Andreas, hij leidde hem tot Jezus – Johannes 1 – bevestiging
Preek over: Andreas, hij leidde hem tot Jezus Johannes 1:41: Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn broeder Simon. En hij leidde hem tot Jezus. |
ALLEEN BEELD EN GELUID
Andreas, hij leidde hem tot Jezus
Bijbelgedeelte Johannes 1 35 Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen. 36 En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Zie, het Lam Gods. 37 En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus. 38 En Jezus Zich omkerende en ziende hen volgen, zeide tot hen: 39 Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester), waar woont Gij? 40 Hij zeide tot hen: Komt en ziet. Zij kwamen en zagen waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure. 41 Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. 42 Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messías, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus. 43 En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus hem aanziende zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jona; gij zult genaamd worden Céfas, hetwelk overgezet wordt: Petrus. 44 Des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galiléa, en vond Filippus en zeide tot hem: Volg Mij. 45 Filippus nu was van Bethsáïda, uit de stad van Andréas en Petrus. 46 Filippus vond Nathánaël en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden van Welken Mozes in de Wet geschreven heeft, en de Profeten, namelijk Jezus, den Zoon van Jozef, van Nazareth. 47 En Nathánaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. 48 Jezus zag Nathánaël tot Zich komen, en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is. 49 Nathánaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgenboom waart, zag Ik u. 50 Nathánaël antwoordde en zeide tot Hem: Rabbi, Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls. 51 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder den vijgenboom, zo gelooft gij; gij zult groter dingen zien dan deze. 52 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des mensen. |