Jonge leeuwen of de Heere zoeken – Psalm 34 – biddag

Preek over: Jonge leeuwen en zoekers
Psalm 34:11: De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.

LEESPREEK

Bijbelgedeelte Psalm 34
1 Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimélech, die hem wegjoeg, dat hij doorging.
Aleph. Ik zal den HEERE loven te allen tijde; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.

Beth. Mijn ziel zal zich roemen in den HEERE; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn.
Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam tezamen verhogen.
Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.
He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.

Zain. Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.
Cheth. De engel des HEEREN legert zich rondom degenen die Hem vrezen, en rukt hen uit.
Teth. Smaakt en ziet dat de HEERE goed is; welgelukzalig is de man die op Hem betrouwt.
10 Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen; want die Hem vrezen, hebben geen gebrek.

11 Caph. De jonge leeuwen lijden armoede en hongeren, maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek van enig goed.
12 Lamed. Komt, gij kinderen, hoort naar mij; ik zal u des HEEREN vreze leren.
13 Mem. Wie is de man die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft om het goede te zien?

14 Nun. Bewaar uw tong van het kwade, en uw lippen van bedrog te spreken.
15 Samech. Wijk af van het kwade en doe het goede; zoek den vrede en jaag hem na.
16 Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep.
17 Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.

18 Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort; en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.
19 Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, en Hij behoudt de verslagenen van geest.
20 Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit die alle redt hem de HEERE.

21 Schin. Hij bewaart al zijn beenderen; niet één van die wordt gebroken.
22 Thau. De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden.
23 De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden.