Het suizen van een zachte stilte – 1 Koningen 19

17/september/2025

Bijzondere Diensten: Voorbereiding

Bijbelboeken: 1 Koningen

Preek over: Het suizen van een zachte stilte
1 Koningen 19:11-12: En zie, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind scheurende de bergen en brekende de steenrotsen voor den HEERE heen. En daarna het suizen van een zachte stilte.
Bijbelgedeelte 1 Koningen 19: Het suizen van een zachte stilte
1 En Achab zeide Izébel aan al wat Elía gedaan had, en allen die hij gedood had, te weten al de profeten, met het zwaard.
2 Toen zond Izébel een bode tot Elía om te zeggen: Zo doen mij de goden en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen als de ziel van hunlieder een.
3 Toen hij dat zag, maakte hij zich op en ging heen om zijns levens wil, en kwam te Berséba, dat in Juda is, en liet zijn jongen aldaar.
4 Maar hij zelf ging heen in de woestijn een dagreis, en kwam en zat onder een jeneverboom, en bad dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.

5 En hij legde zich neder en sliep onder een jeneverboom; en zie, toen roerde hem een engel aan en zeide tot hem: Sta op, eet.
6 En hij zag om, en zie, aan zijn hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken, en een fles met water; alzo at hij en dronk, en legde zich wederom neder.
7 En de engel des HEEREN kwam ten anderen male weder, en roerde hem aan en zeide: Sta op, eet, want de weg zou voor u te veel zijn.
8 Zo stond hij op, en at en dronk; en hij ging door de kracht derzelver spijze veertig dagen en veertig nachten, tot aan den berg Gods, Horeb.
9 En hij kwam aldaar in een spelonk en vernachtte aldaar; en zie, het woord des HEEREN geschiedde tot hem en zeide tot hem: Wat maakt gij hier, Elía?

10 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen, want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel om die weg te nemen.
11 En Hij zeide: Ga uit en sta op dezen berg voor het aangezicht des HEEREN. En zie, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind scheurende de bergen en brekende de steenrotsen voor den HEERE heen; doch de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving niet;
12 En na de aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte.

13 En het geschiedde als Elía dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel en uitging en stond in den ingang der spelonk. En zie, een stem kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elía?