Gebed van Daniël: Wij hebben gezondigd – Daniël 9
Preek over: Het gebed van Daniël Daniël 9:4-9: Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten. |
Het gebed van Daniël
Bijbelgedeelte over gebed van Daniel 9 3 En ik stelde mijn aangezicht tot God den Heere, om Hem te zoeken met het gebed en smekingen, met vasten, en zak, en as. 4 Ik bad dan tot den HEERE mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere, Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt dien die Hem liefhebben en Zijn geboden houden; 5 Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden en van Uw rechten. 6 En wij hebben niet gehoord naar Uw dienstknechten, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk des lands. 7 Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, gelijk het is te dezen dage; bij de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem en geheel Israël, die nabij en die verre zijn, in al de landen waar Gij hen heen gedreven hebt om hun overtreding waarmede zij tegen U overtreden hebben. 8 O Heere, bij ons is de beschaamdheid der aangezichten, bij onze koningen, bij onze vorsten en bij onze vaderen, omdat wij tegen U gezondigd hebben. 9 Bij den Heere onzen God zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben. 10 En wij hebben de stem des HEEREN onzes Gods niet gehoorzaamd, dat wij in Zijn wetten wandelen zouden, die Hij gegeven heeft voor onze aangezichten, door de hand Zijner knechten, de profeten. 11 Maar geheel Israël heeft Uw wet overtreden, met af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. 12 En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons en tegen onze rechters die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied is onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is. |