Purperen mantel, doornenkroon, rietstok · Mattheüs 27
Preek: Doornenkroon, purperen mantel
Mattheüs 27:27-32: En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden.
Inhoudsopgave
PDF LEESPREEK
SCHRIFTLEZING Mattheus 27
22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.
23 Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden.
24 Als nu Pilatus zag dat hij niet vorderde, maar veelmeer dat er oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig van het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien.
25 En al het volk antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.
26 Toen liet hij hun Barábbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.
27 Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis en vergaderden over Hem de ganse bende.
28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om;
29 En een kroon van doornen (een doornenkroon) gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden.
30 En op Hem gespogen hebbende, namen zij den rietstok en sloegen op Zijn hoofd.
31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af en deden Hem Zijn klederen aan en leidden Hem heen om te kruisigen.
32 En uitgaande, vonden zij een man van Cyréne, met name Simon; dezen dwongen zij dat hij Zijn kruis droeg.
PURPEREN MANTEL, DOORNENKROON, RIETSTOK
LEES preek online
Meisjes en jongens, de tijd van nu noemen we de lijdenstijd. De tijd waarin we nadenken over het lijden van de Heere Jezus. En ook de preek van vanmorgen gaat daarover.
Een preek die hopelijk niet al te moeilijk is. Dus luister goed.
Het gaat vanmorgen over het lijden van de Heere Jezus, vlak vóór Zijn allerergste lijden aan het kruis. Maar je zult zien en horen, dat ook dit lijden, echt heel erg is.
Maar voordat we gaan lezen in de Bijbel, eerst even de vraag: Hoe moet je in deze tijd aan het lijden van de Heere Jezus denken? En waaraan moet je dan precies denken?
Aan een paar dingen.
Natuurlijk (om te beginnen) moet je goed in de Bijbel lezen. Wat er precies staat. Dat gaan we zometeen doen.
a. En dan (dat is het eerste) moet daar altijd stil bij denken: dit komt door de zonde. Zo erg is de zonde, dat de Heere Jezus zo moet lijden. Dat is het eerste.
b. En dan (dat is het tweede) is het goed, om daar ook bij te denken: Hoe bijzonder is dit! Dat de Heere Jezus naar deze aarde gekomen is. Om dit te doen. Om zo te lijden!
Wat laat dat de liefde zien van de Heere Jezus voor zondige mensen.
En wat laat dat de liefde zien van God de Vader. Die Zijn lieve Zoon daarvoor over wilde geven. Dan zie je meer dan ooit de gewilligheid van de Heere Jezus (dat wil zeggen: Hoe graag Hij dat wilde doen) om voor zonde te betalen.
c. En dan is er ook nog altijd een derde ding.
De Heere Jezus heeft Zijn discipelen geleerd: Jullie hebben heel veel zonden gedaan.
En Ik moet en wil voor al die zonden lijden en sterven. Om daarvoor te betalen. Niet met goud of zilver, maar met Mijn kostbare bloed. Daarom zal de Heere al jullie zonden gaan vergeven.
Maar daarna, vraag Ik ook iets aan jullie. Ik zal alles voor jullie doen. Maar Ik vraag je daarna om Mij uit liefde te volgen. Om achter Mij aan te gaan.
Letterlijk zegt Heere: Ik wil dat je Mijn voetstappen gaat volgen (1 Petr. 2:21).
Om dat te begrijpen, moet je denken aan de winter. Er ligt een dik pak sneeuw. Iemand loopt voor je. En als je dan naar beneden kijkt, dan zie je: zijn of haar voetstappen in de sneeuw. En jij probeert jouw voetstappen precies in die voetstappen te zetten. Dan volg je de voetstappen van degene die voor je gelopen heeft.
Zo, discipelen, (zegt de Heere) wil Ik dat jullie in Mijn voetstappen zullen gaan lopen.
Dus, als Ik moet lijden, en jullie lopen in Mijn voetstappen, dan krijgen jullie het in deze wereld ook niet gemakkelijk. Dan zul je ook te maken krijgen met lijden.
Dus, even samenvattend, als we in de Bijbel lezen over het lijden van de Heere Jezus…
Dan: eerst goed lezen wat er precies staat.
En dan stil en biddend nadenken over drie dingen:
a. Over: onze zonden. Over hoe erg die zijn!
b. Over: de gewilligheid van de Heere Jezus om te lijden.
En over de liefde van Zijn Vader om Zijn Zoon daarvoor te geven.
c. En over: lopen in de voetstappen van de Heere Jezus.
Zo gaan we vanmorgen lezen, wat we eerder lazen in Mattheüs 27:27-32.
Terwijl we (en dat moet je ook altijd doen, als je luistert naar de preek) bidden in ons hart.
Of de Heere ons licht in ons hart wil geven. Ogen om te zien. Oren om te horen. En een hart om te luisteren naar Hem.
We gaan lezen. We beginnen in vers 27: Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis en vergaderden over Hem de ganse bende.
Dus, er zijn soldaten. Misschien zijn het Romeinen. Misschien mensen uit de omgeving, die voor de Romeinen werken. In dienst van de stadhouder Pilatus.
En al die soldaten (de hele bende, de hele groep, waarschijnlijk wel een stuk of 500), al die soldaten nemen de Heere Jezus mee naar binnen. Naar het binnenplein van (zeg maar) hun kazerne.
Zo van: ‘Bar-Abbas is vrij, U bent nu veroordeeld om gekruisigd worden, dus nu bent U van ons. Nu gaan wij ons werk doen…’
Vers 28: En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om…
Ze ontkleden Hem. Ze trekken Hem Zijn kleren uit.
Weet je wel hoe erg dat is, meisjes en jongens? Als vreemde mannen (zoals deze soldaten) je kleren van je lijf rukken?
Dan schaam je je diep.
Denk daar eens even stil over na… [stilte]
a. Dit komt door… Wat was ook alweer het eerste, waar we aan zouden denken?
Dit komt door de zonde. Zo erg is de zonde!
Ooit, in het paradijs, hadden Adam en Eva geen kleren aan. Zo waren ze door de Heere geschapen. En ze schaamden zich niet.
Totdat ze ongehoorzaam worden. Ze eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Wat de Heere verboden heeft. Ze kiezen tegen de Heere, en voor de duivel. Ze vallen in de zonde. En daardoor gaat alles stuk.
Ze voelen het ook ineens: We zijn naakt, we hebben geen kleren aan. En de Heere ziet alles. Hij kijkt dwars door ons heen.
En dus verstoppen ze zich. Ze plakken vijgenboombladeren aan elkaar, als een soort van kleren. Want… ze zijn bang voor de Heere.
Ze schamen zich en zijn bang, omdat ze zonde gedaan hebben.
Dat kennen we, allemaal… Zonde doen, verkeerde dingen doen tegen de Heere en tegen andere mensen. En dan: je schamen…, bang worden…
Omdat je voelt (wat Adam en Eva ook voelden): de Heere ziet alles. Alsof Hij dwars door me heen kijkt. Alsof er niets is, wat me beschermt, wat me onzichtbaar maakt.
Het is alsof ik (dat klinkt een beetje raar, maar zo zegt de Bijbel het ook), het is alsof ik zonder kleren, naakt voor God sta. De Bijbel zegt: Niemand is onzichtbaar voor de Heere. Maar alle dingen, alles wat we doen, alle dingen zijn naakt en geopend voor de Heere, met Wie we te doen hebben (Hebr. 4:13).
Om de zonde Zijn kinderen worden de kleren van de Heere Jezus van Hem afgetrokken.
En zo draagt Hij (zonder tegenstribbelen, gewillig) hun zonden, voor hen, in hun plaats.
De Heere zegt eigenlijk: ‘Het is goed. Hun schaamte, hun angst zal Ik dragen.’
En zo wil Zijn Vader in de hemel het ook. Dat Hij dit voor Zijn kinderen zal doen.
Zo moet het. Zo wil de Heere het. Want de zonde moet gestraft worden.
Of aan de Heere Jezus, of aan ons.
Dus, meisjes en jongens, zie je hier niet alleen het lijden en het verdriet, de angst en de schaamte van de Heere Jezus.
Maar ook vooral (dat tweede, waar je al luisterend over na moet denken): Zijn liefde en de liefde van Zijn Vader voor zondige mensen.
Om die (zoals de Bijbel zegt) te kleden met het kleed van Zijn gerechtigheid. Om door de moeilijke weg van dit lijden het voor hen weer goed te maken tussen God en hun zondige hart.
Vind je de gewilligheid van de Heere Jezus en de liefde van Zijn Vader niet bijzonder?
Ik lees verder in vers 28: En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om…
De soldaten weten dat de Heere Jezus veroordeeld is, omdat Hij gezegd heeft dat Hij
de Koning van de Joden is, de Messias, de Zoon van God.
En nu gaan ze met Hem spotten!
Ze gaan een heel gemeen spel met Hem spelen. Om eigenlijk tegen Hem te zeggen:
U bent geen echte koning, u bent een nep-koning!
Ze doen Hem een donkerrode soldatenjas aan, als een soort mantel van een koning.
En (vers 29): En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden.
Op de binnenplaats van de kazerne liggen vast takken met doorns, brandhout voor een vuurtje. En daar maken ze, daar vlechten ze een krans, een kroon van doornen van.
En die duwen ze op Zijn hoofd.
Au! Dat doet heel erg veel pijn. Die doorns, die prikken in Zijn hoofd. Het bloed loopt langs Zijn gezicht!
‘Hier, koning, dat is Uw kroon!’
En ze geven Hem een rietstok, een heel dunne stok of staf.
‘Hier, koning, dat is Uw staf, Uw scepter!’
En dan vallen ze op hun knieën, zogenaamd eerbiedig. Maar ze spotten met Hem.
Ze maken Hem belachelijk!
En zeggen: ‘Gegroet, U, de koning van de Joden! Onze namaak-koning!’
Wat is het erg, meisjes en jongens, wat hier allemaal gebeurt!
Want dit is niet zomaar een mens. Dit is al helemaal geen misdadiger.
Dit is echt de Koning! De Koning van alle koningen. De Heere van alle heren.
Maar zij spotten met Hem. Met die rode, die purperen jas, met die doornenkroon van brandhout, en met die staf…
Denk daar eens even stil over na… [stilte]
Dit, meisjes en jongens (dat was het eerste om aan te denken), dit komt door de zonde.
Zo erg is de zonde!
Want, wanneer lees je voor het eerst in de Bijbel over doornen? Na de zondeval in het paradijs. Daar zegt de Heere tegen Adam: De aarde is om u, om de zonde, vervloekt.
Zij zal doorns en distels voortbrengen (Gen. :17).
Dit zware lijden van de Heere Jezus, meisjes en jongens, laat zien hoe erg de zonde is. Die doornen wijzen terug naar het paradijs, naar de vloek van de Heere die ook op ons ligt.
Je kan denken: het valt wel mee, ik doe het per ongeluk, het is niet zo erg…
Maar de zonde, iedere zonde, is verschrikkelijk erg! Dat zie je hier.
En tegelijkertijd zie je (dat was het tweede waar je aan denken moest), hoe bijzonder het is, dat Heere deze straf gewillig wil dragen voor zondige mensen.
De Heere Jezus droeg vanaf de eeuwigheid (die nooit begon) een heerlijke kroon.
En nu een doornenkroon. Als teken van de vloek van de Heere over de zonde.
Maar de Heere Jezus (Die Zelf nooit zonde gedaan heeft) draagt die vloek gewillig voor Zijn kinderen. Met een kroon van doornen op Zijn hoofd.
Uit alles blijkt de grote liefde van de Heere Jezus, en van Zijn Vader voor al Zijn kinderen.
Meisjes en jongens, denk jij weleens aan je eigen zonden?
Die doen de Heere pijn. Net als die prikkende doorns. Net als dat slaan met die rietstok op Zijn hoofd.
Doen ze jou ook pijn? Heb je er verdriet over? Wil je het niet meer? Vertel je ze, belijd je ze eerlijk aan de Heere? Wil je Hem graag dienen? Wil je graag voor Hem leven?
Zelf kan je je zonden niet wegdoen, niet uitvegen. Zelf kan je je zondige hart niet veranderen. Zelf kan je het niet weer goed maken met de Heere.
Want, je kan wel zeggen: Ik doe geen zonde meer. Maar we doen ze toch steeds weer.
Je hebt deze Heere Jezus nodig! Die deze pijn en dit verdriet allemaal ondergaan heeft, om te betalen voor de zonden van zondige mensen.
Je hebt deze Heere Jezus nodig! Voor de vergeving van al je zonden. Voor een nieuw hart. Voor een nieuw leven. Om dat van de Heere te krijgen.
En hier zie je: hoe gewillig de Heere is, om dat aan je te geven!
En dus moet je biddend naar de Heere toegaan en zeggen: Vergeeft U, Heere (omdat U dit allemaal wilde lijden) ook alstublieft mijn zonden?
Ze zijn zo erg, die zonden van mij! Die hebben U zo beledigd!
U prikkend in Uw hoofd, U slaand in Uw gezicht…
De Heere wil je verhoren, meisjes en jongens, als je zo tot Hem bidt.
Want Heere vergeeft graag.
Snap je trouwens ook, als je daaraan denkt, dat je (als de Heere je zonden vergeeft), dat je dan meer dan ooit geen zonden meer wilt doen?
Het lijden van de Heere Jezus, waar we hier over lezen, laat ons zien (probeer het goed te onthouden!):
a. Als eerste: Hoe erg de zonde is.
b. Als tweede ook: Met hoeveel liefde de Heere Jezus gewillig, dat wil zeggen graag voor die zonden wilde betalen. En dat er daarom vergeving is (zegt de Bijbel) in Zijn bloed.
c. En als derde: Wil het ons ook leren om de voetstappen van de Heere te volgen.
Bijvoorbeeld, meisjes en jongens, nog even denkend aan dat laatste (waar het net over ging): aan die doorns, aan die doornenkroon…
Doorns zijn in de Bijbel ook een teken van (iets wat wijst naar): moeite, pijn en verdriet.
Soms gebruikt de Heere dat, om mensen hun zonden te laten zien, om mensen te bekeren,
om ze de Heere te laten zoeken, om ze een nieuw hart te geven.
Je kan denken (en misschien denk jij dat ook wel eens): ‘Heere, waarom? Waarom zoveel verdriet, zoveel narigheid, zoveel tegenslag? Waarom loop ik op een pad (zo voelt het) vol prikkende doorns? Waarom legt U die doorns op mijn pad (Hos. 2:5)?’
Om ons te bekeren. Zodat we niet doorgaan met de zonde. Maar onverdiend, door de genade van de Heere weer teruggebracht worden bij Hem.
Dus, meisjes en jongens, als dingen je pijn doen, vergeet dan niet, dat de Heere je daarmee ook roept! Om Hem te gaan zoeken, om te gaan bidden, om terug te komen bij Hem.
Maar ook Gods kinderen, mensen met een nieuw hart, hebben vaak moeilijke dingen in hun leven. Doorns, die prikken.
Paulus zegt letterlijk: Ik heb een scherpe doorn in mijn vlees. Iets wat ik heel naar, iets wat ik heel moeilijk vind. Iets wat me heel veel pijn doet (2 Kor. 12:7).
Waarom?
Om zo de voetstappen van de Heere Jezus te volgen, Die een hele króón van doorns droeg. Om ons zo te leren, om die moeite en dat verdriet te dragen, met een geduldig en gelukkig hart.
Gelukkig, omdat die doorns ons steeds herinneren aan onze lieve Heere, Die zoveel wilde lijden voor ons. Oneindig veel meer, dan wij soms moeten lijden.
En geduldig, in ons wachten op, in ons verlangen naar het moment dat alle verdriet en pijn voorbij zal zijn. En we voor altijd bij de Heere zullen zijn.
Met die doorns, die ons pijn doen (wat voor doorns het ook zijn), wil de Heere ons leren: U bent maar zwak. Kom en blijf maar dicht bij Mij.
U kunt zelf niets. Maar Ik geef u kracht en genade. Genoeg voor iedere dag.
Laten we verder lezen in vers 30: En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd.
Weet je wel hoe vies, weet je wel hoe smerig dat is? Maar vooral, hoe vernederend dat is? Als iemand je rechtstreeks in je gezicht spuugt? En dan niet één iemand, maar heel veel mensen, die dat doen?
Die soldaten spugen de Heere Jezus in Zijn vriendelijke gezicht.
Denk daar eens even stil over na… [stilte]
Dit doet, meisjes en jongens, wel heel erg denken (vind je niet?) aan mijn en aan jouw zonden. Want dit deden niet alleen de soldaten, maar dit doen wij ook. We spugen de Heere met onze zonden als het ware in Zijn gezicht.
Zonde is diepe belediging voor de Heere, voor de heilige God. Die de zonde niet wil.
Die de zonde niet kan aanzien!
En dus hebben wij deze straf eigenlijk verdiend. Ik las van een dominee van heel vroeger, die schreef: ‘Wij hebben verdiend (door onze zonden) dat al de engelen ons in het gezicht zouden spugen!’
We hebben verdiend dat dit voor altijd met ons zou gebeuren.
Dat heeft de Heere Jezus niet verdiend. En toch gebeurt het. Toch laat de Heere het (gewillig) gebeuren.
Want dit wil Zijn hemelse Vader. Die zoveel van Hem houdt.
Want alleen zo kan Hij de straf dragen voor Zijn volk. En nu doet Hij dat vrijwillig. Met heel Zijn hart. Vol van liefde voor zondige mensen.
Ik ben wel benieuwd, meisjes en jongens, hoe jullie ondertussen naar deze Koning kijken.
De soldaten steken de draak met Hem. Ze spotten met Hem. Ze minachten Hem.
Ze geven Hem geen eer. Maar ze vernederen Hem heel diep. Ze duwen Hem heel diep naar beneden.
Maar jij? Wat doe jij?
Ja, want je kan de Heere Jezus ook in deze tijd, ook vanmorgen hier in de kerk, net als zij doen: in Zijn gezicht spugen…
Wat doe jij met Jezus?
Misschien zeg je: Ik? Ik doe niks…
Is dat goed? Als de Heere Jezus, de Koning der Joden voor je staat… En je aankijkt… Vol van liefde en gewilligheid om ook jouw zonden te vergeven… En jij zegt: Ik doe niks?
Kwam Hij daarvoor naar deze wereld? Voor… niks?
Misschien zeg je eerlijk: Tot nu toe ben ik gewoon doorgegaan met mijn zonden. Door nee tegen de Heere te zeggen.
Toen de Heere zei: Als je bidt, dan zal Ik je verhoren. Als je Mij zoekt, dan zal je Mij vinden… Toen zei ik: ‘Nee, Heere, daar heb ik eigenlijk helemaal geen zin in.’
Toen de Heere zei: Ik wil zo graag uit genade je zonden vergeven… Toen zei ik: ‘Nee, Heere, ik probeer het liever zelf te doen. Ik probeer liever mezelf te verbeteren.’
Kwam de Heere Jezus daarvoor naar deze wereld? Voor… niks?
Spuug jij de Heere dan eigenlijk ook niet in Zijn gezicht?
Of misschien wel door (net als deze soldaten doen), door te doen alsof? Door net te doen alsof je de Heere liefhebt? Maar je houdt eigenlijk veel meer van andere dingen?
Ze spugen de Heere in Zijn gezicht.
Dat laat zien (weet je nog?):
a. Als eerste: hoe slecht de zonde is
b. Als tweede: hoeveel liefde de Heere Jezus heeft, dat Hij dit wil doen.
Voor? Voor dit soort van mensen, voor dit soort van kinderen: die Hem in Zijn gezicht spugen! Bid dan stil in je hart: ‘Heere, omdat mijn zonden vele zijn (ik ben ook zo’n spuger!), maak om Hem (om Jezus’ wil) mij rein!
c. En er was nog iets, het derde, je weet het nog wel: van die voetstappen…
De soldaten hebben de Heere Jezus gespuugd, geminacht en belachelijk gemaakt.
Dus, dan weet je als kind van de Heere, dat de mensen dat ook met jou zullen doen.
Wij, mensen van de kerk, denken vaak: de mensen van de wereld moeten respect voor ons hebben. Die moeten ons niet tegenwerken. Die moeten ons leven niet lastig maken.
Die moeten ons helpen! Die moeten ons waarderen! Die moeten ons misschien wel complimenten geven, omdat we zulke goede mensen zijn!
Maar dat is, meisjes en jongens, een grote vergissing.
Want het is helemaal geen eer voor discipelen van Jezus, om zulke complimenten te krijgen van de wereld. Dat is een foute gedachte!
Als wij net als de Heere Jezus leven, zullen de mensen ons ook gaan bespugen. Misschien niet letterlijk, maar toch…
Het moet, als het goed is, met ons gaan, zoals het met Jezus ging. Dat hoort bij een leven met de Heere. Dat dat de mensen met ons spotten, dat ze hun tong uitsteken, dat ze ons raar vinden, dat ze ons tegenwerken en dwarszitten.
Want dat is wat de wereld doet met heiligheid. Dan mogen we met de apostelen (zoals staat in Handelingen 5): blij zijn dat we waardig geacht worden om, om Zijns Naams wil, smaadheid te lijden (Hand. 5:41). Omdat we bij de Heere Jezus mogen horen.
We gaan terug naar vers 30: En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd.
De soldaten pakken de rietstok, ze pakken die dunne stok uit Zijn handen en slaan Hem ermee op Zijn hoofd.
Denk daar eens even stil over na…
Dit laat ons weer zien:
a. Als eerste hoe erg onze zonde zijn. Zo erg, dat de Heere Jezus daarom deze slagen op Zijn hoofd moet krijgen
b. Maar Hij wil het (dat is het tweede) met liefde gewillig dragen.
c. En zegt als het ware tegen als Zijn kinderen (als derde, voetstappen drukken…): wees ook maar niet verbaasd, als je klappen krijgt. Ga dan niet steen en been lopen klagen, want dat hebben ze met Mij ook gedaan!
Meisjes en jongens, wat een lijden! Kleren uitgetrokken, donkerrode mantel aan, om met Hem te spotten. Doornenkroon op Zijn hoofd. Rietstok in Zijn hand. Waar ze Hem vervolgens mee slaan. Vuistslagen Zijn gezicht. Soldaten die voor Hem knielen en zeggen: ‘Nou, daar staat U dan, de koning der Joden’…
Maar, denk nog één keer met me mee…
Zijn het alleen de soldaten, die dit doen? Die met de Heere Jezus spotten?
Doen wij dat ook niet?
Bijvoorbeeld als de Heere zegt: Vertel al je zonden nu maar tegen Mij en vraag Me om vergeving! Maar jij denkt: ‘Nu niet hor, daar heb ik nu geen zin in. Ik heb allerlei andere dingen te doen’.
Bijvoorbeeld als de Heere zegt: Ga Mij nu zoeken, dan zal je Mij vinden! Maar jij denkt: Dat kan later altijd nog! Bijvoorbeeld als de Heere zegt: Ga nou bidden. Zoek een plek in huis om dat te doen. En bid! Maar jij denkt, schouderophalend: ‘Ah, daar heb ik gewoon geen zin in…’
Ben je dan niet hetzelfde als deze soldaten? Doe je dan niet hetzelfde als zij?
Niet echt voor de Heere buigen, maar hooguit doen alsof?
Maar er is gelukkig nog iets.
Voor wat voor soort van mensen kwam de Heere Jezus om zo te lijden en te sterven?
Voor echt goede, voor echt gelovige mensen? Die dat verdienden?
Nee, Hij kwam juist voor dat soort van mensen, die Hem niet wilden. Voor mensen, die niet voor Hem wilden buigen. Of ze deden (net als deze soldaten) alleen maar alsof.
En daarom, meisjes en jongens, al zoek de Heere niet, al bid je niet, al vraag je niet om vergeving…
Luister dan heel goed: voor dat soort van mensen, voor dat soort van kinderen, staat de Heere Jezus hier te lijden.
En omdat Hij dit doet, daarom kan jij nog zalig worden. Daarom kan jij nog een nieuw hart krijgen.
Vind je dat niet bijzonder? Ben daar ook niet verbaasd over?
Dat de Heere zoveel wil lijden, voor zulke slechte mensen?
Heb je last van je slechte hart? Heb je last van je zondige hart?
Heb je verdriet over je zonden?
Dan is hier een gewillige Zaligmaker. Die al je zonden graag wil vergeven.
Kom dan toch naar Hem toe. En vraag de Heere: dit allemaal (die doornen, die slagen, dat spuug in Uw gezicht), mag dat allemaal ook voor mij zijn?
Ik heb het niet verdiend. Maar uit genade?
Mijn zonden zijn zo slecht. Mijn zonden zijn zo erg. Daarom was Uw lijden zo zwaar!
Mag dat lijden ook zijn voor mijn zonden? Mag dat lijden zijn om ook de schuld daarvan te betalen? Mag dat lijden zijn om ook al die zonden te vergeven?
Wat wordt de lijdenstijd (zo heet deze tijd, waarin we nadenken over het lijden van de Heere Jezus), wat wordt deze lijdenstijd dan een mooie tijd.
Want dan zie je overal, door het spuug van de soldaten, door het bloed en de tranen van de tranen Heere Jezus heen, het mooie, het onbegrijpelijke schitteren van de liefde en de gewilligheid van de Heere voor zondaars.
Wat ga je dan veel van de Heere houden. Dan wordt die Heere Jezus (Die hier zo diep vernederd wordt), de Allerliefste, de Allergrootste in je leven. De Koning der koningen, de Heere der heren. Een Heere, Die steeds groter voor je wordt.
Omdat je steeds meer ziet: hoe erg je zonden zijn.
Maar ook: hoe groot Zijn liefde en genade zijn, om al die zonden te vergeven.
Waardoor je ook steeds meer Zijn voetstappen wilt volgen. Door Zijn kracht.
Meisjes en jongens, gemeente, er is een gewillige Zaligmaker. Voor zondaars.
Om die met al de liefde van Zijn hart met God verzoenen. Kom tot Hem!
Amen.