Israël vraagt een koning – 1 Samuël 8
Preek over: Israël vraagt een koning 1 Samuël 8:19: Gij zult wel te dien dage roepen, vanwege uw koning, dien gij u zult verkoren hebben, maar de HEERE zal u te dien dage niet verhoren. |
Israël vraagt een koning
Bijbelgedeelte 1 Samuel 8 7 Doch de HEERE zeide tot Samuël: Hoor naar de stem des volks in alles wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn. 8 Naar al de werken die zij gedaan hebben, van dien dag af toen Ik hen uit Egypte geleid heb, tot op dezen dag toe, en hebben Mij verlaten en andere goden gediend, alzo doen zij u ook. 9 Hoor dan nu naar hun stem; doch als gij hun op het hoogste zult betuigd hebben, zo zult gij hun te kennen geven de wijze des konings die over hen regeren zal. 10 Samuël nu zeide al de woorden des HEEREN het volk aan, hetwelk een koning van hem begeerde; 11 En zeide: Dit zal des konings wijze zijn, die over u regeren zal: hij zal uw zonen nemen, dat hij hen zich stelle tot zijn wagen en tot zijn ruiters, dat zij voor zijn wagen heen lopen; 12 En dat hij hen zich stelle tot oversten der duizenden en tot oversten der vijftigen; en dat zij zijn akker ploegen en dat zij zijn oogst oogsten, en dat zij zijn krijgswapenen maken mitsgaders zijn wagentuig. 13 En uw dochters zal hij nemen, tot apothekeressen en tot keukenmaagden en tot baksters. 14 En uw akkers en uw wijngaarden en uw olijfgaarden, die de beste zijn, zal hij nemen, en zal ze aan zijn knechten geven. 15 En uw zaad en uw wijngaarden zal hij vertienden, en hij zal ze aan zijn hovelingen en aan zijn knechten geven. 16 En hij zal uw knechten en uw dienstmaagden en uw beste jongelingen en uw ezels nemen, en hij zal zijn werk daarmede doen. 17 Hij zal uw kudde vertienden, en gij zult hem tot knechten zijn. |