Bij Mij, van de Libanon af – Hooglied 4 – nabetrachting
Bij Mij van de Libanon af, o bruid, kom bij Mij van den Libanon af.
Nabetrachting preken na gehouden Heilig Avondmaal
Bij Mij van de Libanon af, o bruid, kom bij Mij van den Libanon af.
Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.
Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht.
Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi.
Maar nu, wie een buidel heeft, die neme hem, desgelijks ook een male; en die geen heeft, die verkope zijn kleed, en kope een zwaard. (…). En zij zeiden: Heere! zie hier twee zwaarden. En Hij zeide tot hen: Het is genoeg.
Toen hieven zij haar stem op en weenden wederom; en Orpa kuste haar schoonmoeder, maar Ruth kleefde haar aan.
Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.
Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet goed waren; en gij zult een walging van u zelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen.
Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste ! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.
Indien gij gesmaad wordt om de Naam van Christus, zo zijt gij zalig.
Zo ging hij (Elia) van daar en vond Elisa. (…) Daarna stond hij (Elisa) op, en volgde Elia na, en diende hem.
Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zei: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig.
Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.
Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus. Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem.
Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus; door Welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld.
En gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils. En zult te dienzelfden dage zeggen: Dankt den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken!
Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.
De HEERE zal het voor mij voleinden; Uw goedertierenheid, HEERE ! is in eeuwigheid; en laat niet varen de werken Uwer handen.