Ik ben met ulieden · Mattheüs 28
Preek: Ik ben met ulieden – Mattheüs 28:20:
En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
Van deze zelfde tekst is er ook een preek voor Pasen | over zending
Inhoudsopgave
PDF LEESPREEK
SCHRIFTLEZING Mattheus 28
16 En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galiléa, naar den berg waar Jezus hen bescheiden had.
17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden.
18 En Jezus bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
19 Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.
20 En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
LEES PREEK ONLINE
IK BEN MET ULIEDEN
THEMA: IK ben met ulieden
Inleiding
Gemeente, het boek van de evangelist Mattheüs begint in hoofdstuk 1 met de geboorte van de Heere Jezus Christus. De engel zei tegen Jozef: U zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden (Matt. 1:21). En hoofdstuk 1 eindigt met: Zij baarde haar eerstgeboren Zoon en heette Zijn Naam Jezus (Matt. 1:25).
Immanuël, God met ons (Matt. 1:23).
En datzelfde boek eindigt (in onze tekst voor de preek van vanavond) ook met Immanuël.
In Mattheüs 28:20, waar we Gods Woord als volgt lezen:
En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
Ik ben met u. God met ons. Door Jezus Christus
Dus boven heel dat evangelie van Mattheüs staat de belofte geschreven van Immanuël.
Zoals ook boven heel het leven van Gods kinderen deze belofte geschreven staat:
Ik ben met ulieden, al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Vanavond is een avond van terugzien, naar het afgelopen jaar.
Een jaar wat voor sommigen van ons ingrijpend is geweest. Vanwege rouw, vanwege verlies en verdriet.
Voor anderen was het een jaar van blijdschap. Vanwege vriendschap, vanwege huwelijk of gekregen kinderzegen.
Een jaar dat voor de één een jaar was van bekering.
Een jaar dat voor de ander een jaar was van verharding.
En we staan vanavond ook op de drempel van een nieuw jaar.
Wat zal de toekomst ons brengen?
Waar moet je (als je terugkijkt, en als je vooruitkijkt) eigenlijk vooral naar kijken?
Welke dingen doen er dan toe? En welke niet?
Waar gaat het dan om? En waar gaat het in dit leven niet om?
Toen ik daar (denkend aan de tekst voor de preek van vanavond) over nadacht, toen dacht ik: Er zijn eigenlijk twee verschillende manieren van terug kijken en van vooruit kijken.
Ook wat dit betreft zijn er twee verschillende soorten van mensen, met twee verschillende manieren van leven.
En u moet maar even heel nauwkeurig bij uzelf kijken, bij welke van die twee soorten u hoort.
Want daar hangt veel van af.
Daar hangt vanaf of uw verleden verzoend is, of niet.
Daar hangt vanaf of uw toekomst verzekerd is, of niet.
a. De eerste soort van mensen kijkt naar hier, naar nu.
Naar dit leven. Vol van dingen die gebeuren. Van dingen waar je van genieten kan.
Je gezin, je werk. Je familie en je vrienden.
Je hobby’s, je vrije tijd. Je huis en je meubels.
Je auto, je caravan. Je banksaldo en je beleggingen.
Je kerk, je commissies. Je clubs en je koren.
Het was vast druk jaar voor u. En gelukkig kon alles ook weer.
En nu kijkt u terug. Misschien wel met een zucht van vermoeidheid. Maar, tevreden!
Of, met een zucht verdriet. Omdat dat wat u verwachtte, mislukte, of u ontviel.
Kijken…, vooruit, achteruit… Naar… hier en nu.
Naar die dingen, waarvan Petrus zegt: Dewijl dan deze dingen alle vergaan…, hoedanigen behoort u te zijn in heilige wandel en godzaligheid, verwachtende en haastende tot de toekomst van de dag Gods, in welke de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten (2 Pet. 3:11-12).
Deze dingen (waar u zo druk mee was) vergaan…
Wordt het geen tijd, om daarover na te gaan denken? U, die zo druk bent, met deze dingen?
Ze vergaan… Dat betekent dus, dat je in het perspectief van de eeuwigheid weer een jaar lang druk geweest bent met… niks! Met dingen die schijn zijn, met dingen die bedriegen!
En die zich straks zullen ontpoppen als lucht!
Hoeveel mensen dreigen er niet verloren te gaan (ook onder ons) omdat ze zo druk zijn! Met…? Ja, met dingen die voorbij gaan, en dus met… niks.
b. Er is nog een ander, een tweede soort van mensen.
Zij kunnen niet leven van dat hier en nu.
Zij kunnen niet leven van alles wat ze gedaan hebben, van alles wat ze kunnen, van alles wat ze doen of zouden willen doen. Ze leven niet van de dingen die ze hebben, van de dingen die ze bezitten.
Maar ze leven van… wat God beloofd heeft.
Ze leven niet van de dingen die je kan zien. Maar ze leven van Gods beloftewoord.
Van woorden uit deze Bijbel. Dat is terugkijkend hun troost. En dat is vooruitkijkend hun hoop.
Meer niet? Nee, meer niet.
Dus, zet die twee soorten mensen (en u zelf daarbij) eens even tegenover elkaar.
De één geniet van wat hij of zij heeft, bezit en beleeft. Je kan het zien, het is tastbaar, of je kan het beleven.
De ander heeft aan al die dingen geen houvast. Die heeft eigenlijk… niets. Dan alleen dit Woord, dit beloftewoord.
Is dat makkelijk? Nee, dat is veel moeilijker dan dat eerste. Maar het is vooral ook heel vernederend, voor ons. Om te leven met niets van jezelf. Maar alleen maar met het Woord van Gods belofte.
Waar dan ook nog eens duizend twijfels, vragen en verzoekingen tegenop komen.
Afstand doen van alles jezelf. En alleen maar troost vinden over het verleden, en alleen maar vertrouwen vinden voor de toekomst, in dit Woord.
Twee soorten mensen
En zo reizen die twee soorten mensen de eeuwigheid tegemoet.
a. De eerste soort gerust: Ik heb alles.
Mijn man, mijn vrouw. Mijn kinderen, mijn kleinkinderen.
Mijn familie, m’n vrienden. M’n huis, m’n auto.
M’n caravan, m’n boot. M’n vakantie, m’n wintersport.
M’n…
Ja, maar wacht eens even vriend. Zal ik het samenvatten?
‘Ik heb alles… Kijk: al mijn dingen…. die voorbijgaan!’
U hebt uw deel in dit leven (zoals gezegd werd tegen de rijke man in de gelijkenis).
Maar uw leven is onzeker. Want straks is alles… voorbij.
Zo reizen die twee soorten mensen de eeuwigheid tegemoet.
b. De andere soort, met het beloftewoord.
Hoe?
Biddend, zoekend, vragend. Hopend, vertrouwend.
Vaak ook met veel aanvechting, strijd en twijfel. Uitziend, verlangend naar het moment dat God Zijn belofte vervullen zal.
Hun handen zijn lege handen. Met hun mond hebben ze weinig praatjes.
Want in zichzelf zijn ze arm en ellendig.
Tot de dag, dat hun druk zal verwisseld worden in geluk.
Hetzij door hun ontmoeting met en omhelzing door Christus, als hun Zaligmaker.
Of door hun verhuizing naar het Hogerhuis van de hemelse heerlijkheid.
Hun leven is zeker.
Hun zekerheid is geen bezit. Hun zekerheid ligt buiten hen, in het beloftewoord, in de belovende God.
Voor God verschijnen
Straks staan deze twee soorten mensen samen voor God.
Zoals ook wij, ook als gemeente, als ambtsdragers en als dominee, met u, voor God zullen staan.
Zoals we lazen uit Openbaring 20:12: En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God. En de boeken werden geopend (het boek van Gods Wet, het boek van Gods alwetendheid en de boeken van ons geweten en geheugen).
En een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.
De boeken gaan open, en… Dan blijkt voor ieders oog en oor het verhaal, de geschiedenis van uw en mijn leven.
Wat u (toen u nog in [Kapelle] woonde) deed of niet deed, dacht of niet dacht, zei of niet zei, verlangde of niet verlangde.
Ziet u het voor u?
Daar staat u…
U wordt naar voren gehaald…
Uw boeken gaan open…
Er wordt gebladerd en gelezen…
Gewerkt, druk geweest, met alles wat moest.
Overgewerkt.
Afspraak voor de verbouwing van het huis: zonnepanelen, warmtepomp.
Gekeken naar misschien toch een ander huis.
Krant gelezen.
Nieuws gekeken.
Gezellige avond met vrienden
Maar eigenlijk vooral steeds weer dat ene: gewerkt, overgewerkt, druk, moe…
O, kijk, ook: naar de kerk geweest. Iedere zondag zelfs!
Oh, kijk… Jammer. Preek vergeten. Weer bezig met andere dingen (die voorbij gaan).
U wordt aangekeken. En niet vriendelijk…
‘Waarom bleef uw Bijbel dicht?’
‘Waarom hebt u nooit in het verborgen gebeden? U zei van wel, maar het staat niet in de boeken?’
De blik gaat naar opzij, broeders, naar u en mij (niet vergeten!):
‘Hebt u hem, hebt u haar gewaarschuwd voor het verderf? Want anders moet Ik u aankijken?’
Staat uw naam dan wel in dat andere boek? In dat boek des levens?
‘Nee. Niet gevonden.’
Draagt hem, draag haar weg. Ga weg van Mij! Voor eeuwig.
Een ander wordt opgeroepen.
Bent u het, ben jij het?
De boeken gaan open…
Er wordt gebladerd en gelezen…
Op de knieën gebeden, hoewel Ik (God) nog niet geantwoord heb.
Volgende bladzijde: tranen van berouw, gebroken van hart.
Kijk, volgende bladzijde: verlangen naar God, dorst naar God.
Kijk: tranen, zuchten. En weer: zuchten, tranen.
Hier: geplaagd door twijfel, aangevallen door de duivel.
O, kijk hier, dat ook: gezondigd.
Maar kijk, lees verder: beleden, gebogen, verzoend.
Kijk maar, die rode strepen: verzoend door het bloed van Christus.
Vergeven! Betaald! Voldaan!
En kijk (dat bedoel ik): blijdschap, hoop, geraakt door de belofte(!) van God.
En sindsdien worstelend met het Woord aan hem of haar toegezegd.
Hopend, verlangend, naar de vervulling van Gods Woord, van de gewisse belofte(!) van God.
Hier: Heeft van zichzelf niets, maar kijkt in gedachten steeds weer en altijd biddend omhoog.
Hier, een samenvatting: een arme zondaar of zondares, die niets heeft, maar die hoopt op Gods onfeilbaar Woord.
De blik gaat naar opzij, broeders, naar u en mij:
‘Wist u dat?’
‘Heere, we zagen wel vruchten. Maar dit wisten we niet. U alleen zag het hart aan!
Maar, Heere, wij hebben er niets aan bijgedragen. Het is door U, door U alleen!’
‘Kom in, gezegende van de Vader, beërf het Koninkrijk’ (Matt. 25:34).
Die ander had hier in [Kapelle] zijn of haar Koninkrijk.
Toen had u niets, dan alleen Mijn Woord. Dat Ik nu, voor u vervul.
Kom binnen en beërf alles.
Beste vrienden, u hebt lang genoeg meegedacht. U moet weten bij welke groep u hoort.
Eten van twee walletjes kan niet. God en de Mammon dienen al helemaal niet.
Leeft u van de dingen van deze wereld? Van wat u ziet? Van de dingen die voorbijgaan?
Dan is uw toekomst onzeker. U hebt veel, maar straks raakt u alles kwijt.
Of leeft u van wat u niet ziet? Ziende de onzienlijke dingen, de onzienlijke God?
Levend van Gods beloftewoord!
Dan is uw toekomst zeker. Nu bent u arm, maar u bent tegelijkertijd rijk in God.
U hebt een gelukkig leven. En u gaat een goede toekomst tegemoet.
Voor degenen die leven van wat ze niet zien, maar verwachten, voor u, kinderen van God, is er aan het einde van dit voorbij gevlogen jaar [2022] deze belofte:
En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
In ben met ulieden
Een belofte waar paar dingen aan opvallen:
1. Het is een belofte die vol van het heden is.
Jezus ontmoet Zijn discipelen na Zijn opstanding op een berg in Galilea. In vers 18 staat:
En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde (Matt. 28:18). Ik ben (zoals Jesaja profeteerde) de sterke God (Jes. 9:5).
En Ik beloof u: Ik, die sterke God, ben met ulieden
Omdat Ik alles volbracht heb.
Toen Ik bloedend aan het kruis hing, toen ben Ik door God verlaten.
Daarom zult u door Mij nimmermeer verlaten worden.
Ik beloof u: Ik, die sterke God, ben met ulieden.
Niet: Ik was in verleden met u, en voor straks moet u het maar verder afwachten.
Niet: Ik zal met u zijn, maar vraag Me niet wanneer.
Nee, Ik ben met u. En omdat Ik gisteren en heden Dezelfde ben (Heb. 13:8).
Daarom was Ik ook bij u, en zal Ik ook bij u blijven.
Was dat ook niet onze troost in het afgelopen jaar? Hoe moeilijk en verdrietig sommige dingen misschien ook waren?
Maar vergeet nooit één van Zijn weldadigheden. De Heere was nabij.
En zo zal het blijven. Want Hij is nabij ziel tot Hem zucht.
Ik ben met ulieden.
2. Het is een belofte die (in de tweede plaats) ook vol van genade is.
Want als we een ogenblik terugkijken naar het afgelopen jaar, dan moeten we toch zeggen: Heere, wat een wonder, dat U ons niet losliet?
Hoe vaak zijn we niet van U weggegaan? Dat begon in het paradijs, maar dat gaat nog steeds door, tot op de dag van vandaag.
Hoe vaak zijn we niet verdwaald?
Hoe vaak zijn we niet vervallen in ongeloof en twijfel?
Ons zondige hart was zo geneigd tot: wij zonder U.
Maar het werd en wordt gedragen door: U met ons.
Door U, Die ondanks al onze opstand, onvrede en biddeloosheid, Die ondanks al ons ongeloof en onze twijfel, nooit zal loslaten wat Uw hand begon.
Wat geeft dat een zekerheid voor de tijd die voor ons ligt.
Zekerheid in God, zekerheid in Christus, zekerheid door de Heilige Geest
3. En dus is dit (in de derde plaats) ook belofte vol van troost.
Mensen zeggen: De toekomst is onzeker, want we weten niet wat er gebeuren zal.
En natuurlijk kunnen er van die bange vragen zijn. Hoe zal het verder gaan?
In ons gezin, met onze kinderen en kleinkinderen, met mijn werk, met mijn gezondheid, met de ernstige ziekte die vastgesteld is, of in mijn ouderdom.
Mensen zeggen: De toekomst is onzeker, want we weten niet wat er gebeuren zal.
Maar wij geloven: De toekomst is zeker. Want onze Heere verandert nooit.
En, wat er ook gebeurt, als Hij met ons is, dan gaat het goed.
Want (zo zingt de dichter): De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij (Ps. 23:1,4).
4. Het is ook een belofte die (in de vierde plaats) vol is van Goddelijke wijsheid en leiding.
Wij mensen zijn zo geneigd om zelf ons levenspad te willen sturen. Om zelf plannen te maken. En die ook nog eens zelf uit te voeren.
Maar de HEERE zegt voor nu, en voor de tijd die voor ons ligt: Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen (Jes. 46:10). Want Ik regeer. En zo zal Ik u leiden door Mijn raad.
Ik zal de blinden leiden (aan de hand meenemen) door de weg, die zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben;
Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht; deze
dingen zal Ik hun doen, en(!): Ik zal hen niet verlaten (Jes. 42:16).
Dit Goddelijke: Ik ben met ulieden…
Betekent terugkijkend: Zoals het het afgelopen jaar ging in uw leven, zo was het door Mij bepaald. En alle dingen (ook die moeilijke dingen) wilde Ik voor u laten meewerken ten goede (Rom. 8:28).
En, dit Goddelijke: Ik ben met ulieden…
Betekent vooruitkijkend: Wees niet bezorgd. Uw leven wordt gedragen door Mijn oneindige wijsheid. En dus, hoe het ook gaan zal: Laat af, wees stil, weet dat Ik God ben (Ps. 46:11).
Ik zal u niet zal begeven en zal u niet verlaten (Joz. 1:5).
Want u staat in Mijn beide handpalmen gegraveerd (Jes. 49:16).
5. En dus is dit (in de vijfde plaats) ook een belofte vol bemoediging.
Kinderen van God, geliefde medechristenen, wees in geen ding bezorgd (Fil 4.6).
Zo God met ons is, zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven (daar ligt de oorzaak; God heeft Zijn Zoon niet gespaard, om ons wel te sparen), hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken (Rom 8:31-32)?
Oude dingen zijn voorbijgegaan…
Lege plaatsen zijn gevallen, geliefden aan ons hart ontrukt.
Nieuwe dingen liggen voor ons…
Het lijkt een onvermijdelijke, bittere combinatie van verdriet en onzekerheid.
Maar wie in Christus geborgen is, zal niet wankelen in eeuwigheid (Ps. 15:5).
Want…?
Want wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? Noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere (Rom 8:35-39), Die het beloofd heeft:
Ik ben met ulieden.
Ik ben er altijd. Ik ben met u, al de dagen.
Ook in moeilijke dagen, in dagen van tranen en verdriet…
Als ze er waren. Of als ze nog komen. Ik ben met u.
Al ging u door het water, al moet u er nog doorheen. Ik ben met u. De rivieren zullen u niet overstromen (Jes. 43:2).
Al was het vaak geestelijk donker. Al ziet u Mij nu niet. Ik ben met u.
En zelfs al voelt u daar niets van, dat verandert niets aan de waarheid van Mijn woorden:
Ik ben me u. De sterke God. Immanuël, God met ons
Heb toch hoop, heb toch moed, kinderen van God.
Dit is de levende werkelijkheid ons leven. We hebben een trouwe God, Die nooit laat varen, het werk dat Zijn hand begon.
Bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Zijn goedertierenheid zal van ons niet
wijken, en het verbond Zijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, onze Ontfermer (Jes. 54:10). Ik zal van u niet wijken, want Ik ben met ulieden.
De Heere der heirscharen is met ons, de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek
(Ps. 46:8,12.)
Ik ben met ulieden, al de dagen.
In gezonde dagen. Maar ook in dagen van ziekte, van zwakte, van ouderdom, en zelfs bij het naderen van de dood, zal Ik volkomen uitkomst geven.
We zien het niet altijd, maar het is wel altijd waar.
We kunnen het niet altijd geloven, maar het is wel waar.
We hebben daar niet altijd de troost van, maar het is wel waar.
Deze gewisse belofte van God. Dit beloftewoord, waar we van leven.
Ik ben met ulieden, al de dagen, tot de voleinding der wereld.
Tot het einde van de dagen. Tot de dag dat de boeken geopend zullen worden.
Huiver in uw gedachten, u, die nog onbekeerd bent.
Er komt een eind aan de dingen die voorbijgaan.
Er komt eind aan uw werk, aan uw plezier, aan uw huis, aan uw huwelijk.
Er komt eind, jongelui, aan je werk, aan je studie, aan je hobby, aan je vriendschappen.
Aan alles komt een eind, door de tijd die alles schendt.
En dan staat u, dan staan jullie, jongelui, alléén voor God.
Hoe moet dat toch…?
Hoe moet dat toch, als je daar dan alleen staat, en er niemand naast je staat…?
Als er dan niemand naast je staat, die tegen je zegt: ‘Ik ben met je’?
Hoe ga jij, hoe gaat u dat doen? Hoe moet dat straks? Alléén voor God verschijnen?
Verlaat dan toch op deze dag de zonde!
Vlucht weg van de dingen die voorbijgaan!
Wendt u naar God toe, wordt behouden, want Hij is God en niemand meer (Jes. 45:22)!
Het einde komt onherroepelijk! De voleinding. De voltooiing.
Het einde, kinderen van God, van Gods werk in deze wereld. Het einde van Gods werk in ons hart.
Wat kan je daar naar verlangen…
Maar wat kan je daar, als kind God, ook voor terugdeinzen. Voor dat einde…
Dan sta ook ik voor God…
Maar dan (laat dit toch onze troost zijn), dan wordt uit genade, door de eenzijdige en vasthoudende liefde van God deze belofte volkomen vervuld, tot in alle eeuwigheid.
Dan staan we, Gode zij dank, niet alleen.
Dan staat onze Meester, onze Zaligmaker naast ons.
Die nog één laatste keer zal zeggen: ‘Ik ben met u, vrees niet.’
Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt (Joh. 17:24).
Dan wordt het voor eeuwig waar (blij vooruitzicht, dat ons toch met heimwee doet verlangen naar die dag, dat al moeite en de zorg van deze aarde, dat al de zonde van deze arme zondaar voorbij zal zijn), dan wordt voor eeuwig waar:
Ik ben voor eeuwig met u.
En u bent voor eeuwig bij Mij.
Amen.
FAQ
Waar staat: Ik ben met ulieden, al de dagen?
In het laatste vers van het Mattheus-evangelie: En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (Mattheus 28:20)
Waar zegt Jezus: Ik ben met ulieden?
Vanaf een berg in Galilea (Mattheus 28:16).
Wat betekent ‘Immanuel’?
God met ons. Dat wil zeggen: Ik ben met u. Ik ben met Mijn volk. Met Mijn kinderen, de oprecht gelovigen, voor wie Ik de schuld van de zonde betaald heb. Hen heb Ik weer terug gebracht bij God (Jesaja 7:14)