Simson, roeping en verleiding – Richteren 13-14 – Simson II
Preek over Simson: roeping en verleiding Richteren 13-14: Maar zijn vader zeide tot hem, mitsgaders zijn moeder: Is er geen vrouw onder de dochteren uwer broederen en onder al mijn volk, dat gij heengaat om een vrouw te nemen van de Filistijnen, die onbesnedenen? En Simson zeide tot zijn vader: Neem mij die, want zij is bevallig in mijn ogen. |
Deel 2 van serie preken over Simson
Simson, roeping en verleiding
Bijbelgedeelte Richteren 13-14 Roeping 1 EN Simson ging af naar Timnath, en gezien hebbende een vrouw te Timnath, van de dochteren der Filistijnen, 2 Zo ging hij opwaarts en gaf het zijn vader en zijn moeder te kennen en zeide: Ik heb een vrouw gezien te Timnath, van de dochteren der Filistijnen; nu dan, neemt mij die tot een vrouw. Verleiding 3 Maar zijn vader zeide tot hem, mitsgaders zijn moeder: Is er geen vrouw onder de dochteren uwer broederen en onder al mijn volk, dat gij heengaat om een vrouw te nemen van de Filistijnen, die onbesnedenen? En Simson zeide tot zijn vader: Neem mij die, want zij is bevallig in mijn ogen. 4 Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet dat dit van den HEERE was, dat hij gelegenheid zocht van de Filistijnen; want de Filistijnen heersten te dien tijde over Israël. 5 Alzo ging Simson met zijn vader en zijn moeder henen af naar Timnath. Als zij nu kwamen tot aan de wijngaarden van Timnath, ziedaar, een jonge leeuw, brullende hem tegemoet. 6 Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij hem vaneenscheurde gelijk men een bokje vaneenscheurt, en er was niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader en zijn moeder niet te kennen wat hij gedaan had. 7 En hij kwam af en sprak tot de vrouw; en zij beviel in Simsons ogen. 8 En na sommige dagen kwam hij weder om haar te nemen; toen week hij af om het aas van den leeuw te bezien, en zie, een bijenzwerm was in het lichaam van den leeuw, met honing. 9 En hij nam dien in zijn handen en ging voort, al gaande en etende; en hij ging tot zijn vader en tot zijn moeder en gaf hun daarvan, en zij aten; doch hij gaf hun niet te kennen, dat hij den honing uit het lichaam van den leeuw genomen had. 10 Als nu zijn vader afgekomen was tot die vrouw, zo maakte Simson aldaar een bruiloft, want alzo plachten de jongelingen te doen. |