Ben ik het, Heere? (Mattheüs 26) – voorbereiding
En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn.
Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen.
Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn.
Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen, zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden?
Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage.En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en
vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem.
En gij zijt getuigen van deze dingen.
En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man, deze ging tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus.
Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zei: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig.
En het voorhangsel des tempels scheurde midden door.
En Jezus, Zich tot haar kerende, zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen.
Maar Hij zweeg stil.
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon.
Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn.
En Hij zeide tot hen een gelijkenis, en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen.
En Hij zeide tot Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult.
Maar de engel antwoordende zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.
En ziet, een van degenen, die met Jezus waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af.
Daarna goot Hij water in het bekken, en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met den linnen doek, waarmede Hij omgord was.
Als nu Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, den melaatse, kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat.
In het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn Naam. En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen. Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten.
En riep uit met een grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws buiks!
En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?
En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende.
En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan.
Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest.
Handelingen 1:8: Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.
Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief ? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb.
Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij ? wetende, dat het de Heere was.
Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!
En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
Als het dan avond was, op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!
Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden?
Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft.
Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan.
Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen toeroepen en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend.
En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen en zei tot Hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.
Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertigvoud.
Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt, hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan de oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg.
Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zoekt. Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve.
Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.
En zij zeide: Ja, Heere ! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?
Als nu de overpriesters en Schriftgeleerden zagen de wonderheden, die Hij deed, en de kinderen, roepende in den tempel, en zeggende: Hosanna den Zone Davids ! namen zij dat zeer kwalijk.
Maar wat dunkt u? Een mens had twee zonen, en gaande tot den eersten, zeide: Zoon! ga heen, werk heden in mijn wijngaard. Doch hij antwoordde en zeide: Ik wil niet.
Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden.
Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen namen, en gingen uit, den bruidegom tegemoet.
En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen.