Manna, hemels brood – Exodus 16 (PDF, video)

Preek over: Manna, hemels brood
Over hoe God Israël in de woestijn te eten geeft. Het regent manna uit de hemel.

Bijbelgedeelte Exodus 16: Manna
10 En het geschiedde als Aäron tot de ganse vergadering der kinderen Israëls sprak en zij zich naar de woestijn keerden, zo zie, de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de wolk.
11 Ook heeft de HEERE tot Mozes gesproken, zeggende:
12 Ik heb de murmureringen van de kinderen Israëls gehoord; spreek tot hen, zeggende: Tussen de twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen zult gij met brood verzadigd worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE uw God ben.

13 En het geschiedde aan den avond, dat er kwakkels opkwamen en het leger bedekten; en aan den morgen lag de dauw rondom het leger.
14 Als nu de liggende dauw opgevaren was, zo zie, over de woestijn was een klein rond ding, klein als de rijm op de aarde.

15 Toen het de kinderen Israëls zagen, zo zeiden zij de een tot den ander: Het is Man; want zij wisten niet wat het was. Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft.
16 Dit is het woord dat de HEERE geboden heeft: Verzamelt daarvan eenieder naar dat hij eten mag: een gomer voor een hoofd, naar het getal van uw zielen; ieder zal nemen voor degenen die in zijn tent zijn.

17 En de kinderen Israëls deden alzo, en verzamelden, de een veel en de ander weinig.
18 Doch als zij het met den gomer maten, zo had degene die veel verzameld had, niets over, en dien die weinig verzameld had, ontbrak niet; een iegelijk verzamelde zoveel als hij eten mocht.
19 En Mozes zeide tot hen: Niemand late daarvan over tot den morgen.

20 Doch zij hoorden niet naar Mozes, maar sommige mannen lieten daarvan over tot den morgen. Toen wiesen er wormen in en het werd stinkende; dies werd Mozes zeer toornig op hen.
21 Zij nu verzamelden dat allen morgen, een iegelijk naar dat hij eten mocht; want als de zon heet werd, zo versmolt het.
22 En het geschiedde op den zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden, twee gomers voor één; en al de oversten der vergadering kwamen en verkondigden het Mozes.

23 Hij dan zeide tot hen: Dit is het dat de HEERE gesproken heeft: Morgen is de rust, de heilige sabbat des HEEREN; wat gij bakken zoudt, bakt dat, en ziedt wat gij zieden zoudt; en al wat overblijft, legt het op voor u in bewaring tot den morgen.
24 En zij legden het op tot den morgen, gelijk als Mozes geboden had; en het stonk niet en er was geen worm in.

25 Toen zeide Mozes: Eet dat heden, want het is heden de sabbat des HEEREN; gij zult het heden op het veld niet vinden.
26 Zes dagen zult gij het verzamelen; doch op den zevenden dag is het sabbat, op denzelven zal het niet zijn.
27 En het geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen van het volk uitgingen om te verzamelen, doch zij vonden niet.

28 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Hoelang weigert gijlieden te houden Mijn geboden en Mijn wetten?
29 Ziet, omdat de HEERE ulieden den sabbat gegeven heeft, daarom geeft Hij u aan den zesden dag voor twee dagen brood; eenieder blijve in zijn plaats; dat niemand uit zijn plaats ga op den zevenden dag.
30 Alzo rustte het volk op den zevenden dag.
31 En het huis Israëls noemde zijn naam Man; en het was als korianderzaad, wit, en de smaak daarvan was als honingkoeken.