (want Hij is alles voor me geworden) en die gelooft dat Jezus is de Christus (de gezonden Messias, die ook voor mij gezonden is tot Profeet, om mij alles te leren, die ook voor mij gezonden is als Priester, om mijn schuld voor God te verzoenen, en die ook voor mij gezonden is als Koning, om over mijn leven Heere en Meester te zijn).
En, schrijft Johannes, die uit God geboren is die doet de rechtvaardigheid en overwint de wereld. Dat wil zeggen: die strijd tegen de zonde, en mag die door Gods genade overwinnen in zijn kracht (1 Johannes 5:1-4).

Gemeente, wij moeten opnieuw geboren worden. Uit God, door God, tot God.
Is het u een ergernis? Of een troost?
Amen.

Preek Samaritaanse vrouw (1) (Johannes 4)
Preek Hij moet wassen, ik minder worden (Johannes 3)
Lees meer:
– Kanttekeningen bij Johannes 3

TERUG JOHANNES