Aanwijzingen persoonlijk gebed · Preek Psalm 5

Preek Psalm 5:3: Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God; want tot U zal ik bidden.

PDF LEESPREEK

YouTube player

LEES RPREEK ONLINE

Gemeente, wij overdenken vanmorgen, biddend om de leiding van de Heilige Geest
Psalm 5, een psalm die we vers voor vers met elkaar zullen overdenken.
We zouden die psalm kunnen zien als een aanwijzing voor hoe wij moeten bidden. Vandaar het thema van de preek: Aanwijzingen voor persoonlijk gebed

We gaan samen letten op een viertal aandachtspunten, op een viertal aanwijzingen:

  1. Bereid u voor om te bidden (dat ziet u in Psalm 5 vers 1 tot en met 4)
  2. Weet tot Wie u bidt (dat ziet u in Psalm 5 vers 5 tot en met 7)
  3. Doe uw verzoek (dat ziet u in Psalm 5 vers 8 tot en met 10)
  4. Spreek uw vertrouwen uit (dat ziet u in Psalm 5 vers 11 tot en met 13)

PREEK PSALM 5

Als eerste dus:

1. Bereid u voor om te bidden

We lezen in Psalm 5 vers 1 (en probeert u steeds maar mee te lezen in uw eigen Bijbel):
EEN psalm van David, voor de opperzangmeester, op de Nechilôth.
Het is een psalm die waarschijnlijk gedicht is in een tijd van onrust, vlak voor de opstand van Davids zoon Absalom.
Gespeeld op de Nechilôth, op fluiten.

O HEERE (Psalm 5 vers 2), neem mijn redenen ter ore, versta mijn overdenking.
HEERE, trouwe God van het verbond, God van mijn doop, hoor toch, luister toch naar mijn woorden, naar mijn redenen.
En geef aandacht aan wat ik denk, aan de overdenking in mijn hart, waar ik geen woorden aan kan geven. Heere, luister naar mijn zuchten, naar (zoals staat in de volgende Psalm, in Psalm 6), naar de stem van mijn geween.
Kom mijn zwakheid te hulp, en bid voor mij (Rom. 8:26).

Als ik woorden bid. Maar ik weet niet te bidden, zoals het behoort.
Woorden zijn trouwens ook maar het uiterlijk van het gebed.
Als ik woorden bid, of als ik mijn overdenking, mijn zuchten tot U richt.

HEERE, luister dan. Overweeg dan in Uw wijsheid, wat het beste voor mij is.
En antwoord mij op Uw tijd, naar Uw goedheid en trouw.

En (Psalm 5 vers 3): Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God; want tot U zal ik bidden.
Bidden is woorden spreken, zuchten en… roepen.
Roepen, dat doe je als je in gevaar bent, als er nood is in je hart. Nood vanwege moeilijke omstandigheden, zoals hier, nood om je zonden. Dan zeg je met de dichter van
Psalm 141: Ik roep, HEERE, in angst tot U gevlucht, ai, haast U tot mijn hulp en red!

Ik roep tot U, mijn Koning en mijn God.
Dit zijn geen woorden, geen zuchten, dit is geen groep tot een onbekende en afstandelijke vreemde.
Dit is de kern van echt bidden: tot u, mijn Koning en mijn God, hef ik mijn ziel op.
Mijn Koning, U hebt als Koning alle macht, God der goden, Heere der heren.
Mijn God! Zoals ooit klonk op Golgotha: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?
Daarom(!) hoort de Heere de stem van dit geroep.
‘Ik verliet u. U verliet Hem in mijn plaats. En daarom: Mijn Koning en mijn God, van U verwacht mijn ziel een heilrijk lot.’

Des morgens (Psalm 5 vers 4), HEERE, zult U mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken en wachthouden.
In de vroegte van de morgen, bij het krieken van de dageraad, zoek ik U. Want mijn ziel verlangt naar U.
Dan zult U, als ik ‘s morgens mijn knieën buig en bid, dan zult U mijn stem horen.

Wat een troost is dit voor iedereen die zo leeft.
Je begint de dag, in de stilte van de ochtend, met woorden, met zuchten, met roepen.
En U, HEERE, hoort mijn stem, mijn smekingen, mijn klagen.

Jongens en meisjes, als je ‘s morgens uit bed komt en voordat je naar school gaat stilletjes je knieën buigt en bidt (ook al weet je niet hoe je bidden moet), de Heere hoort je stem.
Wat een gelukkig leven is dat. Niemand ziet het, niemand weet het, maar God weet en ziet wat je in het verborgen doet.
Jongelui, als je de dag begint met stil gebed, ‘o mijn Koning en mijn God, van U verwacht ik een heilrijk lot’, dan zal de Heere met je zijn.

Volwassenen, ouderen, ligt hier niet ons gebrek?
Er is direct zoveel te doen in de vroege ochtend. Maar het gaat niet goed, met mij niet, met u niet, als we dit verwaarlozen.
Het gaat niet goed met u, die nooit bidt. Uw weg leidt als vanzelf (kijk naar Psalm 5 vers 11) naar de ondergang.
Het gaat niet goed met ons, kinderen van God, geliefde medechristenen, als wij ons gebed verwaarlozen.
Vandaar de ontdekkende spiegel van David: des morgens zal ik mij tot U schikken.
Hij zegt eigenlijk: Zo doe ik het, doet u het ook zo!
Ga niet zomaar even snel bidden, rijg niet zomaar vlug een stel zinnen aan elkaar tot een mooi gebed, maar schik u tot God.
Zoals een priester het hout op het altaar schikte, netjes neerlegde.
Zoals de toonbroden in het heilige netjes neergelegd, geschikt werden.
Schik zo uw gedachten. Breng er orde in. Denk eerst na, over wat u bidden wilt.
En leg dan uw woorden, uw zuchten, uw roep voor de Heere neer.

Net zoals de priesters dat deden: voor God, als op het altaar. Als in de handen van Christus, de grote Voorspraak bij de Vader.
Met andere woorden: verwacht het niet van uzelf, maar denk al biddend aan een offer. Dat wil zeggen: bid in verwachting, met hoop, om het offer, hopend op het grote offer van het Lam van God, de Heere Jezus Christus.

Ik zal mij (Psalm 5 vers 4) tot U schikken en wacht houden.
Als ik zo bid, als ik zo gebeden heb, dan zal ik wacht houden, dan zal ik wachten: geduldig, hoopvol, verwachtingsvol. Wachten, zoals de wachters wachten op de morgen.
Ik zal hoopvol wachten op U, want U, mijn Koning en mijn God, hoort mijn stem.

Gemeente, zoek God in de morgens van uw dagen. Als voorbereiding op de dag die voor u ligt. Jongelui, zoek God in de morgen van je leven. Als voorbereiding op de komende dag van de eeuwigheid.

Als er iets is wat we nodig hebben, persoonlijk en als gemeente, is het dit!
Het is zo eenvoudig. Maar het is tegelijkertijd zo moeilijk.
Want ons hart kleeft aan het stof, aan de dingen van nu. En we willen zo graag, als het om de dingen van de Heere gaat, andere dingen doen: groter, opvallender, mooier, interessanter, zichtbaarder, dingen waar je zelf ook iets van wordt.
Terwijl… dit? Wie ziet dat nu?

Maar, als er iets is wat we nodig hebben, persoonlijk en als gemeente, is het toch dit: eenvoudig bidden, in het verborgen, waar niemand het ziet. Als ochtendgebed:
O HEERE, neem mijn redenen ter ore, versta mijn overdenking.
Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God; want tot U zal ik bidden.
Des morgens (ook deze morgen, iedere morgen), HEERE, zult U mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken en wachthouden.
Zoals we ook horen in de psalmverzen die wij samen gaan zingen, uit Psalm 5, de eerste twee verzen:

Neem, HEERE, mijn bange klacht ter ore; Sla iedere zucht, mijn hart ontgleden,
Zie, als ’t aan woorden mij ontbreekt, Opmerkend gâ; schenk mij ’t genot
Wat d’ overdenking in mij spreekt; Uws heils, mijn Koning en mijn God;
Verwaardig U, uit ’s hemels koren, Ik zal tot U, met mijn gebeden,
Mijn stem te horen! Eerbiedig treden.
We gaan verder met ons tweede aandachtspunt, met de tweede aanwijzing voor ons persoonlijke gebed:

2. Weet tot Wie u bidt

Psalm 5 vers 5 zegt: Want U bent geen God Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze (de zondaar, wie slecht is voor U) zal bij U niet verkeren.
Hoort u dat? Als u leeft zonder God, God-deloos, als u een zondaar bent, dan kunt en zult u bij God niet wonen!
Psalm 5 vers 5: De onzinnigen (de trotsen, de dwazen) zullen voor Uw ogen niet bestaan (zij kunnen niet staan voor God); U haat alle werkers der ongerechtigheid.
Als je leeft in de zonde, dan haat God je.
Dat zegt Hij dreigend, maar in liefde. Om je af te brengen van het spoor van de goddeloosheid, om je te brengen tot bekering.
U zult (Psalm 5 vers 7) de leugensprekers verdoen (verwoesten); van de man des bloeds en bedrogs heeft de HEERE een gruwel (die vindt Hij afschuwelijk)

Weet tot Wie je bidt! En weet wie je zelf bent!
In drie zinnen zie je het voor je ogen met een paar pennenstrepen geschetst, wie wij door de zonde geworden zijn: goddeloos (zonder God), boos (slecht), onzinnig (dwaas, trots), werkers van ongerechtigheid, bloeddorstig en gewelddadig, en (kijk maar in Psalm 5 vers 10) onze mond loopt over van kwaad, dat stroomt uit het graf van ons boze hart.
Dat zijn wij.
Of… denk je nog steeds (u misschien ook?) dat je goed bent? Beter dan een ander?

Als er iets is wat we nodig hebben, persoonlijk en als gemeente, is het dit!
Een diep besef, gewerkt door de ontdekkende genade van de Heilige Geest, van wie wij echt zijn.
We zijn van onszelf zo trots, dat we denken dat we goed zijn. En daarom vragen ons ook zo vaak af: waarom, Heere, verhoort U onze gebeden niet?
In plaats van te bidden met de dichter van Psalm 130: Zo U, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? Een ander misschien? Ik zeker niet!

In drie zinnen zien we, wie wij door de zonde geworden zijn. En: Wie God is.
Hij heeft geen lust aan goddeloosheid. Hij kan het kwade niet verdragen. Hij is een verterend vuur voor onze hoogmoed. Hij haat onrecht. Hij zal de leugenaars verwoesten. En Hij heeft een gruwel aan geweld en bedrog.
Want onze Koning, onze God is heilig.

Als er iets is wat we nodig hebben, persoonlijk en als gemeente, is het dit!
Een diep besef in ons hart, verlicht door de genade van de Heilige Geest, dat onze God heilig is. Dat Hij geen enkele zonde kan en wil verdragen.
De zondaar zal niet wonen bij God, en dus zal God ook niet wonen bij de zonde.

Dat is de reden, dat wij als gemeenteleden op elkaar moeten toezien en elkaar in liefde moeten vermanen, als we zien en weten dat de ander in zonde leeft.
Dat is de reden, dat wij als kerkenraad geroepen worden om u, als u openlijk in de zonde leeft, in liefde te vermanen om daarmee te breken.
Dat is de reden, dat we veel voor elkaar moeten bidden, of wij en bij onszelf en in de gemeente ook geen verborgen zonden zullen koesteren of accepteren. We weten uit de Korinthe-brief hoe groot de schade is, die dat veroorzaakt.
Want onze God is heilig.

Kent u, gemeente, persoonlijk iets van deze twee dingen, die hier in deze drie verzen blijken? Van uw zonde? Van Gods heiligheid?
Durf je dan, als dat zo is, nog wel te bidden?
Ja.
Want David gaat verder in Psalm 5 vers 8. En wat blijkt? Wie door genade iets van de Heere mag leren kennen, ziet niet alleen dat God heilig is, maar ook hoe groot Zijn goedertierenheid is.
Dat brengt ons bij ons derde punt, bij de derde aanwijzing voor ons persoonlijke gebed.

3. Doe uw verzoek

Ineens is er een contrast.
Je zou misschien verwachten dat David zichzelf zou gaan vergelijken met die leugenaars en met de moordenaars, om dan vervolgens te gaan zeggen: Maar zo ben ik niet!
Wil je een helder bewijs van je onbekeerde hart, dan is het die reactie: Zo ben ik niet!
Maar uit alles blijkt, dat David eigenlijk zegt: Zo ben ik ook.

Er is een ander contrast voelbaar. Hetzelfde contrast als in Psalm 130:
Zo U, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?
Maar (en dan komt het!) bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt (Ps. 130:3-4).
Zo ook hier.
Zij, die zondaars, kunnen vanwege hun zonden voor U niet bestaan. En ik ook niet.
Maar ik (Psalm 5 vers 8) zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze.

Het is door U, door U alleen, door de grootheid van Uw liefde en trouw, dat ik in Uw huis zal gaan.
Het is door Uw onbegrijpelijke liefde, o heilige God, in het zenden van Uw lieve Zoon. Het is door Uw onbegrensde liefde, o Heere Jezus Christus.
Het is door Uw dood aan het kruis, dat deze zondaar, dat ik(!) leven mag voor u.
En dat U mij een plaats gegeven hebt en geeft in Uw huis, bij U.

En daar zal ik mij buigen. Zoals David zingt in Psalm 138: Ik zal mijn nederbuigen naar het paleis van Uw heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, om (en dan komt het zelfde) Uw goedertierenheid en om Uw waarheid (Psalm 138:2).

Dat zijn twee dingen die bij elkaar horen.
Genade en goedertierenheid enerzijds.
En gebogen knieën en vrees (dat wil zeggen: eerbied en hoge achting) anderzijds.
HEERE (Psalm 5 vers 9), leid mij in Uw gerechtigheid, om mijn verspieders wil (om mijn vijanden); richt Uw weg (maak die recht) voor mijn aangezicht.
Want (Psalm 5 vers 10) in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
Eindelijk is daar het echte verzoek.
HEERE, met vijf hoofdletters geschreven. Denkend aan de Naam waarmee de Heere Zichzelf genoemd heeft: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid (Ex. 34:6).
HEERE, leid mij aan Uw hand op Uw rechte weg.

Want…?
Want ik ken mezelf. Ik ben geneigd om de rechte weg te verlaten. Om te gaan dwalen als een verloren schaap. Vol van zwakte en blindheid. Ik heb een bedrieglijk hart. Van mezelf ben ik onwetend. En ik word zo snel bedrogen door mijn eigen verlangens en door de slechte adviezen van de wereld.

En daarom: Leid mij in de weg van Uw gerechtigheid.
In een weg van oprechtheid en eerlijkheid, tegenover die kwaadsprekende en liegende vijanden.
Leid me blijvend op die weg, van Uw gerechtigheid. Door Uw Messias. Door alles wat de Heere Jezus verdiend heeft aan het kruis. Waardoor het, door het geloof, weer goed kwam, weer recht werd, tussen U en mij.
Houd me vast op die weg. Zodat ik daar alleen op U vertrouw.
Houd me vast. Want ik kan van mezelf geen ogenblik staande blijven.
Leid me in Uw gerechtigheid, op de weg van heiligheid, van godzaligheid, van wandelen met U.

Dat is belangrijk, gemeente, want (ik zei het net al): God is heilig.
Het gaat er niet alleen om, dat we straks een toegangsbewijs hebben om de hemel binnen te gaan. Het gaat erom, dat we door Gods genade, biddend, buigend voor God, God vrezend, hier op de aarde heilig leren leven. Voor het aangezicht van de Heilige.

Maak die weg, zegt David, recht voor mijn aangezicht.
Het valt op dat David niet in de eerste plaats bidt om een veilige weg, om bescherming tegen zijn vijanden. Maar om een rechte weg.
Levend van de genade van de Heere. Volgzaam gaand in het spoor van Zijn goddelijke leiding en voorzienigheid.
In alle omstandigheden: belaagd door vijanden, zoals hier. In zorgen van huwelijk, gezin of alleen-zijn. In verdriet om kinderen, of zonder kinderen. In chronische ziekte, of bij ongeneeslijke ziekte. ‘Leid mij, HEERE, zoals een vader zijn kind aan de hand neemt.
Leid mij (zo zegt David in Psalm 5 vers 9) in Uw gerechtigheid, om mijn verspieders wel; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
We gaan daar samen eerst van zingen, voordat we verder gaan met de laatste aanwijzing voor ons persoonlijke gebed.

Ons vierde en laatste aandachtspunt, de laatste aanwijzing voor ons persoonlijke gebed:

4. Spreek uw vertrouwen uit

Leest u maar mee in Psalm 5 vers 11: Verklaar hen schuldig (veroordeel, bestraf, verwoest hen), o God, laat hen vervallen van hun raadslagen (laat ze door hun eigen plannen ten onder gaan); drijf hen heen (werp hen uit) om de veelheid hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig (zij staan op) tegen U.
Mag je zo bidden? Niet voor, maar tegen je vijanden? Die opstaan tegen… mij?
Nee, dat staat er niet. Er staat: Zij zijn wederspannig, zij staan op tegen U!
Met andere woorden: het zijn, Heere, Uw vijanden!

U zegt: Het voelt toch een beetje ongemakkelijk. Om te bidden om de ondergang van de vijanden van God.
Of, zo vraag ik me hardop af…, heeft dat te maken met ons gebrek aan gevoel bij Gods heiligheid? En hoe de zonde daarmee botst?
Want is dit niet vooral een roep om…? Jazeker, om verlossing van David. Maar vooral ook om de eer van God! Want al die zonden van de vijanden van David zijn tegen God gericht. Zij zijn wederspannig, zij zijn in opstand, zegt David, tegen U!

Je kan denken dat zonden vervelend of pijnlijk kunnen zijn, voor je vader of moeder, voor je man of vrouw, voor je vrienden, collega’s of gemeenteleden…, of voor jezelf…
Maar onze zonden zijn in de eerste plaats en vooral zonden tegen God! Opstand tegen de Heilige.
En dat moet zwaarder wegen dan ons schamele gevoel van wat eerlijk is of niet.

David bidt om Gods wraak. Of Hij Zijn heiligheid zal laten blijken, tot grootmaking van de eer van Zijn heilige Naam. Hij bidt niet om persoonlijk wraak te nemen.
En trouwens, u hoort hierin wel een uitgesproken oordeel, maar het is nog niet uitgevoerd. En dus is hierin nog steeds de oproep tot bekering: Breek met die zonden!
En daarbij: David wordt alleen maar gered, als zijn vijanden het onderspit delven. Net zoals een dorp alleen maar veilig wordt, als de seriemoordenaar of -verkrachter wordt opgepakt en achter de tralies komt. Het één is nu eenmaal onlosmakelijk aan het ander verbonden.

Maar (zo zegt David in Psalm 5 vers 12) laat verblijd zijn allen die op U betrouwen (of: die tot U de toevlucht genomen hebben, die bij U een schuilplaats gezocht hebben); laat hen tot in eeuwigheid juichen, omdat U hen overdekt (bedekt); en laat in U van vreugde opspringen die Uw Naam liefhebben.
Het gevaar is nog steeds niet geweken. De grondtoon is er nog steeds een van gebed. Maar er klinken tegelijkertijd tonen van lof in door.
Laat ze in U verblijd zijn, die tot U vluchten!
Laat ze juichen, omdat U hen bedekt met Uw vergevende genade.
Het is meer dan een wens. Het grenst aan een bevel.

U zult mijn hoop niet beschamen, o, mijn Koning en mijn God.
Want U hoort mijn gebed.
Die tot U vluchten, zullen verblijd zijn. Ja, verblijd u met mij!
En die U bedekt met Uw vergevende genade, zullen juichen. Ja, juich met mij!

Dat is de verwachting, de hoop, het vertrouwen, waarmee u bidden, zuchten en roepen mag.
Biddend: Merk, in al mijn nood, Heere, op mijn geroep (Psalm 5 vers 3).
Gelovend en vertrouwend: de Heere zal opmerken.
Biddend: Neem mijn woorden ter ore (Psalm 5 vers 2).
Gelovend en vertrouwend: de Heere zal horen.
Biddend: Versta mijn overdenking (Psalm 5 vers 2).
Gelovend en vertrouwend: de Heere zal naar dat zuchten luisteren.

Wat geeft dit hoop aan bidders. Die, als ze naar zichzelf kijken, zonder hoop zijn.
Wat geeft dit verwachting aan zoekende zondaars. Die, als ze naar zichzelf kijken, niets te verwachten hebben.
U die God zoekt, houd aan, grijp moet!

Want (zegt David in Psalm 5 vers 13) U, HEERE (trouwe God van het verbond), zult de rechtvaardige zegenen; U zult hem met goedgunstigheid kronen (eigenlijk staat er: inwikkelen, rondom beschermen) als met een rondas (als met een schild).
Wie breekt met de zonde en biddend -in al zijn of haar gebrek- verlangt om in het spoor van Gods geboden te wandelen; wie alleen maar steunt op de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus en op Zijn volmaakte gehoorzaamheid, die wordt gewikkeld in, die wordt omwikkeld met de gunst, de liefde en de trouw van de Heere.

Dan kan het leven nog steeds moeilijk zijn. En dat is het hier ook. Want er wordt nog steeds gesproken over een schuilplaats en over een schild. Dus het gevaar is nog niet voorbij.
Maar dan mag u weten: God is aan mijn zij, aan mijn kant, in al mijn leed.
En dus (zo zegt de dichter van Psalm 46: zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart van de zeeën.
Want: God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtig bevonden een Hulp in benauwdheden (Ps. 46:1-2).

Gemeente, tot slot, hier worden twee levens geschetst en ook de twee uitkomsten van die levens.
En ik zet dat tot slot als een spiegel voor mezelf en voor u neer.
a. De eerste spiegel.
Er zijn mensen die leven zonder God. Dat was zo in Israël, dat is zo in de kerk.
Ze zijn trots, ze zijn dwaas, ze leven in de zonde, hun mond is vol van bedrog, hun keel is een open graf. Want hun hart is dood en hun leven is in opstand tegen God.
Dat blijkt uit hun zichtbare leven of… uit hun verborgen leven: ze bidden niet.
Herkent u dat?
Die toestand is dramatisch. En loopt dramatisch af.
Psalm 5 vers 5 zegt: U kunt bij God niet wonen.
Psalm 5 vers 6 zegt: U kunt voor Hem niet bestaan. God haat u. En Hij zegt dat in bewogenheid. Om u te laten schrikken voor de ernst van uw zonden en voor Zijn heiligheid.
Want, zo zegt Psalm 5 vers 7, als u zo doorgaat, zal Hij u verwoesten.

Mag ik u vragen: Waarom schrikt u daar niet van? Waarom blijft u daar zo onbewogen onder?
U bent bezig onder te gaan. Maar u denkt: Laat me toch eten en drinken en vrolijk zijn…, want morgen… sterf ik.
Ja, daarom! Vanwege dat laatste, roep ik u dringend op tot bekering.
De bijl ligt aan de wortel van uw boom.
Ga zoeken, ga bidden, ga roepen! Om uw eeuwig behoud.
Want uw leven is een damp. En de tijd is kort.

b. De tweede spiegel.
Er zijn ook andere mensen. Die leven met God.
Ze zoeken Hem. Ze richten hun woorden (zoals het hier heet: hun redenen), hun zuchten (hun overdenking), hun roepen omhoog tot God. Met Wie ze een innige band hebben.
De een durft het vrijmoediger te zeggen dan de ander, maar iets ervan leeft in het hart van hen allemaal: mijn Koning en mijn God!

Het zijn, terwijl niemand of bijna niemand dat weet, biddende mensen.
Zij vormen het hart van de gemeente.
Zij bidden en de Heere hoort hun stem. En laat het hen soms tot hun troost ook weten.
Zij vragen Hem om de weg en Hij leidt hen. Ze voelen zich even slecht, zo niet slechter, dan de goddelozen. En dus buigen ze zich met vrees, met diepe eerbied voor God.
Ondertussen vertrouwend en hopend, niet op iets van henzelf, maar op Zijn goedertierenheid.
Zulke bidders, zulke zuchters, zulke roepers hebben reden om zich in de Heere te verblijden. Want Hij zal Zijn werk voor hen voleinden.
U zult (zoals staat in Psalm 5 vers 12) verblijd zijn, juichen en van vreugde opspringen.
De Heere Zelf (zoals staat in Psalm 5 vers 13) zal u zegenen en u omwikkelen met Zijn liefde en gunst.

Zo leide en bescherme de Heere ons, zo versiere Hij ons met een biddend leven en met Zijn vrees, tot eer van Zijn heilige Naam.

Amen.