Maria Magdalena – Johannes 20 – Pasen

Preek over: Maria Magdalena
Johannes 20:11-16: En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben.

LEESPREEK

Bijbelgedeelte Johannes 20
11 En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf,
12 En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.
13 En die zeiden tot haar: Vrouw, wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben.

14 En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet dat het Jezus was.
15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weggedragen hebt, zeg mij waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen.
16 Jezus zeide tot haar: Maria. Zij zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd: Meester.

17 Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.
18 Maria Magdaléna ging en boodschapte den discipelen dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had.
19 Als het dan avond was op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren waar de discipelen vergaderd waren, om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden en zeide tot hen: Vrede zij ulieden.

20 En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd als zij den Heere zagen.
21 Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden; gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden.
22 En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen Geest.