Zoals Christus de Gemeente liefgehad heeft (Efeze 5)

Zoals Christus de Gemeente liefgehad heeft
Preek Efeze 5:25-27: Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven.

PDF LEESPREEK

Zie ook deze preek over Efeze 5 en 1 Petrus 3

SCHRIFTGEDEELTE – Efeze 5

Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere;
Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.

Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles.
Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;
Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord;
Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.

Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief.
Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Heere de Gemeente.
Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen.

Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; en zij twee zullen tot een vlees wezen.
Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente.
Zo dan ook gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze.

LEES PREEK ONLINE
DE GEMEENTE LIEFGEHAD

THEMA: Zoals Christus de Gemeente liefgehad heeft

Mannen, ik weet niet of het u opgevallen is, maar in het voorgelezen Bijbelgedeelte werden wij vooral, op de man af aangesproken.
Voor de vrouwen waren er drie verzen, vers 21 tot en met 23.
Voor ons, mannen, waren er negen verzen, vers 24 tot en met 33, om ons te leren (in het bijzonder ons, als getrouwde mannen) hoe we ons in ons huwelijk moeten doen, of beter gezegd: hoe we in ons huwelijk moeten zijn.

Zoals Christus deed en doet, zoals Christus was en is.
Dat zou (ik realiseer me dat deze opmerking pijnlijk kan zijn, maar ik denk toch dat het waar is), dat zou, als dat zo was, ieder huwelijk sparen en ieder gebroken huwelijk helen.

Het gaat in Efeze 5 over twee dingen. Over het aardse huwelijk tussen man en vrouw, zoals door God bedoeld, en over het geestelijke huwelijk tussen Christus en Zijn Gemeente.
En hoewel de meeste verzen inhoudelijk gaan over het huwelijk tussen man en vrouw, toch zegt Paulus in vers 32: deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente.

Op die verhouding, op die relatie, op dat geestelijke huwelijk valt dus het meeste accent.
Dus gaat het in de overdenking van vanmorgen in de eerste plaats over Wie Christus was, is en blijft voor Zijn bruid. Maar niet zonder steeds ook de toepassing te maken op wie een christenman moet zijn en blijven voor zijn bruid.

De tekst voor de preek van vanmorgen kunt u vinden in Efeze 5:25-27. Daar lezen wij het Woord van God als volgt:
Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;
Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord, opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.

Het thema voor de preek van vanmorgen is:
De liefde van Christus voor Zijn Gemeente

We letten samen op twee aandachtspunten. In de eerste plaats op de aard van Zijn liefde. Dat ziet u in vers 25. En we letten in de tweede plaats op het doel van Zijn liefde.

Dat ziet u in vers 26 en 27. En in beide gevallen maken we de toepassing ook op het huwelijk tussen man en vrouw.

Dus het gaat vanmorgen over: De liefde van Christus voor Zijn Gemeente.
Twee aandachtspunten:
1. De aard van Zijn liefde
2. Het doel van Zijn liefde
Als eerste dus:

1. De aard van de liefde van Christus

Want, zo lezen we in vers 25: Gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven.
Bij het eerste deel van deze zin, kan je nog denken aan de gemeente als geheel. Christus heeft de gemeente liefgehad.

Omdat? Waarom?
Omdat heel deze verloren wereld, omdat heel het verloren geslacht van Adam voorwerp is van Gods liefde en bewogenheid. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (Joh. 3:16).
En, zo schrijft Paulus aan Timotheüs: God wil, dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen (1 Tim. 2:4).

Haal, gemeente, daar in uw gedachten nu niet stiekem uw schouders over op. Zeg niet bij uzelf: Dat stelt niet zoveel voor, dat is alleen maar gewone liefde.
Dat is het niet. Het is echte, hartelijke, oprechte en bewogen liefde.
Ik snap dat onze tranen niet altijd even echt zijn. Maar de tranen van Jezus zijn dat wel. Tranen huilde Hij over Jeruzalem. En tranen huilt Hij over u, onbekeerde vrienden.
Och, of gij ook bekende, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen (Luk. 19:42).

Onbekeerde vrienden, Jezus huilt tranen over uw harde en onbekeerlijke hart.
Over u, omdat u niet komen wilt, omdat u zich niet met God wilt laten verzoenen.
En Zijn tranen zijn oprecht en liefdevol.
Nooit heeft iemand anders zulke tranen over u gehuild. Kunt u zulke liefde hardvochtig blijven afwijzen?
Geen schepsel was ooit dieper gezonken in ellende en verderf dan u, die de liefde van Jezus afwijst.
U wilt Hem niet. Omdat u Hem haat…

Toch gaat het in onze tekst over een andere liefde. Over een liefde die oneindig veel groter en dieper is. Het gaat in de tekst om de bijzondere liefde van Christus tot die mensen, die Hem door Zijn Vader gegeven zijn.
In Gods eeuwige raad van verkiezing, die voor ons verborgen is. Het gaat hier om Gods bijzondere liefde van welbehagen. Waar Jeremia over spreekt als hij zegt: De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad (zegt de Heere) met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid (Jer. 31:3).

Het gaat hier over God kinderen, en over hen die in de toekomst nog door Gods genade getrokken zullen worden.
Maar om de roepstem van het Evangelie is niemand daar op voorhand van buitengesloten. Dus luister, u allemaal, naar deze woorden, naar dit lied vol verwondering, verbazing en aanbidding.

Christus heeft de Gemeente liefgehad, en Zichzelf voor haar overgegeven.
Christus, de hemelse Bruidegom, heeft Zijn Gemeente, heeft Zijn bruid liefgehad.
En hoe!

Jongens, als je van een meisje gaat houden (en dat geldt natuurlijk ook de meisjes, als zij van een jongen gaan houden, maar ik blijf maar even in de lijn van de tekst), jongens, als je van een meisje gaat houden, dan volg je je hart en je ogen.

Je zoekt een aardig meisje, met een lief hart, waar iets van afstraalt, iets wat je hart raakt.
Of je zoekt een aantrekkelijk, een mooi meisje, hoe je dat ook zelf definieert. Ik zou trouwens voor dat eerste gaan.
Maar, hoe dan ook, je zoekt iemand die bij je past. En je wordt blij, als je een beetje aansluiting vindt. Als je het gevoel krijgt: hier klikt iets. En het is wederzijds. Dit gaat vast wat worden.
Je weet van tevoren natuurlijk waar je voor gaat. Je loopt niet achter niks aan.

De Heere Jezus zocht ook een bruid.
En wat zag Hij? Niets.
En wat vond Hij? Vond Hij aansluiting? Nee, afwijzing!
Hij vond mensen die niets te bieden hadden. Die lagen onder de vloek. Die midden in de ellende lagen, gevangen in de zonde. Onrein, onheilig, dood door de misdaden en de zonden.
We waren vijandig, we waren afwijzend, en wilden niets met Hem te maken hebben.

Het was zoals Ezechiël schrijft: Alzo zegt de Heere HEERE tot Jeruzalem: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder een Hethietische. En aangaande uw geboorten: ten dage, als gij geboren waart, werd uw navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen, toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins met zout gewreven, noch in windselen gewonden.

Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid(!) van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart.
Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef! (Eze. 16:3-6)
Zo’n bruid had, zo’n bruid heeft Christus lief.
En hoe!

a. In de eerste plaats met een heel bijzondere, volmaakte en hartelijke liefde. Denk maar aan de woorden van Jeremia: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met koorden van goedertierenheid.

b. In de tweede plaats met een liefde zonder enige bijbedoeling.
Misschien zou je, jongens, nog wel met een wat minder aardige dochter van een miljardair willen trouwen. Want wie weet, daar valt misschien wel wat te halen?
Maar bij ons viel niets te halen, dan ellende, nood en dood.
Hij had ons ook niet nodig. Maar Hij had ons lief, omdat Hij ons liefhad.

c. En dat deed Hij, in de derde plaats, zonder Zich af te laten stoten door ons afzichtelijke bestaan.
Want het is niet zo, dat Hij ons eerst waste en heiligde van de zonde, en dat Hij ons toen, daarna lief kreeg. Maar Hij had ons lief, zoals we waren: melaats, ellendig en verloren.
En uit enkele en eenzijdige liefde zei Hij, wat Jesaja schrijft: Mijn lust (Mijn welgevallen) is aan u (Jes. 62:4).

Met zo’n bruid wilde Christus in het huwelijk treden. Zo iemand wilde Hij dicht bij Zich. Om van hart tot hart mee te spreken. Om bij haar te zijn. Om één te zijn met haar, zoals het Hoofd één is met de ledematen. Om haar Wederhelft te zijn.

Geliefde medechristenen, kinderen van God, dit hadden wij niet verdiend. Dit hebben we zelfs niet gewild. Wij hebben ons hiertegen verzet. Maar Hij had ons ondanks alles lief, met heel Zijn hart.
En Hij liet die liefde ook blijken. Zoals wij, getrouwde mannen, ook de liefde naar onze vrouw moeten laten blijken, de liefde van heel ons hart.

Christus liet die liefde blijken, want Hij heeft, zo staat in vers 25: Zichzelf voor haar overgegeven.
Je kan je liefste wat geven. Een aardig sms’je, een lief appje, een leuk cadeautje of een mooie bos bloemen…
Je kan voor je bruid geweldige dingen uitzoeken. Een mooi huis, een luxe inrichting, een geweldige vakantie…
Maar dat doe je zeker niet voor iemand die jou niet mag.

Maar Christus is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven.
Hij heeft niet iets, maar Zichzelf overgegeven voor Zijn gemeente, voor Zijn zondige en zwarte bruid.
Hij verliet Zijn hemelse heerlijkheid en liet Zich op deze aarde wikkelen in doeken en leggen in een kribbe. Hij gaf Zich over in Zijn leven. En hij gaf Zich over in Zijn dood. Hij vernederde Zich diep, tot in de dood van het kruis. Hij droeg de vloek die op ons lag. Hij droeg onze schuld.

Hij liet Zich vernederen, Hij liet Zich slaan, Hij liet Zich bespugen, Hij liet Zich bespugen, Hij liet een doornenkroon op Zijn hoofd zetten en Hij gaf Zich vrijwillig als een offer voor ons.
Zoals Paulus zegt in Galaten 2: Hij heeft ons liefgehad en Zichzelf voor ons overgegeven (Gal. 2:20). Zichzelf, voor ons.
Zichzelf: God, Jezus Christus. Voor ons: verloren, onwillig en krachteloos.

Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Want nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor den goede zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven. Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren (Rom. 5:6-8).
Overdenk, gemeente, deze weergaloze liefde van de Vader (Die Zijn Zoon gaf), van Christus (Die Zichzelf gaf) en van de Heilige Geest (Die Hem geeft aan verloren mensen), in de stilte van uw hart.

a. Onbekeerden, dit is het, wat u mist. En zonder dit hebt u geen toekomst.
En dat u deze liefde niet kent, dat ligt niet aan God. Christus zal nooit de oorzaak zijn van uw eeuwige ondergang. U bent het zelf. Tot nu toe hebt u deze liefde veracht en vertrapt.
U wilde wel van alles… U wilde netjes doen, u wilde meelopen, u wilde ernstig praten en u houden aan goede gewoontes… U wilde misschien zelfs denken aan en praten over die onbegrijpelijke, eeuwige, verkiezende liefde van God.

Maar u gebruikte die stiekem in uw hart om uzelf te verontschuldigen en u daar achter te verschuilen. Om niet toe te geven, dat u deze Christus uw leven lang al hebt afgewezen.
Hij heeft u al duizenden keren ten huwelijk gevraagd.
Hij heeft u Zijn trouwring al even zoveel keren aangeboden.
Maar tot nu toe zei u…: Nee!

Ik zou tegen u kunnen zeggen, dat Zijn gekrenkte liefde u vroeg of laat zal laten ondergaan onder de wraak van de almachtige God. Ik zou u kunnen zeggen dat Hij, Die Zich nu nog aan u aanbiedt als uw Man, straks uw Rechter zal zijn.
Maar laat ik u, nu het nog het heden van de genade is, laat ik u nogmaals vragen in Zijn Naam: Alstublieft, kom en geef Hem, geef Christus, uw verloren en vijandige hart.

b. Kinderen van God, geliefde medechristenen, dit (dat Christus ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven), dit laat ons zien Wie God is en Wie Christus is.
Paulus schrijft in Romeinen 8: Die (dat is God de Vader) ook Zijn Eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven (Rom. 8:32).

En in Romeinen 5 schrijft hij: God bevestigt Zijn liefde (die was er al vanaf de eeuwigheid, maar Hij bevestigt Zijn liefde) jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren (Rom. 5:8).
Laten we dit veel in stilte bij onszelf overdenken, ons daarover verwonderen en daarover spreken.
In grote dankbaarheid: hoe kon Hij mij zo liefhebben? Looft de Heere, alles wat binnen in mij is, en vergeet geen van Zijn weldaden!
Overdenk dit veel in de stilte van uw hart. In grote dankbaarheid, en in diep verlangen om naar Zijn beeld veranderd te mogen worden.

c. Daarom, mannen, moeten wij ook veel nadenken over het leven en de dood van de Heere Jezus. Voor ons eigen hart tegenover de Heere.
We zullen er klein en ootmoedig van worden, en dat zal een zegen zijn voor onszelf en voor de kerk.
We zullen ook de zonde er meer door gaan haten.
En we zullen anderen, in het bijzonder onze eigen vrouw, meer gaan liefhebben.

Als je, godvrezende mannen, denkt aan Christus, Die Zichzelf voor haar overgaf…
Dan ga je nooit weg bij je eigen vrouw. Want Christus heeft ons ook nooit verlaten en zal ons ook nooit verlaten. Verblijd je blijvend in de vrouw van je jeugd.
Dan straalt je huwelijk van liefde en toewijding voor haar, zoals Christus (oneindig veel meer) straalt en schittert in Zijn liefde voor en toewijding aan ons.

Dan zorg je voor haar, dan bescherm je haar, dan verdedig je haar. Zoals Christus (oneindig veel meer) Zijn liefste verdedigt en niemand toelaat om ons uit Zijn hand te rukken.
Dan bid je voor haar. Zoals Izak bad voor Rebekka. Zoals Christus (oneindig veel meer en vaker) voor ons bidt.

Mannen, laten we door Gods genade ons spiegelen aan de liefde van Christus voor Zijn bruid. En je lieve vrouw zal meer dan ooit een schat voor je zijn en blijven.

We gaan nu verder met ons tweede aandachtspunt:

2. Het doel van Zijn liefde

Christus heeft Zijn Gemeente lief, opdat (dit is het doel, zo lezen we in vers 26 en 27):
Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; opdat Hij haar Zichzelf heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.
Het doel van Zijn liefde is dus drieërlei: heiligen, reinigen en heerlijk voor Zich stellen.

a. Het eerste doel is dus: opdat Hij haar heiligen zou.
Opdat Hij haar apart zou zetten. Apart van deze wereld, om haar helemaal en exclusief toe te wijden aan God. Ver weg van de zonde en dicht bij Hem.
U zegt: ‘Ja, dat probeer ik ook. Daar doe ik zo mijn best voor, maar het mislukt steeds weer. Ik voel me daar zo ellendig over. Ik ben een ellendig mens.’

Ja, ik ook. Maar u moet wel goed lezen. Er staat niet: opdat u uzelf zou heiligen.
Er staat dat de Heere Jezus Christus meer wil doen en doet, dan dat Hij Zich voor u overgegeven heeft in de dood van het kruis. Hij wil u ook heiligen.

b. En Hij wil u (dat is Zijn tweede doel) ook reinigen door het Woord.
Christus heeft Zijn Gemeente niet alleen lief, maar Hij doet ook alles voor haar.
Hij heiligt haar. Hij geeft haar een nieuw leven, een nieuw hart, gericht op God.
En Hij reinigt haar. Hij wast haar van alle zonde en schuld, en ook van haar oude en zondige natuur. We denken zo vaak dat we dat laatste zelf moeten doen, maar Christus is een volkomen Zaligmaker. Hij wil alles voor ons doen.

Dus, als na ontvangen genade die vernieuwing van uw leven steeds weer niet lukt, wat moet u dan doen?

Dan moet u opnieuw en biddend vluchten tot Christus. En zeggen: Heere, bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn. Was mij van mijn ongerechtigheid, dan zal ik witter zijn dan sneeuw. En vernieuw in het binnenste van mij een rein hart.
Biddend, of u Hem lief mag hebben, of u Hem van harte mag dienen en vrezen, of u ver van de zonde mag blijven en of u staande mag blijven op momenten van verzoeking.

En u moet uw heiligmaking in de tweede plaats vooral zoeken in het Woord.
Want dat Woord laat ons zien Wie God is. Hoe de Vader Zijn liefste Zoon overgaf in de dood. En hoe de Zoon Zichzelf overgaf in de dood voor Zijn vijanden.
Die woorden, die Schriftwoorden zijn het (als u die biddend leest en overdenkt) die ons vernieuwen naar het beeld van Christus.
Daarom zegt de Heere Jezus in Johannes 15 tegen Zijn discipelen: Gijlieden zijt nu rein om het woord(!), dat Ik tot u gesproken heb (Joh. 15:3).

Waarom? Omdat dat Woord door de Heilige Geest gebruikt wordt om ons inwendig te vernieuwen.
Dat doen wij niet zelf. Wie leeft van levensvernieuwing op eigen kracht, wie leeft van zelfverbetering, die is niet uit God geboren.
Paulus schrijft aan Titus: (God) heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes (Tit. 3:5).

En daarom hoeft u, kinderen van God, ook niet te wanhopen, als u uit zwakheid in zonde valt, als u te strijden hebt tegen uzelf, tegen zonde, tegen zondig verlangen in uw hart of tegen de verleiding van de wereld.
De heiligmaking, de vernieuwing van ons leven, ligt vast in Christus.
Want Zijn Naam is Jezus, Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Dat is Zijn wil. Dat is Zijn werk. Wat een vastheid, wat een zekerheid! Hij, Christus, zal het doen!

Het is het werk van Christus. En het is het werk van de Vader: Want dit is de wil (en dus ook het werk) van God (de Vader): uw heiligmaking.
Namelijk, zo zegt Paulus in 1 Thessalonicenzen 4:3: dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij.

Dus mannen (en dat geldt ook jongens, en ook vrouwen en meisjes) als je in je hart een zware strijd voert tegen wat Paulus noemt ‘hoererij’, tegen het kijken van porno of van foute films, tegen verkeerde gevoelens die opvlammen in je hart, dan moet je die strijd niet eenzaam en alleen voeren. Dat verlies je.
Dan moet je ook niet eindeloos beterschap beloven, alsof je het ooit zelf zou kunnen in eigen kracht. Je kunt die eigen beloftes niet waarmaken.

Je moet schuiling zoeken wij Christus. Bij Hem, Die weet wat heiligheid en reinheid is. Bij Hem, Die weet wat trouw is, trouw tot in de dood. Bij Hem, Die machtig is voor struikelen te bewaren.
Hij is machtig en bereid om zonden weg te wassen, om ons leven schoon te boenen van zonde en kwaad, en om ons meer apart te zetten, meer op afstand van de zonde en de wereld, en meer toegewijd aan Hem.

Maar dat neemt niet weg, dat het ook goed is, om in dat soort moeilijke situaties, hulp aan anderen te vragen. Aan medechristenen liefst, aan mensen (jonger of ouder) die ootmoedig de Heere vrezen. Aan mensen, die zelf iets kennen van de liefde en de trouw van Christus. Aan mensen, die uit eigen ervaring ook weten, voor wat voor soort van beroerde mensen Hij, Christus in de wereld gekomen is.
En als het nodig is, vraag dan natuurlijk ook hulp aan hulpverleners, om je te helpen de cirkel te doorbreken, waar je op eigen kracht niet uit weet te komen.

Zo kom je, mannen, terug waar de Heere je wil hebben. Zoals staat in vers 25: Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief. Alleen uw eigen vrouw. Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje (…); dool steeds in haar liefde. En waarom zou u, mijn zoon, in een vreemde dolen, en de schoot der onbekende (fysiek of digitaal) omvangen (Spr. 5:19-20).
Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij.

c. Nog een derde, nog een laatste doel had onze Heere, toen de Vader Hem overgaf in de dood en toen Hij Zichzelf overgaf voor Zijn zwarte bruid. Het staat in vers 27: Opdat Hij haar Zichzelf heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.
Als je dat leest, dan proef je verlangen.
Maar, als je dat leest, dan vraag je je al lezend ook af: wie verlangt er eigenlijk naar wie? En: wie verlangt er eigenlijk het meest?

Er is maar één antwoord denkbaar: Christus Zelf verlangt er het meest naar om Zijn bruid te zien. Wij hebben het soms wel (deden we dat maar meer), wij hebben het soms wel over ons verlangen om ontbonden te worden (dat wil zeggen: om te sterven) en met Christus te zijn, omdat dat verreweg het beste is.
Maar het verlangen van Christus naar ons, kinderen van God, is oneindig veel groter en sterker. Omdat Zijn liefde onze liefde eindeloos ver overtreft. En omdat onze liefde maar een vonk is van Zijn liefde. Een kleine ster, vergeleken met de zon.

Hier op aarde is dat al zo. Maar als dat hier al zo is, dan geldt dat zeker de komende dag van de eeuwigheid: Christus ziet uit naar de dag van Zijn bruiloft.
Hij ziet uit naar het moment, dat Hij (Hij doet alles!) ons, ellendige zondaars, Zichzelf heerlijk zal voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar heilig en onberispelijk.
Nooit verlangde een mens zo sterk naar Christus, als dat Christus dag en nacht, altijd, verlangt naar Zijn bruid. Vanwege Zijn weergaloze en hartelijke liefde, waar we het over gehad hebben.

Maar ook omdat Hij ons anders ziet, dan dat wij onszelf zien. Wij zien ons naar onze slechtste kant. Maar Christus ziet ons naar onze beste kant. Naar wat Hij in ons gewerkt heeft. Denk maar aan wat Paulus zegt in Efeze 1: In Hem, hebben wij de verlossing, de vergeving van onze misdaden (Ef. 1:17). Zo ziet Hij ons: in Hem! En in Hem ziet Hij verlossing en vergeving.
Daarom zegt Christus in het Hooglied: Mijn vriendin, er is geen gebrek aan u (Hgl. 4:17).

Wij zeggen: ‘Heere, ik ben zwart.’
Maar Hij zegt daar direct overheen: ‘U bent liefelijk’ in Mijn ogen. En Ik verlang ernaar om u te horen en om u te zien. Mijn duive, zijnde in de kloven van de steenrots, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen. Laat Mij uw gezicht zien, Ik verlang naar u.

Die liefde, Zijn liefde, dat verlangen, Zijn verlangen, laat ons ook liefhebben, laat ons ook verlangen naar Hem.
Wij grijpen Christus aan, omdat we eerst door Hem gegrepen zijn.
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
We verlangen Hem te zien, omdat Hij er naar verlangt om ons te zien.

En toch blijven Zijn liefde en Zijn verlangen altijd oneindig ver uitsteken boven onze liefde en ons verlangen.
Vaak staan we van onze gebeden of van onze overdenking op, met een zucht in ons hart. Want onze liefde is flauw, ons verlangen is koud, ons hart klaagt ons aan, onze gebeden zijn lauw. Onze zonden doen ons verdriet. Ons gebrek aan heiligheid doet ons klagen: Ik ellendig mens.

Maar wees niet bang. Dat schrikt onze hemelse Bruidegom niet af. Een puriteinse godgeleerde zei eens: Geen muziek vermaakt Hem meer dan de zuchten en de tranen, de klachten en de gebeden van Zijn kinderen. Christus verlangt om Zijn vrouw te zien en te horen.

Hier nog omgeven door veel zonden, vlekken, onvolmaaktheden en liefdeloosheid. Maar als Christus nu al zo verlangt om Zijn liefste te zien, hoeveel meer ziet Hij dan uit naar de dag van de echte ontmoeting, naar de dag waarop Hij Zijn werk in ons voltooid zal zien? Naar de dag dat Hij haar Zichzelf heerlijk zal voorstellen (voor Zich, kijkend naar haar ogen, haar tranen afwissend, luisterend naar haar stem; ‘kom in, gezegende van Mijn Vader), een Gemeente (Hij ziet het, het is Zijn werk!), die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar heilig en onberispelijk.

Kinderen van God, niet onze inzet brengt ons in de hemel. Niet onze gebeden, niet ons doden van de zonde, niet ons verlangen en onze liefde, maar de liefde van Christus en Zijn verlangen naar de voltooiing van Zijn werk en naar de eer van Zijn Vader.
En de verhoring van Zijn gebed: Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld
(Joh. 17:24).

Hij ziet uit naar de dag van de bruiloft, met ons. Naar de dag waarop al onze zonden weggenomen zullen zijn. Maar ook alle vuil van ons hart en leven zal dan voor altijd weggewassen zijn. Geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt.
Het zuchten voorbij. De zonde voorbij. Het verlangen voorbij.
Eeuwig de heerlijkheid van Christus zien, bewonderen en aanbidden. Eeuwig in Christus nabij God te zijn, dat is verreweg het beste.

Heerlijk voor Zich! Het heeft de betekenis in zich van: geweldig!
Zo zal Christus zijn gemeente zien. Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel. In gestikte klederen zal zij tot de Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden. Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis (Ps. 45:14-16).
Uit Hem en door Hem en tot Hem (tot Zijn eer) zijn alle dingen (Rom. 11:36).

Zo, mannen, moeten ook wij altijd in tere liefde, in trouwe liefde onszelf opofferen voor onze lieve vrouw.
Vergevingsgezind, naar het voorbeeld van Christus.
Mild, naar het voorbeeld van onze zachtmoedige Zaligmaker.
Nooit verbitterd, omdat Hij ook nooit verbitterd tegen ons geweest is.
In wijsheid dienend, zoals Hij in onvergelijkbare wijsheid ons leven leidt.
Samen de Heere dienend en vrezend. Samen (de Heere geve ons dat) in de levende verwachting van en in de zekere hoop op onze Heere en Zaligmaker, onze enige Liefste, Die ons leven is.

Zo wordt Gods lof vergroot.
Zo groeien onze kinderen (als we die van de Heere gekregen hebben) op in een sfeer die iets uitademt van de liefde van Christus.
Zo wordt de gemeente gebouwd.
Zo krijgt God alle eer.

Amen.