Delila en de tempel van Dagon – Richteren 16 – Simson VII
Preek over: Simson en Delila, en tempel van Dagon Richteren 16:30: En Simson zeide: Mijn ziel sterve met de Filistijnen; en hij boog zich met kracht, en het huis viel op de vorsten, en op al het volk, dat daarin was. En de doden, die hij in zijn sterven gedood heeft, waren meer, dan die hij in zijn leven gedood had. |
Deel 7 van serie preken over Simson
PREEK
Gemeente, het gaat vanmorgen in de preek nog een keer over de richter Simson.
Het thema voor de preek is:
Het laatste van Gods kind en knecht Simson
We letten op twee aandachtspunten:
1. Simsons ondergang
2. Gods overwinning
Dus: het laatste van Gods kind en knecht Simson: zijn ondergang en Gods overwinning.
Als eerste:
1. Simsons ondergang
We lezen in Richteren 16:4: En het geschiedde daarna, dat hij (Simson) een vrouw lief kreeg, aan de beek Sorek (een plaats, waarschijnlijk vlakbij Zorah, het dorpje waar Simson opgegroeid is), welker naam was Delila.
Een nieuwe episode in het dramatische leven van Simson.
In Gaza viel hij in de zonde. Hier leeft hij in de zonde. Hij leeft met Delila, hij woont misschien wel met haar samen.
En zij speelt een nieuw spel met Hem: Simson! De Filistijnen over u! De Filistijnen zijn hier! (in vers 9, 12, 14 en 20).
En Simson speelt het spel mee. Eerst met zeven verse zelen, met zeven verse pezen van een boog (vers 7). Daarna met zeven nieuwe touwen (vers 11). En daarna laat hij zijn zeven haarlokken vlechten aan een weefgetouw.
Keer op keer nemen ze elkaar beet, als een spel van kat en muis: Delila Simson, en Simson Delila.
Maar, wat doet Simson ondertussen eigenlijk, jongens en meisjes?
Eigenlijk wil hij twee dingen tegelijkertijd. Hij wil nazireeër blijven en dus verklapt hij het geheim van zijn lange haren niet. Maar hij wil tegelijkertijd ook het plezier van de zonde met Delila.
Hij wil van twee walletjes eten! En ondertussen speelt hij met het gevaar van de zonde. Hij heeft helemaal geen oog voor het gevaar van de zonde. Had hij maar geluisterd naar de (latere) waarschuwing van Salomo: Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put (Spreuken 23:27).
Met andere woorden: pas op! Als je erin valt, dan kom je er op eigen kracht niet meer uit!
Na drie keer is Delila het zat. De vorsten van de Filistijnen hebben haar (maar dat weet Simson niet) namelijk een prijs beloofd.
Kijk maar in vers 5: als jij, Delila, ons kan vertellen waar zijn verborgen kracht in zit, zodat we hem kunnen overmeesteren, dan krijg je van elk van ons elf honderd zilverlingen. Dus de totale prijs is: vijfmaal (want er zijn vijf Filistijnse vorsten), vijfmaal elfhonderd zilverlingen, totaal dus vijfenhalfduizend zilverlingen.
Nu moet je weten: één zilverling, één sikkel was het loon wat een werknemer kreeg voor vier dagen werken. Vijfenhalfduizend zilverlingen is dus omgerekend naar onze tijd een paar miljoen euro!
Delila ziet het zilver al blinken. Zoals Judas het zilver zag blinken. Alleen… de waarde van zijn Meester, de waarde van de Zaligmaker der wereld, werd slechts geschat op dertig zilverlingen. Geen vijfenhalfduizend, maar slechts dertig zilverlingen.
O, wee ons, dat we de door God gezonden Zaligmaker zo laag geschat hebben! We zagen in Hem geen gedaante, noch heerlijkheid (Jesaja 53:2).
Na drie mislukkelingen voert Delila de druk verder op. Want het zilvergeld lonkt…
Kijk maar in vers 15: ‘Simson, je houdt niet van me. Je spot met me.’
In vers 16 staat: ze perst hem, ze dwingt hem met woorden, ze valt hem moeilijk, zo zelfs dat Simson heel erg verdrietig wordt, er staat letterlijk: tot stervens toe.
Hij komt bij zijn vriendin (zeker, hij leeft in de zonde, maar), hij komt bij zijn vriendin voor gezelligheid en plezier. Maar de sfeer is totaal verziekt. En hij kan er niet meer tegen. Hij ziet het niet meer zitten.
En vooral: hij zit volledig klem. Want hij moet kiezen: zijn geheim of Delila, God of de zonde.
En nog denkt hij, dat hij het wel redden zal…
Maar op het laatst, vertelt hij haar alles. We lezen in vers 17: Zo verklaarde hij haar zijn ganse, en zeide tot haar: Er is nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een Nazireeër Gods van mijn moeders buik af; indien ik geschoren werd, zo zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou zwak worden, en wezen als alle de mensen.
Nu gaat het fout! Delila zorgt dat ze eerst haar geld binnenkrijgt (vers 18).
En dan, dan slaapt Simson weer bij deze vreemde vrouw, maar terwijl hij slaapt, laat Delila zijn zeven haarlokken, de zeven strengen van zijn lange haar afknippen (vers 19).
En dan is het spel definitief gespeeld: Simson, de Filistijnen over u! (vers 20)
Simson wordt wakker. Hij denkt dat hij zal opstaan als altijd, maar hij weet niet wat er ondertussen gebeurd is.
Kijk maar in vers 20: En zij zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte uit zijn slaap, en zeide: Ik zal ditmaal uitgaan, als op andere malen, en mij uitschudden; want hij wist niet, dat de HEERE van hem geweken was.
Hij is zijn haar kwijt… Nee! Hij is zijn kracht kwijt… Nee!
Het is nog veel erger: hij is de Heere kwijt. En dus is hij een weerloze prooi voor de Filistijnen, die gelijk zijn ogen uitsteken, die hem gelijk binden met koperen ketenen en meenemen naar de gevangenis in Gaza.
En daar laten ze hem als een dier rondlopen, om een molensteen in gang te zetten om koren te malen.
Het is definitief donker in het leven van Simson. Zijn ogen zien het licht van de zon niet meer. Hij was (dat is de betekenis van de naam Simson) een zonnekind. Maar nu is het donker. Maar het is vooral geestelijk donker, want de Heere is van Hem geweken.
Voordat ik verder ga met het gedeelte dat ik vanmorgen vooral met u willen overdenken, nog even deze vraag: Wat is de boodschap van dit gedeelte? Wat is de boodschap van de geschiedenis van Simsons val in het huis van Delila?
Het was voor Israël en het is voor ons vooral een spiegel! Simson heeft van de Heere heel veel zegen gekregen. Maar hij vergeet de Heere en is alleen maar bezig met zijn eigen plezier. En… (en nu komt het!), en hij is zich niet bewust van het gevaar, hij is zich niet bewust van zijn werkelijke toestand.
Het is zoals Hosea zegt: Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet; ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt het niet (Hosea 7:9).
Hij denkt, dat alles goed met hem is, hij denkt dat alles prima gaat, hij denkt dat hij zich best zal redden. Want, als het nodig is, dan zal God er wel zijn om hem te redden en te bewaren! Het doet denken aan wat de profeet Jeremia zegt: Zij keren Mij (zegt de Heere) de nek toe, en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons (Jeremia 2:27).
Dat is Simson: hij staat op, ‘verlos me, Heere!’ Maar de Heere is geweken.
Er waren mensen in Israël, er zijn kerken in Nederland (en het is een spiegel voor ons) die denken dat nooit boven de deur van hun kerkgebouw geschreven kan worden: I kabod!, de eer is weggenomen, de heerlijkheid des Heeren is geweken (1 Samuel 4:21).
De kerk zat nog wel vol, maar zij wisten niet dat de Heere van hen geweken was.
Het is een indringende waarschuwing, persoonlijk, maar ook voor ons als kerkenraad en gemeente.
Maar ik moet niet in de eerste plaats de beschuldigende vinger naar u als gemeente wijzen. Dit begon in Israël altijd bij de priesters, bij de ambtsdragers. Het begon, in de tijd van de hogepriester Eli, met de priesters Hofni en Pinehas. En hier en op zoveel andere plaatsen zijn het de ambtsdragers met wie het begint!
Als we leven in de zonde, als we onze roeping verwaarlozen, als we onze eerste liefde verlaten en alleen maar bezig zijn met onze eigen dingen, als we de vermaning van het Woord voor onszelf terzijde leggen, dan kan de Heere ongemerkt verdwijnen! Zelfs, net als bij Simson, zonder dat wij het merken! En als we het merken, dan is het net als bij Simson, te laat!
I-kabod!, de eer is weggenomen, de heerlijkheid des Heeren is geweken…
De Filistijnen brengen Simson naar Gaza. Ze brengen hem naar de stad waar hij eerder de poort van had weggedragen. Daar wordt hij in de gevangenis gegooid.
We zijn aangekomen bij ons tweede aandachtspunt:
Verder lezen: Lees PDF