De Naam des Heeren aanroepen – Handelingen 2
Preek over: De Naam des Heeren aanroepen Handelingen 2:21: En het zal zijn, dat een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. |
De Naam des Heeren aanroepen
Bijbelgedeelte Handelingen 2 14 Maar Petrus staande met de elve, verhief zijn stem en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan. 15 Want dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde ure van den dag. 16 Maar dit is het wat gesproken is door den profeet Joël: 17 En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen. 18 En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren. 19 En Ik zal wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp. 20 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt. 21 En het zal zijn dat een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. 22 Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazaréner, een Man van God onder ulieden betoond door krachten en wonderen en tekenen, die God door Hem gedaan heeft in het midden van u, gelijk ook gij zelven weet; 23 Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; 24 Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden. 25 Want David zegt van Hem: Ik zag den Heere allen tijd voor Mij; want Hij is aan Mijn rechterhand, opdat Ik niet bewogen worde. 26 Daarom is Mijn hart verblijd, en Mijn tong verheugt zich; ja, ook Mijn vlees zal rusten in hope; 27 Want Gij zult Mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige overgeven om verderving te zien. 28 Gij hebt Mij de wegen des levens bekendgemaakt; Gij zult Mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht. |