Preek Andrew Gray: Wat man leeft er (Psalm 89:49)

PDF LEESPREEK

Wat man leeft er die de dood niet zien zal?  

Bewerkte preek van puriteinse predikant ds. Andrew Gray  

Gemeente, het is heel moeilijk vast te stellen, waar iedereen van ons, over (neem) dertig jaren zal zijn. Zelfs vóór die tijd zullen velen van ons, zo niet wij allemaal, in ons eeuwige huis zijn binnengegaan.  

Het is ook moeilijk te bepalen, of wij dan in de eeuwige vreugde of in de eeuwige pijn gegaan zijn. Maar van één ding ben ik zeker: binnenkort zullen de schaduwen van de dood ook op onze oogleden vallen en zullen ook wij sterven.  

Daarom wil ik u heel ernstig vragen: Wat als de dood u deze dag zou overvallen? Denkt u, dat Jezus Christus is heengegaan om voor ú, ja, voor ú een plaats te bereiden?   Wij zijn zeker allemaal dicht bij de eeuwigheid. Wie weet of u ooit nog een andere preek zult horen? Daarom bid ik u om vanmorgen naar deze preek te luisteren, alsof het de laatste is die u ooit horen zult.  

De tekst voor de preek van vanmorgen kunt u vinden in Psalm 89:49: 

Wat man leeft er, die de dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld van het grafs? Sela.   

Het thema voor de preek van vanmorgen is:  

   Wat man leeft er die de dood niet zien zal?

Ik vraag vanmorgen uw nadrukkelijke aandacht voor twee punten. 

We letten in de eerste plaats op 

   1. de duidelijke en onfeilbare waarheid in onze tekst, namelijk deze: wij moeten allemaal sterven. Immers er staat: Wat man leeft er die de dood niet zien zal? 

En nadat we straks gezongen hebben, zullen we in de tweede plaats zien         2. dat deze waarheid door veel mensen niet wordt geloofd.  Als eerste dus:   Als eerste dus:

1. Wij moeten allemaal sterven  

Wij moeten allemaal sterven, want zo zegt de tekst: Wat man leeft er die de dood niet zien zal?  

En omdat wij, vroeg of laat, allemaal moeten sterven, daarom is het goed dat u daar steeds aan denkt. 

Waarom is dat nuttig en nodig?  

Omdat het denken aan ons sterven ons ijverig zal maken in de dingen die we moeten doen. Zei de Heere Jezus niet in Johannes 9:4: Ik moet werken de werken Desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.   

Daarom zeg ik u: O, wees ijverig in wat u doen moet, want uw nacht nadert snel.  

Als de nacht u overvallen zal, en u hebt niet gedaan wat u moest doen, dan is het te laat. Daarom, werk, werk, werk! Doe wat u moet doen, waar de Heere u toe roept, terwijl het nog dag is, want uw dood komt dichterbij, en dan zult u geroepen worden om verantwoording af te leggen van wat u gedaan hebt…, of niet… 

Als u sterft en u hebt één ding niet gedaan wat u wel doen moest, dan is het te laat. Want na de dood kunt u niets meer doen. Salomo zegt: Er is geen werk in het graf  (Prediker 9:10). 

Daarom, doe nu wat u moet doen, voordat uw dagen voorbij zijn gegaan. 

Het nadenken over onze dood zal ons ook laten sterven aan de dingen van deze (voorbijgaande) tijd.  

U, die alleen maar jaagt naar de dingen van deze tijd, geeft de koude dood elke morgen slechts één keer de hand en ik verzeker u, dat u de wereld niet meer kunt najagen zoals u nu doet.  

Paulus was heel vaak bezig in het overdenken van zijn sterven en dat zorgde ervoor dat hij zijn ogen niet meer gericht had op de tijdelijke dingen van deze aarde.  

Hij zegt in 2 Korinthe 4:18: wij aanmerken (niet) de dingen, die men ziet (dat is niet waar ze ogen en harten op gericht zijn!), maar de dingen, die men niet ziet. Dat zijn de dingen die eeuwig zijn. Want wij weten, dat zo ons aardse huis dezes tabernakels (van deze kwetsbare tent) gebroken wordt, wij een gebouw (een vaste en blijvende woning) van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit de hemel is overkleed te worden (2 Korinthe 5:1-2).  

‘Hoezo, Paulus’, zo zou u kunnen vragen, ‘mogen mijn oog en hart niet gericht zijn op de zichtbare dingen van nu?’  

‘Nee’, zegt hij, ‘want ik weet dat binnenkort de tentpinnen van mijn aardse tabernakel, dat is mijn lichaam, losgemaakt zullen worden. Daarom moet ik een ander huis zoeken.’ Want, zo zegt hij: de gedaante van deze wereld gaat voorbij (1 Korinthe 7:31-32).  

U kunt heel druk bezig zijn met het plezier van deze voorbijgaande wereld. Maar, weet, u die daar zo mee bezig bent, dat als de dood de snaren van uw harp zal breken, uw muziek plotseling zal ophouden.  

O, als de dood komt, wat zult u de wereld dan laag schatten! Maar is dat dan niet te laat? 

Gelukkig bent u, die uw hele leven lang zulke gedachten over de wereld hebt, zoals u die bij uw dood ook zult hebben. Hebben niet de meest vervloekte mensen moeten uitroepen: 

‘O, ik zou tienduizend werelden voor Christus willen geven!’  

Sommige mensen hebben dagen en nachten in de zonde doorgebracht en van hun buik hun god gemaakt hebben, maar bij de dood moesten ze uitroepen: ‘O, vervloekt mens, die ik ben, dat ik van de wereld mijn god gemaakt heb. Helaas, dat ik mijn tijd met wereldse dingen heb gevuld!’  

Daarom zeg ik u: O, jaag niet langer naar de dingen van deze wereld, want de dood komt steeds dichterbij en die zal al uw wereldse vermaken wegnemen. 

Het nadenken over ons aanstaande sterven zal ons ook bij de zonde vandaan houden. Dit blijkt uit Job 31, waar Job eerst zijn goede werken opsomt en daarna zegt hij: Want wat zou ik doen als God opstond? En als Hij bezoeking deed, wat zou ik Hem antwoorden? 

(Job 31:13-14) 

Alsof hij wil zeggen: ‘Mensen, begrijp me niet verkeerd. Ik beroem er mezelf niet op, want ik kòn niet anders doen, want wat zou ik moeten doen als God opstond? Hoe zou ik

God kunnen antwoorden, als ik anders had gedaan?’  

Ik denk, dat het voor iedereen goed zou zijn, om bij verzoeking of verleiding tot zonde te zeggen: ‘Wat zou ik God antwoorden, als Hij opstond om mij te straffen, als ik deze zonde inderdaad zou doen?’  

Daarom geeft Salomo in Prediker 11:9 ons deze raad: Weet, dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht.   

Daarom zeg ik tegen u, die vaak tot zonde verzocht of verleid wordt: Laat de dood en de afrekening met God u steeds voor ogen staan en u zult niet half zoveel zondigen, als dat u nu doet.  

Ik raad u ten sterkste aan, dat u op al uw verzoekingen dit antwoord geeft: ‘Wat zou ik doen als God opstond en als Hij bezoeking deed? Wat zou ik Hem antwoorden?” 

Het nadenken over ons naderende sterven zal ons ook geduldig maken onder kruis of tegenspoed. 

Het is bijna onmogelijk dat een oprecht christen een kruis moet dragen, waaronder hij zich niet geruststellen kan stellen met de gedachte: door de dood kom ik dit kruis te boven; dit is maar een wolk die snel zal overdrijven.  

Daarom bad David zo kalm zijn gebed in Psalm 39:5: Heere, maak mij bekend mijn einde en welke de mate mijner dagen zij  

Hij was er zeker van, dat de kennis van zijn einde hem geduldig zou maken in zijn lijden. 

Het nadenken over ons naderende sterven, zal ons ook leren naar die wijsheid te zoeken, die ons tot de zaligheid brengt. Denkt u maar aan Psalm 90:12, waar Mozes bidt: Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.  

Alsof hij wil zeggen: ik zal mijzelf nooit voor wijs houden, zolang ik die nuttige rekensom niet ken, hoe ik mijn dagen moet tellen.  

Ik zou graag willen dat u allemaal, elke morgen als u opstaat, bij uzelf zou denken: nu ben ik weer een dag dichter bij de eeuwigheid. Ja, ieder uur: nu ben ik weer een uur dichter bij de eeuwigheid. Ja, ik zeg, denk altijd bij uzelf: nog nooit was ik zo dicht bij mijn dood als nu!  

Want, zijn we vandaag niet allemaal dichter bij de eeuwigheid dan dat we gisteren waren? 

Daarom is het nuttig en nodig om steeds te denken over ons naderende sterven, juist als voorbereiding voor dat moment. Het is onmogelijk dat iemand werkelijk gelooft dat de dood dichtbij is, en dat hij zich er niet op voorbereidt.  

U kunt zeggen wat u wilt, maar als u niet zorgvuldig bent om u op uw dood voor te bereiden, dan mist u het levende besef van de waarheid dat u sterven zult. En, o hoe vreselijk zal het zijn, de dood onvoorbereid te ontmoeten! 

Zo iemand wil niet sterven, nee, hij zou een wereld voor zijn leven willen geven.  Echter, hij moet sterven, of hij wil of niet. Want als de dood komt, luistert hij niet naar de vraag om u nog even te ontzien. Daarom zeg ik u allemaal: Bereid uw huis, want u zult sterven.   Mannen en vrouwen, bereid uw huis, want morgen kunt u sterven en in de bloei van uw leven worden afgesneden.  

Jongens en meisjes, bereid je voor, maak je klaar, want morgen kan je sterven, morgen kan je leven in de knop van je bloem worden afgesneden. 

Denk niet dat u, dat jij, ooit nog wat extra tijd zult kunnen kopen. Tijd is nooit te koop!   Helaas, ik ben bang dat de dood de meesten van ons onverwachts en onvoorbereid zal overvallen. 

Ik moet u verdrietig verslag doen van eerder gedane bezoeken bij mensen die ons in het verleden door de dood ontvallen zijn. Er waren onder hen vier soorten van mensen: 

  1. Sommigen sterven als Nabal. Hun hart sterft in hun binnenste, maar zij zijn ondertussen hard en zo koud als een steen. Ze zijn over de dood niet aangedaan, ze doen alsof hij niet bestaat. Wat een dwaasheid, wat een ongevoeligheid!  

Ik raad u daarom dringend aan, stel uw bekering niet uit tot de dag van uw dood.  De Heere kan uw verstand wegnemen, zodat door ongevoeligheid en verwarring van uw denken, van berouw of bekering geen sprake meer kan zijn. 

  • Anderen sterven in overmoed. Zij zeggen dat zij hun leven lang een goede hoop gehad hebben en dat zij die nu natuurlijk niet willen opgeven. Zij sterven met hun hoop in hun rechterhand, of liever, zij gaan het graf in met een leugen(!) in hun rechterhand. Zij leven in overmoed en sterven in hetzelfde bedrog. Want als wij hun aanzeggen, dat zij naar alle waarschijnlijkheid naar de hel gaan, dan antwoorden zij: ‘Dat verhoede God, ik ben altijd een heel fatsoenlijk mens geweest.’  

Maar wat baat zo’n belijdenis? Is de hel niet vol met zulke fatsoenlijke mensen? 

  • Anderen sterven met enige overtuiging, van het feit dat zij hun leven lang als dwazen geleefd hebben, maar verder kunnen we ze niet krijgen.  

Laat mij tot hen zeggen, dat zij die in het graf dalen met overtuigingen in hun gemoed, zonder gebruik van Christus te maken, naar de hel gaan met in hun hand een kaars, die hen de goede weg aanwijst. En werkelijk, de meesten sterven op die manier. 

  • Anderen sterven met een hart vol eigengerechtigheid. Zij rusten op hun werken, op hun verdiensten, op hun liefde, op hun keuze, en vertrouwen daardoor naar de hemel te zullen gaan, hoewel zij het aanbod van Christus’ gerechtigheid minachten.  
  • Helaas, er zijn er maar weinig, die sterven met een hart dat verlangt, zoals de apostel Paulus verlangde: Ik heb een begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste (Filippenzen 1:23). 

Er zijn maar weinig mensen, die uitroepen: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? (Romeinen 7:24) Daarom zeg ik tegen u allemaal: Houd toch in gedachten, dat u sterven moet, voordat de dood u vastgrijpt 

Het is als laatste ook nuttig en nodig om vaak na te denken over de zekerheid van ons sterven, omdat de dood, als die komt, juist daardoor niet zo verschrikkelijk zal wezen, als dat hij voor heel veel mensen wel zijn zal.  

Wat maakt, denkt u, de dood tot een ‘koning der verschrikking’?  

Wat doet veel mensen beven als een blad van een boom, als zij opgeroepen worden om voor Gods gericht te verschijnen?  

Is het niet dit, dat zij van tevoren niet genoeg aan hun dood gedacht hebben, om zich daarop voor te bereiden?  

Mensen, doe toch al het mogelijke om u voor te bereiden op uw dood en uw verschijnen voor de rechterstoel van Christus.  

Gemeente, ik heb u een aantal argumenten gegeven, waarom het goed is om uw stervensuur steeds in gedachten te houden,  

Laat ik u nu proberen aan te moedigen om deze voorbereiding ook daadwerkelijk ter hand te nemen. Hierom moet u zich ernstig voorbereiden op uw dood, omdat de dood zal zelfs de meest gewetensvolle en plichtsgetrouwe christen zal brengen tot een buitengewone toets. 

  1. De dood zal de echtheid en de sterkte van uw geloof toetsen.  

Het kan zijn, dat u uw geloof gemakkelijk staande kunt houden onder moeilijke omstandigheden, maar de dood zal uw geloof zwaarder dan ooit op de proef stellen.  Ja, het geloof van de sterkst gelovige, zal bij de dood vaak heviger aanval moeten doorstaan, dan ooit tevoren. Daarom bereid u voor op uw dood. 

  • De dood zal uw liefde tot God beproeven. Sommige mensen beweren God heel erg lief e hebben, maar de dood zal hen deze vraag voorleggen: Hebt u Mij liever dan dezen? 

Hebt u Mij (God) liever dan uw vrouw, dan uw huis, dan uw vrienden?  

De onwilligheid van veel mensen om te sterven, geeft veel reden om bang te zijn dat zij weinig liefde tot Christus hebben, maar veel liefde tot de wereld.  

Daarom durven zij op hun sterfbed niet te zeggen, als antwoord op die vraag: Heere, U weet, dat ik U(!) liefheb. Het is mij goed nabij U te zijn! (Johannes 21:15-17) 

  • De dood zal uw geestelijke bevinding toetsen. Sommigen onder u denken nu misschien dat zij veel bevindelijke zaken genoten hebben. U kunt misschien wel veertig dingen opnoemen. Maar pas op, dat de dood ze niet tot twintig zal terugbrengen.  
  • De dood zal ook uw geduld toetsen. U mag denken dat u veel lijdzaamheid, veel geduld hebt, maar als de dood komt en het op sterven aankomt, zal dat uw lijdzaamheid op een zware proef stellen. Daarom, bereid er u op voor. 
  • De dood zal de echtheid van uw handel en wandel toetsen, ook van die dingen, waarin u heel veel voldoening hebt gehad. U denkt terug aan een moment waarop u goed Avondmaal mocht houden, waarop u goed in uw Bijbel mocht lezen, waarop u in goede overdenking mocht zijn, aan een moment waarop u echt kon bidden.  

Maar geloof me, dat de dood u van gedachten kan doen veranderen. Zal dat alles u bij de dood nog zo goed lijken, en nog steeds zoveel voldoening geven? Daarom, bereid u voor op het moment dat u sterven gaat! 

  • Wanneer de dood komt, zal die zeker ook uw oprechtheid beproeven. Een huichelaar kan zijn hele levensweg afleggen zonder ontdekt te worden. Maar de dood kan hem aan het licht brengen en openbaar maken wat voor iemand hij werkelijk was en is. 
  • De dood zal ook het doden van uw zonden toetsen. De dood zal u heel veel verborgen

zonden ontdekken, waar u tevoren niet aan gedacht hebt. Ja, al bent u van gedachten, dat zij vergeten zijn, de dood zal u laten zien, dat zij tussen u en het licht van Gods aangezicht staan.          

  • De dood zal uw hoop beproeven, of die goed is of niet. Wat u ten diepste nodig hebt om de doodsrivier over te steken is enkel en alleen de genade van het geloof.  Het geloof moet u door de doodsrivier heenbrengen. Alle andere genades zullen ophouden. Het geloof alleen kan u liefelijk binnenbrengen binnen de grenzen van de eeuwige heerlijkheid. 

Gemeente, bereid u voor op uw dood, want uw dood is ook eenmalig. U zult maar een keer sterven en wat verkeerd gedaan is, kunt u nooit meer overdoen.  Wanneer u niet oprecht bidt, kan u opnieuw beginnen.  

Wanneer u niet oprecht mediteert, kunt u het proberen te verbeteren.  

Wanneer u niet goed Avondmaal houdt, is dat te herstellen.  

Maar helaas, als u niet goed sterft, dan is dat niet meer goed te maken.  

Daarom bereidt u voor op uw dood, opdat u goed sterven mag, wetende dat het slechts één keer gebeurt. 

Gemeente, bereid u voor op uw dood, want alleen zij worden zalig gesproken, die in de Heere sterven. Johannes zegt in Openbaring 14:13: Zalig zijn de doden, die in den Heere sterven.  

Dat is de enige weg om u eeuwig gelukkig te maken.  

Gemeente, bereid u voor op uw dood, want de dood kan u overvallen voor dat u eraan denkt. Hij kan u deze dag overvallen, ja zelfs voordat u thuisgekomen bent. Laat uw leven daarom een voortdurende voorbereiding zijn voor uw sterven. 

Gemeente, bereid u voor op uw dood, want zoals de dood u zal neerleggen, zo zal het oordeel u vinden. Indien de dood u overkomt als een vreemdeling van Christus, dan zult u ook als vreemdeling van Hem voor Hem moeten verschijnen.  

U zegt: Maar hoe moet ik me dan op mijn sterfdag voorbereiden?  

Wees er (als eerste) dagelijks mee bezig.  

Onderzoek daarbij dagelijks uw hart voor de Heere. Is de rekening van uw schuld voor God vereffend? Veel mensen zullen God ontmoeten met een rekening die niet betaald is.  

Heb dagelijks berouw.  

Laat uw zonden en gebreken niet onbetreurd.  

Maak uw roeping en verkiezing vast.  

Maak veel werk van het doden van de zonde. Het zal u losmaken van de wereld en van uw afgoden. Als u daar dagelijks mee bezig bent, zult u ongetwijfeld bereid zijn om te sterven. 

Overdenk daarbij veel de aangename dingen van de hemel. Een Christen die bereid is te sterven, moet met al zijn gedachten en met zijn wandel boven zijn. Het is een uitstekend middel om ons op onze dood voor te bereiden, als wij elke dag het oog gericht hebben op de kroon. 

Oefen uzelf daarom, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en de mensen. Houdt uw geweten zuiver.  

Verzuim uw plicht niet.  

Blus uw overtuigingen niet uit. 

Verbreek uw beloften niet.  

Voordat we verdergaan met ons tweede aandachtspunt zingen we samen uit Psalm 39:3: 

O HEER’, ontdek mijn levenseind aan mij;  

Mijn dagen zijn bij U geteld;  

Ai, leer mij, hoe vergankelijk ik zij;  

Een handbreed is mijn tijd gesteld;  

Ja, die is niets; want, schoon de mens zich vleit, De sterkst’ is enkel ijdelheid.  

We zingen samen het derde vers van Psalm 39 

– – – – –   

Gemeente, we overdenken vanmorgen Psalm 89:49: 

Wat man leeft er, die de dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld van het grafs?  

We hebben gezien hoe zeker het is dat wij sterven moeten. Nu gaan we verder met ons tweede aandachtspunt, namelijk 

2. Dat deze waarheid door veel mensen niet wordt geloofd. 

Want, gemeente, er zijn heel veel mensen die het helemaal niet geloven dat zij eenmaal sterven moeten. Hoe dat blijkt? 

Blijkt dat niet (kijkt u maar naar uw eigen hart), blijkt dat niet uit de totale gevoelloosheid van heel veel mensen? Hoeveel mensen onder ons worden nauwelijks bewogen door de bedreigingen en verschrikkingen van Gods Woord, alsof die hen niet aangingen.  Nu, als dat bij u ook zo is, dan bent u niet voorbereid op uw dood! 

Onvoorbereid zijn blijkt verder ook uit het najagen van voorbijgaand en werelds plezier. Velen onder ons staan vroeg op en gaan laat naar bed, maar zijn alleen maar bezig met de dingen van deze tijd. Ik hoef eigenlijk helemaal niet te vragen of u bereid bent om te sterven of niet. Het blijkt uit uw leven!  

Ik herinner mij gelezen te hebben van zo’n ellendig mens, die heel rijk was, dat hij toen hij op zijn sterven lag, zei: ‘Ik zou er graag heel veel geld voor over hebben, als de dood mij nog één dag wilde sparen.’ Maar het werd hem niet vergund.  

En wie weet, hoe plotseling de dood velen onder ons, evenals die man, verrassen zal? 

Onvoorbereid zijn blijkt ook uit ongeduld onder kruis en tegenspoed. Een Christen die bereid is om te sterven, zal geduldig zijn onder zware kruisen. 

Onvoorbereid zijn blijkt ook uit het feit dat velen van ons niet proberen te leven met hun oog en hart gericht op hun aandeel in de Heere, en hun bewijs in te mogen gaan in de hemelse heerlijkheid.  

Bij anderen blijkt hun onvoorbereid zijn uit het feit dat ze jaren de zonde aan de hand houden, zonder er ooit werk van te maken om die te doden en zich ervan te bekeren. 

Kom, gemeente, geef toch antwoord op deze dringende vragen: 

Welke verantwoording gaat u geven wat betreft het verzuimen van zoveel kostbare tijd? 

En wat betreft het verachten van zoveel liefdevolle aanbiedingen van genade?  

O, wat zult u op de aanklacht antwoorden, wanneer de dood die tegen u zal indienen?  

De dood zal tegen u zeggen, of liever uw eigen geweten zal bij uw dood tegen u zeggen:

‘Wat mankeerde u toch, dat u zoveel uren hebt doorgebracht met van alles en nog wat, in plaats van met bidden, lezen, mediteren?’  

Hebt u iets te antwoorden, als de dood deze aanklacht tegen u zal indienen? Overdenk toch goed, van tevoren, wat u zult antwoorden op het moment dat deze aanklacht tegen u ingebracht zal worden. 

De dood zal u ter verantwoording roepen en u vragen waarom u zoveel kostbare overtuigingen gesmoord hebt. Wat zult u in het gezicht van de dood antwoorden, wanneer uw geweten deze aanklacht tegen u zal indienen: ‘U hebt toen zulke grote overtuigingen gehad, maar u bent naar huis gegaan en hebt ze gedood en bent gewoon verder gegaan? En dat niet een keer, maar dat is meerdere keren gebeurd!’  

De dood zal u aanklagen, dat het doen van uw plichten slechts een huichelachtige vormendienst geweest is. Uw geweten zal u zeggen, dat uw Avondmaalgang eigenbedoeling is geweest. Dat, op een andere tijd, uw bidden geveinsd en slechts vorm was. Hoe zult u uzelf verantwoorden, als u zó aangeklaagd wordt?  

Ik moet bekennen, dat ik niet weet, wat u er op zult kunnen antwoorden… Maar ik gebied u, dat u erover nadenkt, wat u antwoorden zult. 

Wat zult u antwoorden als u ter verantwoording geroepen zult worden voor zoveel overtuigingen, die u gedood hebt? Voor al die momenten dat u hebt zitten te dromen, onder de meest ernstige waarschuwingen en de meest liefdevolle aanbiedingen van het Evangelie?  

Wat zult u antwoorden, wanneer u gezegd zal worden: ‘u hebt onder de prediking zitten slapen en u bent naar het Avondmaal gegaan met geen ander doel dan om door de mensen gezien te worden?’   

Ik smeek u daarom, overdenk nu nog, nu het nog kan, hoe u uzelf dan zult verantwoorden. 

U zult aangeklaagd worden, dat u zoveel mooie beloften hebt verbroken. Er zijn er onder u, tot wie gezegd zal worden, dat u in Avondmaalstijden geloften gedaan hebt, maar u hebt die niet gehouden. Ik ben er zeker van, dat u de rechtvaardigheid van die aanklacht niet zult kunnen afwijzen. 

U hebt veel liefdevolle aanbiedingen van het Evangelie veracht. O, geliefde gemeente, hoe zult u het verantwoorden, dat ik u vaak vermaand heb om Christus aan te nemen, maar u hebt niet gewild?  

Wat zal uw geweten ervan zeggen, wanneer de dood u dit zal voorhouden? 

Ik zal u zeggen, wat u dan zal moeten antwoorden: ‘O, vervloekt schepsel, dat ik ben, dat ik altijd Christus in het Evangelie afgewezen heb!’ 

Geloof me, dat u nooit een aanbieding van het Evangelie en van Christus in het Evangelie gedaan is, die u niet vóór of ná uw dood in uw gedachten teruggebracht zal worden.  En daarbij, hoe droevig en smartelijk zal het u zijn, wanneer Christus het Boek zal openen, waarin uw zonden geschreven staan! Hij zal beginnen met de zonde van uw verachten van de grote zaligheid: ‘Je was nog maar twaalf jaar, toen Ik je al nodigde, maar je wilde niet komen.’  

Wat zult u hierop antwoorden? Zult u er iets op kunnen zeggen? Zult u niet verstomd voor uw Rechter staan, wanneer Hij u tot verantwoording zal roepen?  Daarom, overdenk toch ernstig hoe u uzelf verantwoorden moet. 

U zult aangeklaagd worden, dat u zo vaak tegen beter weten in gezondigd hebt.  O, wat een smartelijke en droevige beschuldiging zal dat zijn, wanneer u bij de dood zal toegevoegd worden, dat u tegen beter weten in gezondigd hebt en met een open geweten kwaad gedaan hebt. Uw geweten zal u zeggen, dat zij u vaak gewaarschuwd heeft dat het zondig was wat u deed, maar dat u het desondanks niet wilde laten.  Wat zult u hierop antwoorden? 

U hebt dikwijls gezondigd bij heel kleine verzoekingen. Wat moet u daarop antwoorden?

Zult u het niet moeten bekennen en zeggen: ‘O, hoe vaak heb ik Christus verlaten en op een heel kleine verzoeking mijn afgoden omhelsd.’ 

Nu, ik raad u ernstig, overdenk wat u op deze hoogst gewichtige beschuldigingen zult antwoorden, die bij de dood beslist tegen u zullen worden ingebracht.  

Ik verzeker u, dat u al uw beschuldigingen met Christus moet kunnen beantwoorden, of zij zullen niet goed beantwoord worden.  

Daarom dring ik er bij u op aan, dat u het Evangelie en Christus in het Evangelie omhelst. Laat dan de dood nog zoveel beschuldigingen tegen u inbrengen, dan zult u op al die beschuldigingen met David mogen zeggen: God heeft met mij een eeuwig verbond gemaakt. Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heb ik het eeuwig verbond om mijn zaligheid op te gronden. 

Ik zal u nog vier zaken onder de aandacht brengen, om er bij u aan te dringen dat u gebruik maakt van Christus. 

Indien u Christus nu niet omhelst, zal de dood u zeer onaangenaam zijn.  

O, wat anders zal u kunnen troosten, wanneer u door het dal van de schaduw des doods gaat, dan dit: Ik ben van Christus! Is er iets anders, dat u in die dag zal kunnen troosten dan alleen dit: Ik ben van Christus en Christus is de mijne? 

Indien u Christus en de grote zaligheid nu niet omhelst, zult u dan ooit nog tijd of gelegenheid daarvoor krijgen voordat u sterven gaat?  

Velen stellen hun verbinding met Christus uit tot zij gaan sterven. Echter, het wordt nauwelijks één op de honderd gegeven, Christus bij de dood aan te nemen. Houdt dit daarom in uw gedachten, want u zult bij de dood niet zo kalm zijn, als u nu uzelf inbeeldt. 

Het zal alles niet gaan volgens de mening die u er nu over hebt.  Daarom, omhels nu de grote zaligheid. 

Indien u uw vereniging met Christus uitstelt, totdat de dood u aangrijpt, zult u nooit in staat zijn, dat verlies goed te maken. Want, zullen de doden opstaan en God loven? Of zal iemand uit het land der vergetelheid komen om een gekruiste Zaligmaker aan te grijpen? O, neemt Hem daarom toch aan tot uw zaligheid! 

Indien u Christus nu wilt aannemen, zal Hij uw Leidsman zijn, wanneer u door het dal van de schaduw des doods gaat. O, hoe zalig is de mens, die dat lied kan zingen uit  Psalm 48:15: Deze is mijn God, Hij zal mij geleiden tot de dood toe.   

O, als u dat liefelijke lied kunt zingen, hoe vol troost zult u dan zijn, wanneer uw ogen beginnen te breken! Hoe gelukkig is hij, die zeggen kan: Al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want ik weet, dat de Heere met mij is.  Nu, dit is de welaangename tijd en de dag der zaligheid. Daarom, stel het niet langer uit, maar omhels Christus, opdat de dood u niet overvallen zal, voordat u eraan denkt en de welaangename tijd voor u voorbij is. 

Tot hen, die denken, dat zij het tot hun sterven kunnen uitstellen, zeg ik, dat er zeker veel verdoemde godloochenaars in de hel zijn, die er bij tijden in hun leven ook zo over gedacht hebben, zoals u nu doet. Namelijk zo: ‘ik zal al mijn falen en gebreken in orde maken tegen de tijd dat ik sterven ga. Ik hoop dat drie dagen berouw of bekering genoeg zullen zijn om al mijn kwaad goed te maken…’   

Twijfel er niet aan, dat er velen in de hel zijn, aan wie nooit drie dagen vergund werden, om over hun vorige wegen na te denken. Daarom, o komt, komt en omhelst Christus nu. 

Nu dan, bent u allemaal ervan overtuigd, dat u eens de dood zult zien?  

Wij weten, dat de veelheid van woorden u niet zal kunnen overtuigen, Christus te omhelzen, want velen onder u hebben deze dingen nog nooit rustig en ernstig overdacht.  Geloof me alleen, dat de dood u deze dingen op veel verschrikkelijker manier zal prediken, dan wij het hier kunnen doen. 

Daarom zeg ik tegen iedereen vanmorgen: Schik u, om uw God te ontmoeten! 

Als de dood u in een van God vervreemde staat zal vinden, dan zullen al de engelen in de hemel niet is staat zijn om u uit die toestand te bevrijden. 

De dag nadert waarin u zult uitroepen: ‘O verachter, die ik ben, van deze grote zaligheid. Ik zou tienduizend werelden willen geven, als ik nog eens één preek mocht horen, waarin mij Christus om niet werd aangeboden!’ 

Maar dan is het te laat, wanneer u zonder hoop op herstel, zult gepijnigd worden.  

Daarom, terwijl het nog het heden der genade genoemd wordt, verhard uw harten niet.  Als u uzelf nu niet haast, dan zullen uw wensen, straks als u sterft, niet ingewilligd worden.  

O, haast u dan, haast u bijtijds en komt uit het land van uw gevangenschap en uit het huis van uw dienstbaarheid. En neemt Christus aan tot uw Verlosser, tot de Leidsman van uw jeugd en ook van uw ouderdom. 

Hem, die al uw voetstappen richten kan, zij eeuwig lof en dank. 

Amen. 


Links:
Wie is Andrew Gray – Wikipedia