Geheel zijt gij schoon – Hooglied 4 – HA

Preek over: Geheel zijt gij schoon
Korte preek voor bediening Heilig Avondmaal over Hooglied 4:1-7: Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u.

Bijbelgedeelte Hooglied 4
1 Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin, zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duivenogen tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten die het gras van den berg Gileads afscheren.
2 Uw tanden zijn als een kudde schapen die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die altezamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos.

3 Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is lieflijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten.
4 Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden.

5 Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de leliën weiden.
6 Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg en tot den wierookheuvel.

7 Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u.
8 Bij Mij van den Libanon af, o bruid, kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top van Amána, van den top van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden.

9 Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid; gij hebt Mij het hart genomen met één van uw ogen, met één keten van uw hals.
10 Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! Hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn, en de reuk uwer oliën dan alle specerijen!