| Preek over: Ezra bidt, een gebed voor zijn volk Ezra 9:15: Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld. |
| Bijbelgedeelte Ezra 9: Ezra bidt, een gebed voor zijn volk 10 En nu, wat zullen wij zeggen, o onze God, na dezen? Want wij hebben Uw geboden verlaten, 11 Die Gij geboden hadt door den dienst Uwer knechten, der profeten, zeggende: Het land waar gijlieden inkomt om dat te erven, is een vuil land, door de vuiligheid van de volken der landen, om hun gruwelen waarmede zij dat vervuld hebben, van het ene einde tot het andere einde, met hun onreinheid. 12 Zo zult gij nu uw dochters niet geven aan hun zonen en hun dochters niet nemen voor uw zonen, en zult hun vrede en hun best niet zoeken tot in eeuwigheid; opdat gij sterk wordt en het goede des lands eet, en uw kinderen doet erven tot in eeuwigheid. 13 En na alles wat over ons gekomen is om onze boze werken en om onze grote schuld, omdat Gij, o onze God, belet hebt dat wij niet ten onder zijn vanwege onze ongerechtigheid, en hebt ons een ontkoming gegeven als deze is; 14 Zullen wij nu wederkeren om Uw geboden te vernietigen en ons te verzwageren met de volken dezer gruwelen? Zoudt Gij niet tegen ons toornen tot verterens toe, dat er geen overblijfsel noch ontkoming zij? 15 O HEERE, God Israëls, Gij zijt rechtvaardig; want wij zijn overgelaten ter ontkoming, als het is te dezen dage. Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er is niemand die voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan, om zulks. |
