Zacheüs, de tollenaar
Preek over: Zacheüs, de tollenaar Lukas 19:5: En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: Zacheüs ! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven. |
Inhoudsopgave
Samenvatting Preek: Jezus zoekt Zacheüs (Lukas 19:1-10)
1. Wat is de gevaarlijke toestand van de onbekeerde mens en wat is de enige weg tot verlossing?
Vraag: De preek begint met een directe waarschuwing aan de onbekeerden. Hoe wordt hun huidige toestand omschreven, en wat is de absolute zekerheid die de Bijbel biedt voor het uitwissen van hun zonden?
Antwoord: De toestand van de onbekeerde mens wordt als zeer gevaarlijk beschreven: zij zijn alleen op de wereld, zonder God, verloren, en leven onder de toorn van God. Er is slechts “één voetstap tussen u en uw eeuwige ondergang in de hel.” De waarschuwing is dat de meesten ondanks dit gevaar “rustig doorleven.”
De enige weg tot verlossing is Jezus Christus. De preek citeert 1 Johannes 1:7: “Het bloed van Jezus Christus, Gods zoon, reinigt van alle zonde.” En 1 Johannes 1:9 stelt dat als wij onze zonden belijden, God getrouw en rechtvaardig is om die te vergeven en ons te reinigen. Dit betekent dat het verloren leven en het schuldige verleden voor altijd uitgewist kan worden, maar alleen door het volbrachte werk van Christus.
2. Wat is de fundamentele vergissing die de meeste mensen maken over de manier om tot Christus te komen?
Vraag: De preek stelt dat veel mensen zich vergissen in de manier waarop God zonden vergeeft en barmhartigheid schenkt. Wat is deze denkfout, en wat is de werkelijke, radicale vraag van het Evangelie?
Antwoord: De denkfout is dat men meent dat men eerst iets moet presteren voordat men welkom is. Men denkt: “Ik moet eerst de diepte van mijn berouw tonen, ik moet eerst wekenlang geworsteld hebben in het gebed en tot veel tranen bewogen zijn.” De preek verwerpt dit als een excuus dat leidt tot passiviteit (“Helaas, zover is het bij mij nooit gekomen”).
De grote vraag van het Evangelie is niet: “Wilt u eerst uw hart en leven verbeteren, en dan, zo, tot Christus komen?” maar: “Wilt u Christus hebben, om al die dingen voor u te doen?” De oproep is om met alle gebreken, ongeloof, hardheid, koudheid en blindheid tot Hem te komen, zodat Hij zelf deze dingen kan bewerken: Wilt u uw hart laten breken? Kom dan tot Christus! Wilt u breken met uw zonden? Kom dan tot Christus! Dit benadrukt dat genade vrij is en dat niets van de mens bij het volbrachte werk van Christus mag komen. De zondaar is welkom “zoals je bent en zoals u altijd geweest bent.”
3. Wie is Zacheüs, en wat maakte zijn nieuwsgierigheid naar Jezus zo bijzonder en complex?
Vraag: Zacheüs wordt in de preek omschreven als een ‘verloren mens’. Wat waren zijn maatschappelijke en financiële kenmerken, en welke specifieke elementen leidden tot zijn nieuwsgierigheid om Jezus te zien?
Antwoord: Zacheüs was de directeur van het belastingkantoor (hoofd der tollenaars) in Jericho. Tollenaars inden belasting voor de Romeinen en waren gehaat omdat ze door bedrog en intimidatie extra geld (winst) voor zichzelf ontvreemdden. Zacheüs was dan ook rijk.
Zijn nieuwsgierigheid (“Hij zocht Jezus te zien, wie Hij was”) was bijzonder vanwege diverse, elkaar tegensprekende signalen die hij over Jezus had opgevangen:
- Jezus had recent een blinde bedelaar genezen, wat leidde tot publieke eer aan God.
- Jezus noemde tollenaars in het openbaar in één adem met zondaars, maar riep hen tegelijkertijd vriendelijk tot bekering.
- Jezus had aan tafel gezeten met tollenaars, zoals Mattheüs (een eerdere collega).
- Tollenaars en zondaars toonden een bijzondere interesse om naar Jezus te luisteren, en hadden gelijkenissen over de verloren zoon gehoord.
- Een tollenaar, Mattheüs, had zijn beroep vaarwel gezegd en Jezus gevolgd, wat tot bekering leidde.
- Jezus vertelde een gelijkenis waarin de tollenaar gerechtvaardigd naar huis ging, in tegenstelling tot de Farizeeër.
Al deze feiten raakten hem, waardoor hij, de rijke directeur, Hem “weleens van dichtbij wilde zien.”
4. Wat zijn de twee belangrijkste moeilijkheden die Zacheüs in de boom probeert te omzeilen, en welke geestelijke betekenis hebben deze obstakels?
Vraag: Zacheüs komt twee fysieke obstakels tegen in zijn poging om Jezus te zien. Welke zijn dit, en hoe worden deze obstakels in de preek uitgelegd als universele geestelijke moeilijkheden op de weg naar Christus?
Antwoord: De moeilijkheden die Zacheüs ondervindt, zijn:
- De schare (de menigte mensen): Hij kon Jezus niet zien vanwege de mensenmassa, die hem bovendien met de nek aankeek (“Dief! Gemenerd!”). Dit symboliseert het probleem van andere mensen die door hun oordeel of verkeerde opmerkingen (“De Heere Jezus? Die is niet voor jou, daar ben jij veel te slecht voor…”) het zicht op Christus belemmeren.
- Zijn kleine gestalte: Zacheüs was “klein van persoon.” Dit is het grootste probleem, want het symboliseert de mens die last heeft van zichzelf. De gedachte is: “Als ik nu groter was, als ik beter was, als ik minder zonden had…”
De preek trekt de conclusie dat de mens “te klein is om Jezus te zien. En u bent te groot om voor Hem te buigen.” De vijgenboom is Zacheüs’ “laatste redmiddel,” waar hij hoopt anoniem (“niemand ziet hem hier”) en vanuit een hoger standpunt op Jezus neer te kijken. De preek benadrukt dat mensen hun gebreken niet eerst zelf moeten oplossen, maar met al hun gebreken welkom zijn aan Zijn voeten.
5. Welk wonderbaarlijk aspect zit er in Jezus’ blik (“Opwaarts ziende”), en wat is het effect daarvan op Zacheüs?
Vraag: Op welk moment stopt Jezus, en wat maakt Zijn blik zo buitengewoon en transformerend voor Zacheüs en de toehoorder?
Antwoord: Het wonderbare gebeurt wanneer Jezus precies onder de boom stilstaat en “Opwaarts ziende” (omhoog kijkend) Zacheüs ziet. Het was logisch geweest als Jezus, Die alles weet en ziet, Zacheüs in de boom zou negeren (“Lekker laten zitten!”), maar Hij komt juist naar hem toe. Dit toont een wonder van eenzijdige liefde en bewogenheid, aangezien Zacheüs Hem nooit had gezocht.
De blik van Jezus is doordringend; hij kijkt dwars door Zacheüs heen, zowel aan de buitenkant als in zijn zondige hart. Dit wordt de ontmaskerende blik genoemd, die overtuigt van zonde: “Ik zie je, Ik ken je, door en door.” Door Zijn allesdoordringende blik, die “licht geeft in hun ogen en in hun harten,” wordt de nieuwsgierigheid in één klap diepgaande overtuiging: Zacheüs ziet plotseling zijn zonden en schrikt. De blik van Jezus brengt de zondaar tot een onvermijdelijke confrontatie met zijn eigen verlorenheid.
6. Welke drie kenmerken van de roep bevatten Jezus’ woorden: “Zacheüs! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven”?
Vraag: Jezus’ roep is niet vrijblijvend, maar vol van kracht en majesteit. Wat zijn de drie kernelementen in deze uitnodiging en welk effect heeft dit op Zacheüs?
Antwoord: Jezus’ roep heeft de volgende drie kenmerken:
- Persoonlijk en Ontmaskerend: Hij roept hem bij zijn naam, “Zacheüs!” De naam betekent ‘zuiver’ of ‘onschuldig’, wat juist pijnlijk contrasteert met wie hij is (de bedrieglijke tollenaar). Zacheüs voelt: “Hij kijkt dwars door me heen en weet alle dingen.”
- Vol Goddelijke Kracht en Majesteit: De stem van Jezus is zo krachtig dat zij Zacheüs als het ware van zijn tak trekt, “naar beneden tot voor Zijn voeten.” Dit verbreekt de trots en hoogmoed van Zacheüs. Het is een demonstratie van Christus’ macht om de mens, ondanks alle tegenstand, tot Hem te trekken (“Ik zal ze tot Mij trekken!”).
- Dringt tot Grote Haast: Het bevel “haast u, en kom af!” laat geen ruimte voor aarzeling. Het is een roep om zonder uitstel de trots en het verzet te laten varen en als een “arme zondaar” voor de alwetende God te staan.
De roep eindigt met de goddelijke noodzaak: “Ik moet heden in uw huis blijven.” Dit is geen vraag, maar een zelfuitnodiging uit liefde, waarmee Jezus Zijn gewilligheid toont om de zondaar in zijn eigen, door zonde vervuilde omgeving op te zoeken om zaligheid te brengen.
7. Hoe wordt de roeping van Zacheüs in de preek uitgelegd aan de hand van de drie ambten van Christus (Profeet, Priester en Koning)?
Vraag: De preek relateert de gebeurtenissen in Lukas 19 aan de drie ambten die Christus bekleedt. Hoe komen Zijn ambt van Profeet, Priester en Koning tot uiting in het werk dat Hij voor Zacheüs verricht?
Antwoord: De drie ambten van Christus worden als volgt zichtbaar:
- Profeet (Die spreekt en roept): Dit komt tot uiting in de krachtige roep en het bevel “Ik moet er zijn, en Ik moet en wil er blijven ook!” Dit “Ik moet” komt voort uit Gods plan en Zijn eenzijdige liefde (“Mijn Naam is Immanuel: God met ons, Ik met u”). Christus spreekt tot het hart en overtuigt met macht en gezag.
- Priester (Die offert en Middelaar is): Dit wordt zichtbaar in de murmuring van de mensen (“Hij is tot een zondige man ingegaan, om te herbergen”). De menigte moppert en spot met Jezus omdat Hij Zich zo vernedert en met een “witteboordencrimineel” meegaat. Jezus draagt de spot in Zacheüs’ plaats; Hij, de Onschuldige, wordt gerekend met de misdadiger. Hij draagt de misdaden en wil met de zondaar dichtbij zijn: “Nooit was Hij welkom bij u. Maar u bent welkom bij Hem.”
- Koning (Die regeert en bezit neemt): Dit gebeurt wanneer Jezus het huis van Zacheüs binnengaat. Hij stapt binnen als de nieuwe Eigenaar en de Baas van het tolhuis, dat vol ligt met valse rekeningen en bewijzen van zonde. De Koning brengt zaligheid door de genadige ruil (mijn schuld voor Zijn genade, mijn zonden voor Zijn gerechtigheid) te bewerkstelligen.
8. Welke radicale verandering treedt op in het hart van Zacheüs, en welke ‘ruil’ vindt er plaats in zijn huis?
Vraag: De preek beschrijft het moment dat Jezus Zacheüs’ huis binnengaat als een intieme en transformerende gebeurtenis. Wat is de innerlijke reactie van Zacheüs en wat wordt de uitkomst van de “genadige ruil”?
Antwoord: Zodra Jezus en Zacheüs het tolhuis binnengaan, vindt daar een persoonlijke en intieme ontmoeting plaats (“Niemand is erbij”). Zacheüs mag eerlijk alles laten zien wat in zijn huis en in zijn hart is. Dit is het moment dat de Koning de genadige ruil bewerkstelligt:
- Zacheüs ziet, onder vier ogen, wie hij zelf is (slecht en zondig).
- Zacheüs ziet wie Hij is en wil zijn voor zo’n slecht mens (Profeet, Priester en Koning). De ruil is: “mijn schuld voor Zijn genade, mijn zonden voor Zijn gerechtigheid.”
De innerlijke reactie van Zacheüs is een overweldigende vreugde: “Hij ontving Hem met blijdschap” (vers 6). Het gevolg is een volledige ommekeer, waarbij in vers 9 wordt uitgesproken: “Heden is dezen huize zaligheid geschiedt.” Zacheüs heeft zaligheid gekregen, omdat Christus is gekomen “om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was” (vers 10).
9. Welke dubbele transformatie in de benamingen van Jezus en Zacheüs benadrukt het doel van het Evangelie?
Vraag: Op de laatste pagina van de preek worden twee belangrijke veranderingen in de benamingen van de hoofdpersonen genoemd. Welke zijn deze, en hoe bevestigen ze de missionaire essentie van het verhaal?
Antwoord: Aan het begin van de geschiedenis noemt men Hem gewoon ‘Jezus’ en de tollenaar heet ‘Zacheüs’. Aan het einde van de geschiedenis zijn deze namen getransformeerd:
- Jezus noemt Zichzelf nu ‘de Zoon des mensen’, wat de Messias, de Middelaar, de Verlosser en de Zaligmaker betekent.
- Zacheüs heet nu ‘een verloren mens’.
Deze transformatie bevestigt de missionaire essentie van het Evangelie. De Zoon des mensen is gekomen om juist diegene te zoeken en zalig te maken die verloren was. De preek besluit dat, omdat Zacheüs (de verloren zondaar) zalig werd, dit betekent dat de zaligheid voor iedereen mogelijk is: “Daarom, gemeente, kunt u allemaal zalig worden. De Heere kan en wil het doen.”
10. Wat is het grote gevaar voor de toeschouwer die Jezus ziet en hoort maar niet tot Hem komt?
Vraag: De preek waarschuwt dat het zien en horen van Jezus niet genoeg is. Wat is het “grote gevaar” voor degenen die in hun ‘bank’ of ‘boom’ blijven zitten, en hoe wordt dit gerelateerd aan het oordeel over de hoogmoedige?
Antwoord: Het grote gevaar is dat men Jezus “heel vaak voorbij zag gaan” (uit hun boom of uit hun bank) en Zijn woorden hoorde, maar dat deze woorden en liefde de persoon nooit aan Zijn voeten hebben gebracht. Velen zagen Jezus voorbijgaan, maar slechts één (de tollenaar) kwam aan Zijn voeten.
Degenen die wel netjes “in de voorste rij meeliepen” (de zelfgerechten) ergerden zich verschrikkelijk aan de genade voor de tollenaar. Zij dachten dat zíj uitverkoren moesten zijn. De preek waarschuwt: “Zolang u zo slecht niet wilt zijn, gaat Jezus… aan u voorbij.” De Heere Jezus zoekt en redt juist de verloren zondaars; als men Zijn noodzaak niet erkent, en niet wil buigen als een tollenaar, dan ontvangt men de zaligheid niet. Het gevaar is dat men zichzelf een oordeel eet en drinkt door Jezus te zien en te horen zonder tot Hem te komen. De oproep is: “Kom dan, haast u, zondaars tot Jezus! Want wie tot Hem komt zal Hij geenszins uitwerpen.”