Niemand kan tot Mij komen, tenzij – Johannes 6

Preek over: Niemand kan tot Mij komen, tenzij
Johannes 6:44: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke.

LEESPREEK

Bijbelgedeelte Johannes 6
37 Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
38 Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen Die Mij gezonden heeft.
39 En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage.

40 En dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
41 De Joden dan murmureerden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het Brood Dat uit den hemel nedergedaald is.
42 En zij zeiden: Is Deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald?

43 Jezus antwoordde dan en zeide tot hen: Murmureert niet onder elkander.
44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
45 Er is geschreven in de Profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.

46 Niet dat iemand den Vader gezien heeft dan Die van God is; Deze heeft den Vader gezien.
47 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
48 Ik ben het Brood des levens.
49 Uw vaders hebben het manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven.

50 Dit is het Brood Dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete en niet sterve.
51 Ik ben het levende Brood Dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld.