Fontein geopend voor huis David – Zacharia 13

Preek over: Een fontein geopend voor het huis van David
Zacharia 13:1: Te dien dage zal er een Fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid.

LEESPREEK

Bijbelgedeelte Zacharia 13
1 Te dien dage zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid.
2 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, dat Ik uitroeien zal uit het land de namen der afgoden, dat zij niet meer gedacht zullen worden; ja, ook de profeten en den onreinen geest zal Ik uit het land wegdoen.

3 En het zal geschieden wanneer iemand meer profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken hebt in den Naam des HEEREN. En zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken wanneer hij profeteert.
4 En het zal geschieden te dien dage, dat die profeten beschaamd zullen worden, een iegelijk vanwege zijn gezicht, wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren mantel aandoen om te liegen.

5 Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet; ik ben een man die het land bouwt, want een mens heeft mij daartoe geworven van mijn jeugd aan.
6 En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen? zo zal hij zeggen: Het zijn de wonden waarmede ik geslagen ben in het huis mijner liefhebbers.

7 Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.
8 En het zal geschieden in het ganse land, spreekt de HEERE, de twee delen daarin zullen uitgeroeid worden en den geest geven, maar het derde deel zal daarin overblijven.

9 En Ik zal dat derde deel in het vuur brengen, en Ik zal het louteren gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven gelijk men goud beproeft; het zal Mijn Naam aanroepen en Ik zal het verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: De HEERE is mijn God.