Zij meenden dat zij een geest zagen – Lukas 24 – Pasen

Preek over: Zij meenden dat zij een geest zagen
Lukas 24:37: En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, meenden dat zij een geest zagen.

LEESPREEK

Bijbelgedeelte Lukas 24:
36 En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden.
37 En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, meenden dat zij een geest zagen.
38 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen in uw harten?
39 Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf. Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet dat Ik heb.

40 En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten.
41 En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten?
42 En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honingraten.

43 En Hij nam het en at het voor hun ogen.
44 En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes en de Profeten en Psalmen.

45 Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden;
46 En zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage;
47 En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem.
48 En gij zijt getuigen van deze dingen.