| Preek over: Niet in één jaar, maar stap voor stap Exodus 23:30: Ik zal hen allengskens van uw aangezicht uitstoten, totdat gij gewassen zijt (in aantal toegenomen) en het land erft.  | 
| Bijbelgedeelte Exodus 23: Niet in één jaar, maar stap voor stap 20 Zie, Ik zend een Engel voor uw aangezicht, om u te behoeden op dezen weg, en om u te brengen tot de plaats die Ik bereid heb. 21 Hoed u voor Zijn aangezicht, en wees Zijn stem gehoorzaam, en verbitter Hem niet; want Hij zal ulieder overtredingen niet vergeven; want Mijn Naam is in het binnenste van Hem. 22 Maar zo gij Zijn stem naarstiglijk gehoorzaamt en doet al wat Ik spreken zal, zo zal Ik uwer vijanden vijand en uwer wederpartijders wederpartij zijn. 23 Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan en Hij zal u inbrengen tot de Amorieten en Hethieten en Ferezieten en Kanaänieten, Hevieten en Jebusieten; en Ik zal hen verdelgen. 24 Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen, ook zult gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel afbreken en hun opgerichte beelden gans vermorzelen. 25 En gij zult den HEERE uw God dienen, zo zal Hij uw brood en uw water zegenen; en Ik zal de krankheden uit het midden van u weren. 26 Er zal geen misdrachtige noch onvruchtbare in uw land zijn; Ik zal het getal uwer dagen vervullen. 27 Ik zal Mijn schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk tot dewelke gij komt, versaagd maken; en Ik zal maken dat al uw vijanden u den nek toekeren. 28 Ik zal ook horzels voor uw aangezicht zenden; die zullen van voor uw aangezicht uitstoten de Hevieten, de Kanaänieten en de Hethieten. 29 Ik zal hen in één jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het land niet woest worde en het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde. 30 Ik zal hen allengskens van uw aangezicht uitstoten, totdat gij gewassen zijt en het land erft. 31 En Ik zal uw landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in ulieder hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot. 32 Gij zult met hen noch met hun goden een verbond maken. 33 Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij hun goden dient, het zal u voorzeker tot een valstrik zijn.  | 
Zoekwoorden: Leiding, Regering, Geduld, Oefening, Lijdzaamheid
