De Kananese vrouw – Mattheüs 15
De Kananese vrouw, en het brood van de kinderen Mattheüs 15:22: En zie, een Kananese vrouw uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner; mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. |
De Kananese vrouw
Bijbelgedeelte Mattheus 15 10 En als Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. 11 Hetgeen ten monde ingaat, ontreinigt den mens niet; maar hetgeen ten monde uitgaat, dat ontreinigt den mens. 12 Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem en zeiden tot Hem: Weet Gij wel dat de farizeeën deze rede horende, geërgerd zijn geweest? 13 Maar Hij antwoordende zeide: Alle plant die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. 14 Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden der blinden. Indien nu de blinde den blinde leidt, zo zullen zij beiden in de gracht vallen. 15 En Petrus antwoordende zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis. 16 Maar Jezus zeide: Zijt ook gijlieden alsnog onwetend? 17 Verstaat gij nog niet, dat al wat ten monde ingaat, in den buik komt en in de heimelijkheid wordt uitgeworpen? 18 Maar die dingen die ten monde uitgaan, komen voort uit het hart, en dezelve ontreinigen den mens. 19 Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen. 20 Deze dingen zijn het die den mens ontreinigen; maar het eten met ongewassen handen ontreinigt den mens niet. 21 En Jezus vandaar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon. 22 En zie, een Kananese vrouw uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner; mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. 23 Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U, want zij roept ons na. 24 Maar Hij antwoordende zeide: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. 25 En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! 26 Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen en den hondekens voor te werpen. 27 En zij zeide: Ja Heere; doch de hondekens eten ook van de brokskens die er vallen van de tafel hunner heren. 28 Toen antwoordde Jezus en zeide tot haar: O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelve ure. |