Johannes Doper in de gevangenis – Mattheüs 11

Preek over: Johannes Doper in de gevangenis
Mattheüs 11:3: En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet.

LEESPREEK

Bijbelgedeelte Mattheus 11:
1 En het is geschied toen Jezus geëindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij vandaar voortging, om te leren en te prediken in hun steden.
2 En Johannes in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen,
3 En zeide tot Hem: Zijt Gij Degene Die komen zou, of verwachten wij een ander?

4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet:
5 De blinden worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd.
6 En zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden.

7 Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
8 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens met zachte klederen bekleed? Zie, die zachte klederen dragen, zijn in der koningen huizen.

9 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet.
10 Want deze is het van denwelken geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen.
11 Voorwaar zeg Ik u: Onder degenen die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.

12 En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.
13 Want al de Profeten en de Wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.
14 En zo gij het wilt aannemen: Hij is Elía die komen zou.
15 Wie oren heeft om te horen, die hore.