Liefgehad tot het einde – Johannes 13 – voorbereiding

Preek over Johannes 13, inleidende woorden voor het laatste pascha:
Jezus heeft de Zijnen die in de wereld waren, liefgehad, Hij heeft hen liefgehad tot het einde.

Tekst preek

Johannes 13:1: Alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde.

Bijbelgedeelte

Johannes 13:1-17: 1 En vóór het feest van het pascha, Jezus wetende dat Zijn ure gekomen was, dat Hij uit deze wereld zou overgaan tot den Vader, alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde.
2 En als het avondmaal gedaan was (toen nu de duivel in het hart van Judas, Simons zoon, Iskáriot, gegeven had dat hij Hem verraden zou),
3 Jezus, wetende dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heen ging,

4 Stond op van het avondmaal, en legde Zijn klederen af, en nemende een linnen doek, omgordde Zichzelven.
5 Daarna goot Hij water in het bekken, en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met den linnen doek waarmede Hij omgord was.
6 Hij dan kwam tot Simon Petrus, en die zeide tot Hem: Heere, zult Gij mij de voeten wassen?
7 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan.

8 Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid. Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet was, gij hebt geen deel met Mij.
9 Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd.
10 Jezus zeide tot hem: Die gewassen is, heeft niet van node dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen.

11 Want Hij wist wie Hem verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein.
12 Als Hij dan hun voeten gewassen en Zijn klederen genomen had, zat Hij wederom aan, en zeide tot hen: Verstaat gij wat Ik ulieden gedaan heb?
13 Gij heet Mij Meester en Heere, en gij zegt wel, want Ik ben het.
14 Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig elkanders voeten te wassen.

15 Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet.
16 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer, noch een gezant meerder dan die hem gezonden heeft.
17 Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij zo gij dezelve doet.
18 Ik zeg niet van u allen; Ik weet welke Ik uitverkoren heb; maar dit geschiedt opdat de Schrift vervuld worde: Die met Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzene opgeheven.

19 Van nu zeg Ik het ulieden, eer het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt dat Ik het ben.
20 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo Ik iemand zend, wie dien ontvangt, die ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, die ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft.

21 Jezus deze dingen gezegd hebbende, werd ontroerd in den geest, en betuigde en zeide: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, dat een van ulieden Mij zal verraden.
22 De discipelen dan zagen op elkander, twijfelende van wien Hij dat zeide.
23 En een van Zijn discipelen was aanzittende in den schoot van Jezus, welken Jezus liefhad.

24 Simon Petrus dan wenkte dezen, dat hij vragen zou wie hij toch was van welken Hij dit zeide.
25 En deze vallende op de borst van Jezus, zeide tot Hem: Heere, wie is het?
26 Jezus antwoordde: Deze is het, dien Ik de bete, als Ik ze ingedoopt heb, geven zal. En als Hij de bete ingedoopt had, gaf Hij ze Judas, Simons zoon, Iskáriot.

27 En na de bete, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doet, doe het haastelijk.
28 En dit verstond niemand dergenen die aanzaten, waartoe Hij hem dat zeide.
29 Want sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had, dat hem Jezus zeide: Koop hetgeen wij van node hebben tot het feest; of, dat hij den armen wat geven zou.
30 Hij dan de bete genomen hebbende, ging terstond uit. En het was nacht.

Video preek

Video preek: Liefgehad tot het einde

Audio preek

Citaat Spurgeon

Dit feit is in werkelijkheid een belofte, want wat onze Heere was, dat is Hij; en wat Hij was voor hen, met wie Hij op aarde leefde, dat zal Hij zijn voor al zijn beminden, zolang de maan bestaat.

“Liefgehad”: dat was het wonder! Dat Hij ooit mensen heeft kunnen liefhebben is in het algemeen al een wonder. Wat was er in zijn arme discipelen, waarom Hij hen zou liefhebben? Wat is er in mij? Maar wanneer Hij eenmaal is begonnen lief te hebben, dan is het zijn aard daarmee voort te gaan. Liefde maakt de heiligen tot “de zijnen” welk een uitnemende titel!

Hij kocht hen met bloed en zij werden zijn schat. Omdat zij de zijnen zijn, zal Hij hen niet verliezen. Omdat zij zijn beminden zijn, zal Hij niet ophouden hen lief te hebben. Mijn ziel, Hij zal niet ophouden u lief te hebben! De tekst zegt het goed, wanneer er staat: “tot het einde”. Zelfs tot aan zijn dood regeerde de hartstochtelijke alles overheersende liefde, tot de zijnen, in Zijn heilig hart.

Het betekent ook: “tot het uiterste”. Hij kon het niet méér liefhebben: Hij gaf zichzelf voor hen. Sommigen lezen: “tot de volmaaktheid”. Hij schonk hun inderdaad kwistig een volmaakte liefde, waarin geen onvolkomenheid, geen gebrek, geen onverstand, geen onbetrouwbaarheid, en geen terughoudendheid aanwezig was. Zódanig is de liefde van Jezus tot een ieder van zijn volk. Laten wij voor onze Geliefde een lied zingen.