Hoogmoed is zonde – 1 Korinthe 4

Preek over: Hoogmoed en opgeblazenheid is zonde
1 Korinthe 4:7: Want wie onderscheidt u? En wat hebt u, dat gij niet hebt ontvangen? En zo u het ook ontvangen hebt, wat roemt u, alsof u het niet ontvangen had?

LEESPREEK

Bijbelgedeelte 1 Korinthe 4
1 Alzo houde ons een ieder mens als dienaars van Christus en uitdelers der verborgenheden Gods.
2 En voorts wordt in de uitdelers vereist dat elk getrouw bevonden worde.

Niet opgeblazen
3 Doch mij is voor het minst, dat ik van ulieden geoordeeld word, of van een menselijk oordeel; ja, ik oordeel ook mijzelven niet.
4 Want ik ben mijzelven van geen ding bewust, doch ik ben daardoor niet gerechtvaardigd; maar Die mij oordeelt, is de Heere.

5 Zo dan, oordeelt niets vóór den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren de raadslagen der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God.

Hoogmoed
6 En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis gepast om uwentwil, opdat gij aan ons zoudt leren niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander.

7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen hadt?
8 Alrede zijt gij verzadigd, alrede zijt gij rijk geworden, zonder ons hebt gij geheerst; en och, of gij heerstet, opdat ook wij met u heersen mochten!