Rijke dwaas, een gelijkenis – Lukas 12 – dankdag
Preek over: De rijke dwaas, een gelijkenis Lukas 12:16: Eens rijken mensen land had wel gedragen. God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? |
Rijke dwaas
Bijbelgedeelte Lukas 12: 15 En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed gelegen dat iemand leeft uit zijn goederen. 16 En Hij zeide tot hen een gelijkenis en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen; 17 En hij overlegde bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen? Want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. 18 En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas en deze mijn goederen; 19 En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren; neem rust, eet, drink, zijt vrolijk. 20 Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? 21 Alzo is het met dien die zichzelven schatten vergadert, en niet rijk is in God. 22 En Hij zeide tot Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult. 23 Het leven is meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding. 24 Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogels te boven! 25 Wie toch van u kan met bezorgd te zijn één el tot zijn lengte toedoen? 26 Indien gij dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen bezorgd? 27 Aanmerkt de leliën, hoe zij wassen: zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u: Ook Sálomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze. 28 Indien nu God het gras, dat heden op het veld is en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, hoeveel te meer u, gij kleingelovigen! 29 En gijlieden, vraagt niet wat gij eten of wat gij drinken zult, en weest niet wankelmoedig. 30 Want al deze dingen zoeken de volken der wereld; maar uw Vader weet dat gij deze dingen behoeft. 31 Maar zoekt het Koninkrijk Gods, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. |