Zijn bloed kome over ons · Mattheüs 27
Preek: Zijn bloed kome over ons
Mattheüs 27:25: En al het volk antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.
Inhoudsopgave
PDF LEESPREEK
SCHRIFTLEZING Mattheus 27
22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.
23 Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden.
24 Als nu Pilatus zag dat hij niet vorderde, maar veelmeer dat er oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig van het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien.
25 En al het volk antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.
26 Toen liet hij hun Barábbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.
LEES PREEK ONLINE
ZIJN BLOED KOME OVER ONS EN ONZE KINDEREN
THEMA: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen
Gemeente, soms hebben woorden veel meer betekenis, dan degene die ze zegt, op dat moment denkt of kan overzien.
Denk maar aan Kajafas, die kortgeleden zei: Het is ons nut, dat één Mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga. Maar dit zei hij (schrijft Johannes) niet uit zichzelven; maar zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde hij dat Jezus sterven zou voor het volk (Joh. 11:50,51).
Denk ook maar aan Pilatus, die zei (nog recenter): Zie de Mens! Johannes schrijft: Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon en het purperen kleed. En Pilatus zeide tot hen: Zie, de Mens (Joh. 19:5).
En even later: Zie, uw Koning! (Joh. 19:14).
Woorden vol waarheid over de Mens, over Koning Jezus Christus. Zonder dat hij, Pilatus, doorhad wat hij eigenlijk zei.
En dat gebeurt niet alleen in paleis van Pilatus, maar ook ervoor.
Pilatus zit met Jezus om ’t hand. De overpriesters beschuldigen Hem, maar Hij zwijgt.
Hij heeft Hem eerder ook al naar Herodes gestuurd, maar zonder resultaat.
Dus heeft hij ander voorstel. Het is een goede gewoonte om met de feestdagen een gevangene vrij te laten. Ik laat ze kiezen: Jezus loslaten, of Bar-Abbas… Dan zullen ze Jezus wel kiezen…
Ondertussen komt het alarmerende bericht over de droom van zijn vrouw. Maar hij gaat door…
Twee mannen worden ruw naar buiten geduwd: de één arrogant, een brutaal kijkende misdadiger, de ander een zwaar mishandelde Man, met ogen vol medelijden.
‘Welken van deze twee wilt u, dat ik u zal loslaten?’
En zij zeiden (zegt vers 21): Bar-Abbas.
Ik lees in vers 22: Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.
En nog een keer in vers 23: Laat Hem gekruisigd worden.
Zo kom ik er niet uit, denkt Pilatus. Dit wordt oproer…
En dus neemt hij water en wast voor ieders oog zijn handen in onschuld.
Wat Pilatus hier doet, is voor de Joden direct helder. Dit kennen ze uit Psalm 26 en uit Psalm 73: Ik was mijn handen in onschuld (Ps. 26:6, 73:13).
Hij zegt ook in vers 24: Ik ben onschuldig!
Wat een onzin, Pilatus! Als je de Rechtvaardige veroordeelt, dan ben je niet onschuldig!
Dat water, waarin je je handen wast, is niet in staat je schuld weg te nemen.
‘Ik ben onschuldig, u mag toezien.’ Met andere woorden: Vanaf nu is het uw probleem, vanaf nu is het jullie verantwoordelijkheid.
Een verantwoordelijkheid die ze grif, maar ook luchthartig omhelzen.
Want (zegt vers 25): En al het volk (iedereen!) antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.
Wij en onze kinderen nemen de schuld van deze veroordeling van Jezus op ons.
Laat de schuld en de straf, laat de wraak over Zijn bloed maar op ons komen
(zie ook: 2 Sam. 1:16, 3:28, Hand. 18:6).
Midden in de volkswoede voor het paleis van Pilatus roept iedereen het: ‘Kruis Hem!
Onze verantwoordelijkheid! Het is goed! Doe het maar! Het is terecht!’
Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.
Maar ze wisten niet wat ze zeiden…
We gaan met Gods hulp samen zoeken naar de diepe betekenis van deze woorden. Die in de wereldgeschiedenis zo vaak gebruikt zijn om met de vinger naar de Joden te wijzen.
Maar hier past de ootmoed van dichter Revius:
’t En zijn de Joden niet, heer Jesu die U kruisten…, maar wij…
Het thema voor de preek van vanmorgen is:
Zijn bloed kome over ons onze kinderen
Er zijn drie aandachtspunten. Dit zijn:
1. Woorden vol veroordeling
2. Woorden vol overtuiging
3. Woorden vol Evangelie
Als eerste dus:
1. Woorden vol veroordeling
Want dit is een perfecte tekening van hoe wij zijn en van wie wij zijn…
Vol van haat. Haters van God en elkaar hatend (Tit. 3:3). En altijd bezig om onszelf te rechtvaardigen.
Pilatus wast zijn handen en zegt: Ik ben onschuldig.
En het volk realiseert zich ook niet, dat ze het oordeel over zichzelf afroepen. Ze denken dat ze goed bezig zijn. En dus roepen ze: Laat dat oordeel maar over ons komen!
Het typeert de diepe nood van de mensen daar, toen, en van de onbekeerden hier, nu.
Je hoort ‘t wel, hoe slecht je hart is: in zonde ontvangen en geboren, kind des toorn, die in het rijk van God niet kan binnen gaan…
Maar, of je wast je handen in onschuld en zegt: Ik kan er ook niks aan doen. Of je zegt in totaal ongeloof: Laat maar komen!
Terwijl ondertussen beide soorten van mensen de Zaligmaker afwijzen en vragen om Zijn dood.
En dus doet u, onbekeerde vrienden, tot op de dag van vandaag hetzelfde als wat Pilatus en de Joden hier doen: de Zaligmaker verwerpen, de Zaligmaker doorsteken.
Want Christus was niet alleen daar, maar Hij is in geestelijke zin ook hier. Spelend op de fluit van het Evangelie. Klaagliederen zingend over uw verlorenheid en schuld.
U wijzend op het bloed aan uw handen. U wijzend op het bloed uit Zijn zijde.
Maar tot nu toe, onbekeerde vrienden, helaas tevergeefs. Tot nu toe hebt u niet willen luisteren. U hebt uw oren dichtgestopt. U hebt Zijn waarheid voor leugen uitgemaakt.
U hebt Hem geminacht. U hebt Zijn bloed vertrapt.
U hebt liever uw zonden en het genot van de dingen van deze tijd, dan Jezus.
En dus roept u iedere zondag met deze mensen mee: Weg met Hem! Kruis Hem!
Wij willen niet dat Hij Koning over ons zal zijn.
En zo roept u, net als zij, het oordeel over uzelf af.
Waarom zit u hier eigenlijk nog…? Waarom verdraagt God u eigenlijk nog…?
Om het geduld van de Man, Wiens bloed u aan uw handen hebt.
Hij zwijgt (net als hier bij Pilatus) ook onder uw afwijzen, in groot geduld.
Want Hij kwam (maar dat ziet u niet en dat wilt u niet zien), Hij kwam juist voor mensen zoals u. Voor vijanden en moordenaars.
Luister, dit zeg ik als boodschapper van deze Man, niet als vrijblijvende mededeling.
Je kunt het aanhoren. En het uwe, het jouwe ermee doen.
Maar, ik kom vanmorgen voor u staan. Nee, ik zal het anders zeggen. Christus staat nu, persoonlijk voor u, en vraagt u (na alles wat ik net gezegd heb over uw hart en leven):
Schuldig…? Of niet schuldig?
Schuldig…? Of niet schuldig?
Lieve mensen, erken dan toch nu aan Heere oprecht uw zonden. Verberg geen kwaad, dat in u wordt gevonden. Maar belijd het, allemaal!
We gaan verder, gemeente, met ons tweede aandachtspunt:
2. Woorden vol overtuiging
Want wat krijgen deze woorden ineens een andere lading, straks, op de Pinksterdag. Als de Heilige Geest deze zelfde mensen diep priemt in hun harten.
Want wat krijgen ze ook nu in deze tijd, in de harten van ontdekte zondaars, ineens een andere lading. Als de Heilige Geest ons aan onze zonde ontdekt, ons die laat zien, ons die voor ogen houdt.
De zonden van iedere dag. Die we doen. En van de dingen die we niet deden.
In ons denken, in ons willen, in ons verlangen.
Onze zonde in Adam. Ons breken met God.
Onze zonden van het verwerpen van de Zaligmaker. Die u misschien ook al jaren verworpen, veracht en geminacht hebt.
Als we iets gaan zien en voelen van de ernst van dat kwaad. Als de Heere ons eraan ontdekt.
En Hij het ons laat zien en geloven: U hebt het gedaan.
Het was allemaal, zoals Petrus zegt op de Pinksterdag, volgens de bepaalde raad en voorkennis van God.
Zeker! Maar u hebt het gedaan. U hebt Hem genomen en door de handen van de onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood (Hand. 2:23).
U hebt Hem gekruisigd. Het is uw schuld. Zijn bloed is op uw hoofd.
Wie sloeg Hem met vuisten? Wie drukte een doornenkroon op Zijn hoofd?
Wie bespotte Hem? Wie spuugde Hem in Zijn gezicht?
Wie dreef de spijkers door Zijn handen en voeten?
Ik…
Opnieuw staat deze Christus, Die naar deze wereld kwam om het verlorene te zoeken en om zondaars te behouden (maar Die nu verhoogd is in heerlijkheid en glorie aan de rechterhand van Zijn Vader) voor u:
Schuldig…? Of onschuldig?
Is het niet waar dat u Zijn woorden nooit hebt kunnen verdragen?
Zijn woorden die spraken van zonde en schuld? Van hoogmoed en trots?
Zijn woorden die de schijn van uw goed-zijn afbraken? Die u veroordeelden als een misdadiger? Als een vijand van God?
Is het niet waar, dat u die woorden jarenlang hebt afgewezen?
Christus staat, vol geduld, opnieuw voor u:
Schuldig…? Of onschuldig?
Lieve mensen, zeg toch niet: Onschuldig!
Zeg niet: ‘Hier was ik niet bij. Dit zou ik nooit gedaan hebben. Ik was mijn handen met water, in onschuld.’
Want dan kan de Zaligmaker niets voor u doen. Omdat u Hem niets wilt laten doen.
Zeg eerlijk uit de grond van uw hart: ‘Schuldig, Heere, Schuldig!’
Kijk naar de gekruisigde Christus, Die u gekruisigd hebt. En bid om de vervulling van de profetie van Zacharia: Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden, en zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben; en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene (Zach. 12:10).
Schuldig! Schuldig!
Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw oog. Ik ben Uw gramschap dubbel waardig.
Want dan krijgt onze tekst ineens een heel andere, een veel diepere betekenis. Waar de menigte toen niet aan dacht.
3. Woorden vol Evangelie
Want het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, spreekt (zolang het genadetijd is) niet van toorn en wraak. Het spreekt, zegt de apostel in de Hebreeënbrief betere dingen dan het bloed van Abel (Heb. 12:24).
Dat bloed, het bloed van de vermoorde Abel, riep om wraak (Gen 4:8-10).
Maar het bloed van Christus roept tegen Zijn moordenaars – zoals het ook nu roept in het Evangelie van vrije genade: ‘Mensen, er is redding, er is behoud, zelfs voor de allerslechtsen. Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol (Jes. 1:18).
Door de besprenging met Mijn vergevende bloed.’
Laat, dat is de roep van het Evangelie(!), het bloed Christus op u komen. En laat u zo, als vijanden, met God verzoenen.
Want als Ik, zegt de Heere, dat bloed van Christus zie, gesprengd op uw zondige hart, dan zal Ik u voorbijgaan (Ex. 12:13).
De verderfengel ging Mijn Zoon, de Heere Jezus Christus, niet voorbij. Ik liet Hem door uw handen spijkeren aan het kruis en een vervloekte dood sterven.
En het grote mysterie daarvan is: dat Ik nu juist Hem gezonden heb tot verzoening van de zonden van zulke misdadigers.
Het is nodig, gemeente, dat dat bloed van de Heere Jezus gestreken wordt (net als vroeger in land Gosen) aan de posten van uw hart. Zonder dat u geborgen bent achter het bloed van het Lam, hebt u geen toekomst. U zult het niet overleven. U zult voor eeuwig omkomen.
U kunt uw handen niet wassen in onschuld. We staan schuldig voor God.
En zonder bloedstorting, zegt de Bijbel, is er geen vergeving (Hebr. 9:22).
Maar het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat gestort is, reinigt van alle zonde.
Dat bloed van het kruis, is het hart van het Evangelie (1 Joh. 1:7)!
Het bloed van het kruis, dat de Heilige Geest moet sprengen, moet druppen op ons hart.
Want dat is het werk van God en van God alleen.
We moeten opnieuw geboren worden. Van dood levend gemaakt worden. Door de besprenging met en door de toepassing van het bloed van Christus. Door het werk van de Heilige Geest in ons hart.
Anders willen we geen schuld bekennen. Anders willen we niet buigen tot de nederige diepte van: Zalig willen worden door het werk van een Ander. Zalig willen worden door het bloed van Christus.
En dus is er alle reden, gemeente, om niet onze handen in onschuld te wassen, om niet onze schouders op te halen (met welk excuus dan ook), om niet af te wachten, maar er is alle reden om… te roepen!
Denkend aan het vergevende bloed van de Heere Jezus Christus. Uit enkele zondaarsliefde gestort op Golgotha.
Denkend aan wat Johannes schrijft: Maar een der krijgsknechten doorstak Zijn zijde met een speer, en terstond kwam er (spatte er, stroomde er) bloed en water uit. Genoeg voor iedereen! (Joh. 19:34).
Er is alle reden te roepen. Breng, Heere, nu we de werkelijke betekenis van Uw bloed zien, breng nu toch dat Uw vergevende bloed over ons en onze kinderen!
En scheld ons onze misdaden kwijt, o Heere, Die vol ontferming zijt (Morgenz.: 4).
Was ons en onze kinderen door Uw bloed. Spreng dit Uw bloed met hysop onze zielen, en we zullen rein zijn van onze dodelijk misdaden (Ps. 51:9).
Dat is, gemeente, wat wij en onze kinderen nodig hebben. Dat de Heere dat door Zijn Heilige Geest doet in ons hart. En dat wij daarom roepen.
En tegelijkertijd schittert midden in onze verlorenheid ook de bereidwilligheid van God om dat te doen. Om het bloed van Christus over ons en onze kinderen te brengen.
Het volk van het verbond wijst de Zaligmaker af. Zij en hun kinderen. Zoals ook wij dat gedaan hebben. Wij en onze kinderen.
Zij waren het waard, en wij hebben het ook verdiend, dat het verbond daarmee voor altijd ongedaan gemaakt zou worden. Ik bedoel het verbond van God met Abraham: Ik zal u tot een God zijn en uw kinderen (Gen. 17:7).
Ik roep Mijn Naam over u uit. U bent Mijn volk. Uw kinderen zijn Mijn kinderen
(Ezech. 16:21). Maar daar tegenover onze roep: U bent onze God en Koning niet!
Kruis Hem, de mensgeworden Eniggeliefde Zoon van de Vader!
Je zou denken, je zou verwachten: Dit is het laatste…
Eeuwenlang klonk het: Ik zal u tot een God zijn.
En hier is hun, hier is ons ultieme antwoord: Nee! Maar wij willen Uw volk niet zijn!
Je zou denken, je zou verwachten: Dit is het laatste…
Maar desondanks is God doorgegaan. Hij heeft Zijn belofte niet ingetrokken.
Maar, zegt Calvijn, God maakt door ons verraad de betrouwbaarheid van Zijn belofte nog heerlijker.
Door ons verraad, door onze haat, door onze verwerping van de Zaligmaker schittert Gods belofte meer dan ooit.
Zij roepen het oordeel over zich af, en wij roepen het oordeel over ons af: Laat het maar komen over ons en onze kinderen!
Maar op de Pinksterdag roept God straks Zijn belofte over hen uit.
En nu ook over ons en onze kinderen.
De belofte die Hij met het teken van Zijn bloed ook aan de voorhoofden van ons en onze kinderen verzegeld heeft, door het water van de Heilige Doop.
Schittert in het doopwater, gemeente, niet de rijkdom van God genade? Hebben wij dat verdiend?
Nee, we hebben met onze kinderen, als kinderen des toorn, de eeuwige straf verdiend.
Maar God! Hij opent een overvloeiende fontein, voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid (Zach. 13:1).
En straks, na de opstandig van de Heere Jezus zal klinken: Predik, in de Naam van Hem Die u gekruisigd hebt, bekering en vergeving van zonden, beginnende hier…
Hier in Jeruzalem…, waar ze Mij gekruisigd hebben (Luk. 24:47).
Hier in [plaatsnaam]… waar u Mij gekruisigd hebt.
Bent u schuldig?
Of… wast u uw handen nog steeds in onschuld? Maar dan komt u voor eeuwig om.
Schuldig?
Roep dan: Heere, laat Uw vergevende bloed komen, gesprengd over ons en onze kinderen. Tot eer van Uw Naam, en tot ons eeuwige behoud!
Schuldig?
Roep dan de Naam des Heeren aan en u zult zalig worden! (Hand. 2:21)
Schuldig?
Zie dan het Lam Gods! (Joh. 1:29)
Hij is verwond om de overtredingen van degenen die Hem gekruisigd hebben, om de ongerechtigheden van zulke mensen is Hij verbrijzeld. De straf, zegt Jesaja, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden
(Jes. 53:5).
Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen, tot vergeving, tot verzoening en tot vrede met God.
God zij eeuwig geloofd en gedankt voor Zijn eeuwige welbehagen en vrije genade.
Dat de bediening van het verbond niet opgehouden is om onze zonden.
Zijn wraak is wel gegaan en gaat over al diegenen, die hardnekkig blijven weigeren, Zijn verbond blijven verachten en Zijn bloed blijven vertrappen.
Maar Zijn trouw is gebleven.
Dat ziet u ook steeds weer, gemeente, als er kinderen gemeente worden gedoopt.
Het water van het sacrament van de Heilige Doop wijst ons steeds weer opnieuw naar het bloed van Christus.
Dat, jongelui, is ook de grote waarde en de betekenis van de kinderdoop.
Ons hart zegt van nature tegen God en Christus: Nee!
Maar God heeft vanaf het eerste moment van je leven gezegd: Ik heb een geneesmiddel tegen die haat en tegen die vijandschap. En Ik drup het water van de doop op je voorhoofd als teken en bewijs dat Ik, God, bereid ben je hart te veranderen. Je schuld te vergeven. Je dode ziel levend te maken. En je nieuw leven te geven. Want Ik wil nog steeds je God zijn!
Geef Hem daarvan alleen de eer, door dat eenzijdige dat bij God vandaan komt, nooit om te draaien.
Geliefde gemeente, wij hebben het verbond geweigerd. Maar God bleef bij wat Hij beloofde. Wij zijn de belofte van Zijn verbond niet waard. Maar God geeft die genadig.
Wij zijn geneigd die belofte te betwijfelen. Of omdat we twijfelen aan Gods betrouwbaarheid, of omdat we echt zien en geloven dat wij het niet waard zijn.
Maar God is waarachtig en betrouwbaar. En bevestigt en verzegelt Zijn belofte ook steeds weer opnieuw in het midden van de gemeente met het water van de Heilige Doop.
U komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal (Hand. 2:39). Deze belofte: En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden (Hand. 2:21).
Een belofte, een onverdiende belofte, die we allemaal moeten veranderen in een gebed. In een smeekgebed. In roepen. In anders roepen!
Niet naar Pilatus, maar naar de hemel: Uw bloed, o Heere Jezus Christus, uw vergevende bloed kome over ons. Over ons, die U gekruisigd hebben. Wil ons, vijanden, met U verzoenen!
Zulke roepende gebeden, uit de nood van ons hart, wil en zal God horen. Vanwege de trouw van Zijn beloftewoord.
Daarom, roep vanaf nu (biddend wijzend naar uw doop), de Naam des Heeren aan en u zult zalig worden.
Amen.