Lokken en voeren in woestijn – Hosea 2 – dankdag
Preek over: Lokken en voeren in de woestijn Hosea 2:8,11: Daarom zal Ik wederkomen en Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid te bedekken. Daarom, zie, Ik zal haar lokken en zal haar voeren in de woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken. |
Lokken en voeren in woestijn
Bijbelgedeelte Hosea 2 1 Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen haar borsten wegdoen; 2 Opdat Ik haar niet naakt uitstrope en zette haar als ten dage toen zij geboren werd, ja, make haar als een woestijn en zette haar als een dor land, en dode haar door dorst; 3 En Mij harer kinderen niet ontferme, omdat zij kinderen der hoererijen zijn. 4 Want hunlieder moeder hoereert; die henlieden ontvangen heeft, handelt schandelijk; want zij zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank geven. 5 Daarom, zie, Ik zal uw weg met doornen betuinen, en Ik zal een heiningmuur maken, dat zij haar paden niet zal vinden. 6 En zij zal haar boelen nalopen, maar dezelve niet aantreffen; en zij zal hen zoeken, maar niet vinden; dan zal zij zeggen: Ik zal heengaan en keren weder tot mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu. 7 Zij bekent toch niet dat Ik haar het koren en den most en de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd heb, dat zij tot den Baäl gebruikt hebben. 8 Daarom zal Ik wederkomen en Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid te bedekken. 9 En nu zal Ik haar dwaasheid ontdekken voor de ogen harer boelen; en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen. 10 En Ik zal doen ophouden al haar vrolijkheid, haar feesten, haar nieuwe maanden en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden. 11 En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgenboom, waarvan zij zegt: Deze zijn mij een hoerenloon, dat mij mijn boelen gegeven hebben. Maar Ik zal ze stellen tot een woud, en het wild gedierte des velds zal ze vreten. 12 En Ik zal over haar bezoeken de dagen der Baäls, waarin zij dien gerookt heeft, en zich versierd met haar voorhoofdsiersel en haar halssieraad, en is haar boelen nagegaan, maar heeft Mijner vergeten, spreekt de HEERE. 13 Daarom, zie, Ik zal haar lokken en zal haar voeren in de woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken. |