Ik zocht Hem, Dien mijn ziel liefheeft – Hooglied 3
Preek over: Ik zocht Hem, Dien mijn ziel lief heeft Hooglied 3:1: Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? |
Ik zocht Hem, Dien mijn ziel lief heeft
Bijbelgedeelte Hooglied 3 1 Ik zocht des nachts op mijn leger Hem Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; ik zeide: 2 Ik zal nu opstaan en in de stad omgaan, in de wijken en in de straten; ik zal Hem zoeken Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. 3 De wachters die in de stad omgingen, vonden mij; ik zeide: Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? 4 Toen ik een weinigje van hen weggegaan was, vond ik Hem Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem vast en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer van degene die mij gebaard heeft. 5 Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, die bij de reeën of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het haar luste. 6 Wie is zij die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, en met allerlei poeder des kruideniers? 7 Zie, het bed dat Sálomo heeft, daar zijn zestig helden rondom, van de helden Israëls, 8 Die altemaal zwaarden houden, geleerd ten oorlog, elk hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des nachts. |