Bijbellezing (1): 1 Petrus 1:1-2
Petrus, een apostel van JEZUS CHRISTUS, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galátië, Cappadócië, Azië en Bithynië.
Petrus, een apostel van JEZUS CHRISTUS, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galátië, Cappadócië, Azië en Bithynië.
Preek: Des HEEREN paschaExodus 12:11 Aldus nu zult gij het eten: uw lendenen zullen opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; en gij zult het met haast eten; het is des HEEREN pascha. Ons…
Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen.
Zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die natmaakt, maar God Die den wasdom geeft.
En een zeker man, met name Ananías, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een have, en onttrok van den prijs, ook met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde dat aan de voeten der apostelen.
De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige. Bidt dan de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.
En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.
Toen u jonger was, gordde u uzelf, en wandelde waar u wilde; maar wanneer u zult oud geworden zijn, zo zult u uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen waar u niet wilt.
Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u
aan? Volg gij Mij.
Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat U Mij gegeven hebt om te doen.
En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!
En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben.
En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden.
Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.
En het geschiedde op den volgenden dag, dat Hij ging naar een stad, genaamd Naïn, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen en een grote schare. En als Hij de poort der stad genaakte, ziedaar, een dode werd uitgedragen
Maar een der krijgsknechten doorstak Zijn zijde met een speer, en terstond kwam er bloed en water uit.
Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
Jezus nu, ziende Zijn moeder, en de discipel dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder.
Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt.
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De haan zal niet kraaien, totdat gij Mij driemaal verloochend zult hebben.
Hij dan kwam tot Simon Petrus, en die zeide tot Hem: Heere, zult Gij mij de voeten wassen? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan.
En als de dag van het Pinkster feest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest.
Alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde.
Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.
En wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe.
Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn.
Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
En Jezus nam de broden, en gedankt hebbende deelde Hij ze den discipelen, en de discipelen dengenen die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden.
Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods.
Niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes
Preek over Zondag 48 van de Heidelbergse Catechismus, in verband gebracht met het wonder van talen, vanuit Genesis 11 en Handelingen 2:5-11.
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?
En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen en tezamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel geld, en zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, als wij sliepen.
Maar de engel antwoordende zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. Hij is hier niet; want Hij is opgestaan,
ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI ! dat is: Mijn God ! Mijn God ! Waarom hebt Gij Mij verlaten!
En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden.
En al het volk antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.
En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het en gaf het den discipelen en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.
En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
Terwijl hij nog sprak, zie, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en zie, een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelke Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem.
Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams | Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig.
Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
Toen kwam Jezus van Galiléa naar de Jordaan tot Johannes, om van hem gedoopt te worden.
En daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad genaamd Nazareth; opdat vervuld zou worden wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazaréner zal geheten worden.