Daniël in leeuwenkuil · Preek Daniël 6
Preek Daniël 6:11: Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij voordezen gedaan had.
LEES PREEK ONLINE
Jongens en meisjes, het is vandaag biddag. Een dag waarop we samen bidden.
Maar, mag ik je eens vragen: Bid jij ook wel eens voor jezelf? Heb je thuis een stil plekje, waar je vaak stilletjes naar toe gaat om de Heere te bidden? De Bijbel noemt dat een binnenkamer. Een plek waar niemand je ziet, behalve de Heere, Die je bidden hoort.
En Die je bidden, als je zo bidt, ook verhoren zal. Want de Heere Jezus heeft gezegd: Bid, en u zult ontvangen.
Maar hoe moet je dan bidden?
Nou, net als de profeet Daniël, over wie het vanmorgen in de preek gaat.
De preek van vanmorgen gaat over Daniël 6:11.
Dat is de tekst voor de preek, Daniël 6:11.
Lees maar mee in je Bijbeltje:
Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had.
De preek op deze biddagmorgen gaat over:
Blijven bidden
Blijven bidden, in de eerste plaats: als het moeilijk is, in de tweede plaats: gericht op God, en in de derde plaats: in vertrouwen dat de Heere helpt.
Daniël in de leeuwenkuil
Dus, de preek heeft drie punten: Blijven bidden.
- Als het moeilijk is
- Gericht op God
- In vertrouwen dat de Heere helpt
Als eerste dus:
1. Blijven bidden als het moeilijk is
Daniël woont al heel lang in Babel. Toen hij een jaar of veertien was, is hij als gevangene meegenomen naar Babel. Ondertussen is hij al in de tachtig. Je zou bijna zeggen: opa Daniël.
Al de jaren die voorbij gegaan zijn, zijn niet gemakkelijk geweest voor Daniël.
Want hij is een kind van de Heere en wil ook heel graag de geboden van de Heere houden.
Maar de koningen voor wie hij werkt, die geloven helemaal niet in de Heere.
Hij werkt nu voor koning Darius. Onder die koning werkt hij samen met twee anderen, als bestuurders van het grote rijk van Babel. Hij is, zo staat in vers 3, één van de drie ministers.
Je zegt: ‘Dat is een mooie baan. Hij heeft het ver geschopt, die Daniël.’
Ja, dat is waar, maar het is ook een ingewikkelde baan.
Want alles in het rijk van koning Darius draait om macht, om invloed, om geld.
En dus gaat het er bij heel veel dingen ook best wel oneerlijk aan toe. Er is veel corruptie.
Er zijn veel mensen die proberen met hun ellebogen te werken, om zelf vooruit te komen, ten koste van andere mensen.
Je kan je ook wel voorstellen, dat heel veel mensen jaloers zijn op zo’n mooie baan als minister, zoals Daniël die heeft.
Maar er is nog iets, en dat irriteert sommige mensen alleen maar meer. Daniël blinkt echt uit als minister. Hij is de allerbeste. En de koning wil hem daarom zelfs aanstellen over heel zijn koninkrijk. Als, zo zouden wij zeggen, minister-president.
En dus denken zijn collega’s: Hoe komen wij toch van die Daniël af?
Je zou kunnen denken: Nou, dan moet Daniël ook maar een beetje gemeen doen. Dan moet hij maar een paar mensen ontslaan.
Maar dat doet Daniël niet. Hij blijft eerlijk in zijn werk en trouw aan koning Darius.
Zo kon je toen, met de hulp van de Heere, en zo kan je ook nu midden in de wereld leven en werken. En zo moeten we dat als christenen ook doen. Eerlijk en trouw je werk doen, waar je ook werkt, en laten zien wat de Heere voor je betekent.
Het is trouwens nog best wel lastig voor de mensen die Daniël liever zien vertrekken. Want ja, hoe krijg je die man eigenlijk weg?
Ze zoeken, en ze zoeken, maar ze vinden niets.
Hij is niet oneerlijk, hij liegt nooit, hij heeft nog nooit iets gestolen, hij heeft nog nooit stiekem geld aangenomen…
Nou, dan blijft er maar één ding over, zeggen ze: ‘Misschien kunnen we iets met hoe Daniël de God van Israël dient. Want dat is een andere God, dan de goden die wij dienen.’
Ze bedenken een heel slim plan.
Ze gaan naar de koning. Ze zeggen: ‘Koning, zou het niet heel mooi zijn, als er een wet zou komen waarin staat: niemand mag komende maand, komende dertig dagen iets vragen aan zijn of haar god, dan alleen aan u?’
Wat een eer voor de Koning!
En dus zegt koning Darius: ‘Goed!’
Maar wat een probleem voor Daniël.
‘Daniël, de komende 30 dagen, mag je niet meer bidden! Pas op, want als je dat wel doet, dan kom je in de leeuwenkuil!’
Jarenlang is het zo goed gegaan, als minister. En binnenkort krijgt hij misschien een nog betere baan, als minister-president.
Je fluistert: ‘Daniël, misschien moet je je bidden maar een maandje overslaan. Of zorg in ieder geval dat niemand het ziet, dat je bidt tot de Heere, de God van Israël.’
Maar wat doet Daniël?
Hij hoort het (dat er een nieuwe wet gekomen is), hij gaat direct naar huis en… hij doet wat hij altijd doet: bidden, voor een geopend raam, met zijn gezicht naar Jeruzalem.
Hij gaat dus door, met wat hij altijd doet. Hij blijft bidden.
Ook nu het echt moeilijk wordt. Juist nu het moeilijk wordt! Want hoe kan Daniël nu verder, zonder de Heere? Juist nu heeft hij de Heere zo nodig!
Denk, jongens en meisjes, even aan jezelf.
a. Blijven bidden, ook als het moeilijk is. Als je ergens bent, bij een vriendje of vriendinnetje, in een restaurant, bij de McDonalds, of op het strand.
‘Ja maar, als ik hier ga bidden, dan kijkt iedereen naar me. Misschien lachen ze wel om me.’
Blijven bidden hoor! Ook als je het moeilijk vindt!
Want je kan toch niet zonder de Heere, zonder Zijn hulp en zonder Zijn zegen?
b. Blijven bidden, ook als het moeilijk is. Ook als je verdrietig bent, ook als je vaak huilen moet. Omdat er thuis misschien wel ruzie is, of omdat je op school gepest wordt. Omdat er iemand ziek is, of omdat er pas iemand gestorven is.
Misschien denk je wel: de Heere hoort mij niet.
Maar dat is niet waar, want de Heere hoort je wel! Hij bestuurt alles!
Ook de moeilijke dingen. Ook de moeilijke dingen komen uit de hand van de Heere!
Niet om ons te plagen. Maar juist om ons te leren geduldig te zijn, op Hem te vertrouwen, en te blijven bidden.
Juist als je het moeilijk hebt, moet je net als Daniël blijven bidden. En zeggen: ‘Heere, alles is zó moeilijk. Maar ik heb U lief. Ik hou van U. U hoort toch mijn stem, mijn smekingen, mijn klagen?’
Dan ben je, al heb je het heel moeilijk, diep in je hart tóch gelukkig. Met de Heere.
Daniël blijft bidden, juist nu het ineens zo moeilijk, nu het ineens ook zo gevaarlijk wordt. Hoe?
Dat is het tweede punt van de preek:
2. Blijven bidden, gericht op God
Van dat bidden van Daniël zegt de Bijbel een paar dingen. Lees maar mee in vers 11:
Hij ging in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk (precies zoals) hij vóór dezen gedaan had.
We lezen in dit vers een paar dingen over het bidden van Daniël.
a. We lezen als eerste dat Daniël drie keer per dag bidt: ‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds. Dan neemt hij de tijd om op die stille plek tot de Heere te bidden.
Vandaar mijn vraag aan het begin van de preek: ‘Heb jij ook een stille plek, waar je net als Daniël, stilletjes bidt?’
David heeft ook zo’n plek. We lezen dat in Psalm 55. Daar staat: Ik zal tot God roepen; en de HEERE zal mij verlossen. Des avonds, en des morgens, en des middags (hoor je wel: ook David bidt drie keer per dag) zal ik klagen en getier maken (Ps. 55:17-18).
Dat wil zeggen: dan zal ik al mijn moeilijke dingen tegen de Heere vertellen. En Hij zal Mijn stem horen.
Het is belangrijk, jongens en meisjes, om op vaste tijden te bidden. Anders vergeet je de Heere.
b. Het tweede wat we lezen van het bidden van Daniël is: hij knielt, als hij bidt.
Hij bidt in een heel eerbiedige houding.
Het is belangrijk om heel eerbiedig te bidden. Want de Heere God is de grote, heilige God in de hemel.
c. Het derde wat we lezen van het bidden van Daniël is: hij bidt bij een open raam in de richting van Jeruzalem.
Dat was de plek waar de tempel stond, de plaats waar de Heere woonde.
Maar, de tempel is toch verwoest, die is toch afgebroken?
Ja, maar toch blijft Daniël bidden, die kant op. Naar de plaats waar de Heere woont, naar de Heere Zelf.
Het is belangrijk om daaraan te denken, jongens en meisjes, als je bidt.
Je bidt, als het goed is, tegen de Heere, Die alles ziet, Die alles weet.
Ook je zonden, de verkeerde dingen die je doet, je zondige hart. Schaam jij je ook, net als ik, als je je zonden tegen de Heere vertelt en eerbiedig vraagt om vergeving?
Daar luistert de Heere naar, hoor! Dat verhoort de Heere!
Je bidt tegen de Heere, Die alles ziet, Die alles weet.
Ook je moeilijke dingen. Niet dat die dan allemaal direct worden opgelost. Maar als de Heere er maar vanaf weet. Als de Heere maar bij je is. Dan gaat het toch goed.
d. Dus Daniël bidt: drie keer per dag, bij een open raam (de mensen mogen het best zien!), in de richting van Jeruzalem, op zijn knieën gebogen.
En dan (dat is het vierde wat er staat over zijn bidden), dan bidt hij, dan belijdt hij zijn zonden en de zonden van zijn volk voor de Heere.
Je kan bidden om van alles en nog wat, maar dit is het belangrijkste!
Daniël belijdt zijn zonden, dat wil zeggen: die vertelt hij eerlijk tegen de Heere en vraagt dan ook om vergeving. Dat moet je ook zo doen. Want als je dat doet, dan zal de Heere ook jouw zonden vergeven.
Waarom eigenlijk? Waarom verhoort de Heere zulk bidden? Waarom geeft Hij antwoord om zulk vragen om vergeving?
Omdat jij zo goed bent, omdat jij zo mooi bidt, iedere dag weer?
Nee, deze biddende Daniël wijst vooruit naar Iemand anders, Die altijd bad. Deze Daniël wijst vooruit naar de Heere Jezus.
Voor wat voor soort van mensen bad Hij?
Jesaja zegt: Voor overtreders, voor zondaars.
Hij bad vaak, terwijl Hij alleen was, op een berg.
Hij bad heel ernstig in Gethsémané, waar Zijn zweet als stolsels bloed van Zijn hoofd op de grond vielen.
Hij bad op Golgotha…, en nog steeds voor Zijn vijanden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
Dat bidden van de Heere Jezus, Zijn sterven aan het kruis, dat is de reden dat de Heere naar jouw gebed wil luisteren en jouw gebed wil verhoren.
Daar moet je aan denken, als je bidt.
Als je bidt ‘om Jezus wil’, wacht dan even…, denk dan even stil aan die biddende Heere Jezus. Zijn vader liet Hem helemaal alleen en gaf Hem geen antwoord op Zijn bidden, op Zijn roepen. Daarom geeft de Heere wel antwoord op jouw roepen.
Als je daaraan denkt, mag je zeggen: ‘Heere Jezus, wilt U ook voor mij bidden bij Uw Vader in de hemel?’
Je mag erop vertrouwen, je kan ervan op aan: de Heere hoort zulk bidden.
Daarom, jongens en meisjes, als je dat niet doet, dan wil ik je vragen: ‘Waarom doe je dat eigenlijk nog steeds niet? Waarom vergeet je eigenlijk altijd weer om stil te bidden? Waarom heb je nog steeds geen stil plekje om voor jezelf te bidden?
Is de Heere het niet waard dat je veel van Hem houdt? Dat je alles aan Hem vraagt? Dat je Hem vergeving vraagt voor al je zonden?
Weet je wel hoe gelukkig je bent, als je de Heere dienen mag? Als je stilletjes bidden mag? En weten en vertrouwen (hoe moeilijk het misschien ook is): de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen, mijn klagen?
Alsjeblieft, zoek zo’n plekje en ga bidden. Net als Daniël.’
Blijven bidden…, ook in vertrouwen dat de Heere helpt.
Dat is het derde punt van de preek:
3. Blijven bidden in vertrouwen dat de Heere helpt
Ineens lopen er heel veel mensen bij het huis van Daniël.
‘Kijk mensen, wij hebben hem! Hij heeft niet geluisterd naar het gebod van de Koning om dertig dagen lang niet te bidden. Kijk maar, hij doet het nog steeds!’
Gesnapt! Ze gaan snel naar koning Darius en vertellen hem het nieuws. Kijk maar in vers 14: ‘Koning, iemand uit Israël, heeft geen eerbied voor uw gebod, om in dertig dagen aan niemand iets te vragen dan alleen aan u. Hij bidt op drie tijden ‘s daags zijn gebed.’
‘Wie is die man?’, zegt koning Darius nors.
‘Koning, het is Daniël. U weet wel, Daniël.’
Ineens is koning Darius heel verdrietig. Hij houdt juist zoveel van deze oude, wijze man, die al jarenlang zo goed zijn werk doet.
Hij probeert hem nog te redden, maar zijn vijanden zeggen: ‘koning, afspraak is afspraak. U hebt uw handtekening onder deze wet gezet, en daar staat in, dat als iemand niet naar u luistert, in de leeuwenkuil gegooid moet worden.’
Zou Daniël daar van tevoren niet bang voor zijn geweest? Hij kon toch weten, dat dit kon gebeuren?
Nee, dat blijkt nergens uit. Daniël is zo rustig.
Net zo rustig als Abraham destijds, tegen wie God zei: ‘Abraham, je moet je zoon Izak gaan offeren.’
Schrik? Paniek?
Nee, rust en vertrouwen.
Dat, jongens en meisjes, hoort bij het leven met de Heere.
Je kan ziek worden, je kan een ongeluk krijgen. Je kan misschien niet meer naar school, je moet misschien naar het ziekenhuis. Er kan heel veel verdriet komen in ons leven, als er iemand ziek wordt, of zelfs moet sterven.
De mensen zeggen: ‘O, wat erg! Hoe kan dat nou, als je van de Heere houdt? Dan moet toch alles juist goed gaan?’
Nee, niet op die manier.
Het gaat altijd goed, wat er ook gebeurt, omdat de Heere bij ons is.
Dan zingen we gerust met Psalm 33: In de grootste smarten (dat wil zeggen: in het allerergste verdriet), blijven onze harten in de Heere gerust. Ik zal Hem nooit vergeten. Hem mijn Helper heten. Al mijn hoop en lust.
Onze goede Heere Zelf brengt al die moeilijke dingen op onze weg, net als bij Daniël.
Maar waarom dan?
Niet om ons te plagen, maar om ons dingen te leren.
Op de school van de genade van de Heere, leert de Heere Zijn kinderen dingen.
Sommige dingen kunnen we van de Heere leren als alles goed gaat. Dan kunnen we leren om te danken. Dat is ook moeilijk, want als alles goed gaat, vergeten we dat juist vaak.
Maar er zijn ook dingen die we alleen maar kunnen leren als het leven moeilijk is.
Dan leert de Heere ons om geduldig te zijn. Geduldig met die gemene mannen, zoals hier bij Daniël. Geduldig in ziek zijn, geduldig in verdrietig zijn.
Dan leert de Heere ons bidden, op onze knieën: ‘Heere, wat U doet is moeilijk, maar het is goed. Omdat U zo goed bent!’
Je bent de helft van je verdriet al kwijt, als je weet dat de Heere het doet.
Dan leert de Heere ons buigen voor Hem, zoals Daniël hier buigt voor de Heere.
Wij weten het vaak zoveel beter dan de Heere, maar dat is niet goed. De Heere wil ons, juist in die moeilijke tijden, leren zeggen: ‘Heere, Vader, wat U doet (wat het ook is), wat U doet, dat is goed.’
Dan leert de Heere ons om te vertrouwen op Hem. Als alles goed gaat, vertrouwen we zo vaak op onszelf. Dan kunnen we vaak zo trots worden op onszelf. Maar als ineens alles anders gaat (zoals bij Daniël hier; hij ziet het al voor zich: ik ga zo meteen voor de leeuwen), dan leren we bidden met vertrouwen. Zoals staat in Psalm 25: Heere, ik vertrouw in mijn nood op U.
Daarom, jongens en meisjes, gemeente, niet mopperen in tegenspoed.
Want het is goed, wat de Heere doet. Hij weet als geen ander, wat goed voor ons is.
En vooral wat goed is voor de eer van Zijn groten Naam.
Daniël wordt ruw beetgepakt.
Maar: geen angst, geen paniek. Als de Heere bij je is, kan je rustig zijn en rustig blijven. Dan mag je weten: de Heere draagt me, Hij houd me vast, Hij drukt me aan Zijn hart.
Hij wordt ruw beetgepakt en daar gaat hij, plof…, in de leeuwenkuil, midden tussen de leeuwen.
De Koning roept hem nog na (in vers 17), hij vindt het heel erg: ‘Uw God, Die u gedurig eert, Die verlosse u!’
Het deksel gaat op de opening van de kuil. En iedereen gaat naar huis.
Maar koning Darius kan er niet van slapen. Hij vindt het echt heel erg.
Vanavond is er voor hem geen muziek en geen lekker eten, en hij kan er ook niet lekker van slapen.
Het is al heel vroeg in de morgen als koning Darius naar de leeuwenkuil gaat en van bovenaf met een verdrietige stem roept (het staat in vers 21): ‘Daniël, knecht van de levende God, heeft ook uw God, Die u geduriglijk eert, u van de leeuwen kunnen verlossen?’
Vers 22 zegt: ‘Toen sprak Daniël tot de koning: o koning, leef in eeuwigheid!’
Hij leeft nog! De leeuwen hebben hem zelfs niet aangeraakt.
De Heere heeft Zijn engel gestuurd, om Daniël te bewaren (vers 23).
Want, zo zegt Daniël: ‘Ik ben toch onschuldig? Ik heb niets kwaads gedaan!’
Wat is de Koning blij! Daniël leeft nog. En hij wordt snel uit de kuil gehaald.
Wat is de Koning boos! Op de mensen die Daniël weg wilde hebben. Nu komen zij in de leeuwenkuil. Maar nu is er geen engel om hen te bewaren. En dan snap je wat er gebeurt. Het is bijna te erg om aan te denken. De leeuwen verscheuren ze.
Luister nog even, jongens en meisjes (fijn dat jullie zo goed luisteren!), luister nog even naar een paar laatste dingen.
Je komt in deze geschiedenis uit de Bijbel eigenlijk drie soorten mensen tegen: Daniël, koning Darius en de vijanden van Daniël.
Op wie van de drie lijk jij het meeste?
a. Lijk jij op koning Darius?
Dat lijkt mooi, want hij zegt zulke mooie dingen over de God van Daniël. Bijvoorbeeld in vers 27. Ik zeg het even in mijn eigen woorden; daar zegt koning Darius: ‘De God van Daniël is de levende God en Hij blijft tot in eeuwigheid. Zijn Koninkrijk zal nooit voorbijgaan. Hij zal Koning zijn voor altijd!’
Maar…, ja, dat zegt hij wel, maar nergens lezen we, dat hij net als Daniël ook een plek opzocht om stil te gaan bidden. Nergens lezen we, dat hij ook drie keer per dag zijn knieën ging buigen en op de Heere ging vertrouwen.
Hij zei met zijn mond wel mooie dingen, maar zijn leven bleef hetzelfde als voorheen.
Lijk jij op hem? Op koning Darius? Je kan zo mooi je tekst opzeggen, je kan zo mooi zingen over de Heere Jezus, maar… bid je wel?
Alsjeblieft, ga bidden, net als Daniël. Anders komt het niet goed met je!
Of lijk je misschien op de vijanden van Daniël?
Die leefden gewoon hun eigen leven. Ze hadden niks met de God van Daniël.
Zo kan het ook zijn als je in de kerk zit, zoals nu. Je heet wel christelijk, maar je houdt in je hart van dezelfde dingen waar de wereld van houdt. En, in je hart houd je niet van de Heere en niet van de Heere Jezus.
Je zegt: Bidden? Daar heb ik eigenlijk helemaal geen zin in.
Alsjeblieft, doe het wel! Want zonder nieuw hart kan je niet rustig sterven, en zonder de Heere kan je niet gelukkig leven.
Alsjeblieft, ga bidden, net als Daniël. Anders komt het niet goed met je!
Of lijk je op Daniël?
Misschien vergeet je het soms wel, misschien soms wel vaker. Maar toch: je hart zoekt de Heere. Ik kan het beter andersom zeggen: de Heere trekt je hart naar Hem toe.
Waardoor je geen verkeerde dingen wilt doen. Want dat wil de Heere niet.
Waardoor je zoveel van de Heere houdt.
En dus wil je ook alles tegen de Heere vertellen, als je bidt:
Je zonden, je zondige hart. Je schaamt je ervoor.
Je verdriet, je verlangen, je hoop, je blijdschap.
Wat een gelukkig leven is dat. Want de Heere ziet het, Hij hoort je stem, je smeken en je klagen.
Alsjeblieft, blijf bidden, net als Daniël. Dan maakt de Heere het goed.
Dan zal de Heere bij je zijn, met Zijn vergeving en genade.
Dan zal de Heere voor je zorgen, ook als het moeilijk is.
Dan zal de Heere je in alle dingen leren vertrouwen op Hem.
Want als je klopt, zal de Heere voor je open doen.
Als je zoekt, dan zal je vinden.
Als je bidt, dan zal de Heere je verhoren. En dan zal Hij je geven wat Hij het beste voor je vindt.
En dat allemaal om Jezus’ wil…
Wacht even, je zou, als je dat zou zeggen, even stil nadenken over die lieve Heere Jezus. Die kwam voor zondige mensen, om de schuld van hun zonden te betalen, om ze weer terug te brengen bij God.
Jongens en meisjes, het is allemaal om Jezus’ wil,
Amen.