Dat gij niet een van deze kleinen veracht – Mattheüs 18

Dat gij niet een van deze kleinen veracht
Mattheus 18:5,10: En zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht.

Bijbelgedeelte Mattheus 18:
1 Te dierzelver ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen?
2 En Jezus een kindeken tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen,
3 En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.

4 Zo wie dan zichzelven zal vernederen gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen.
5 En zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.
6 Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter dat een molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.

7 Wee der wereld vanwege de ergernissen; want het is noodzakelijk dat de ergernissen komen; doch wee dien mens door welken de ergernis komt.
8 Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houw ze af en werp ze van u. Het is u beter tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden.

9 En indien uw oog u ergert, trek het uit en werp het van u. Het is u beter, maar één oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden.
10 Ziet toe dat gij niet een van deze kleinen veracht; want Ik zeg ulieden, dat hun engelen in de hemelen altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
11 Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken wat verloren was.