Barmhartige Samaritaan · Preek Lukas 10
Preek barmhartige Samaritaan – Lukas 10:25-37
En Jezus antwoordende zeide: Een zeker mens kwam af van Jeruzalem naar Jericho, en viel onder de moordenaars, welke hem ook uitgetogen en daartoe zware slagen gegeven hebbende, heengingen, en lieten hem halfdood liggen.
Thema preek Barmhartige Samaritaan
1. De aanleiding
2. De gelijkenis zelf
3. De les van de gelijkenis
Schriftlezing Lukas 10
25 En zie, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?
26 En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij?
27 En hij antwoordende zeide: Gij zult den Heere uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw kracht en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven.
28 En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geantwoord; doe dat en gij zult leven.
29 Maar hij willende zichzelven rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste?
30 En Jezus antwoordende zeide: Een zeker mens kwam af van Jeruzalem naar Jericho, en viel onder de moordenaars, welke hem ook uitgetogen en daartoe zware slagen gegeven hebbende, heengingen, en lieten hem halfdood liggen.
31 En bijgeval kwam een zeker priester denzelven weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij.
32 En desgelijks ook een Leviet, als hij was bij die plaats, kwam hij en zag hem, en ging tegenover hem voorbij.
33 Maar een zekere Samaritaan, reizende, kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke ontferming bewogen.
34 En hij tot hem gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de herberg en verzorgde hem.
35 En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem; en zo wat gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven als ik wederkom.
36 Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen die onder de moordenaars gevallen was?
37 En hij zeide: Die barmhartigheid aan hem gedaan heeft. Zo zeide dan Jezus tot hem: Ga heen en doe gij desgelijks.
Citaat Wulfert Floor
Een Christen moet waken over zijn ogen. De ogen zijn van een bijzondere uitwerking op ons gemoed, hetzij ten goede of ten kwade. De barmhartige Samaritaan zag de jood, die in de handen der moordenaars gevallen was, en werd innerlijk met ontferming over hem bewogen om hem wel te doen, (Luk. 10:33).
Maar ook ten kwade: Eva zag de vrucht van de verboden boom, dat die goed was tot spijs, en overtrad tegen de Heere, (Gen. 3:6). Had Achan de gouden tong en het schone Babylonische overkleed niet gezien, hij was wellicht geen dief geworden, (Joz. 7:21).
En omdat David wist, dat de zonde menigmaal door zijn ogen naar binnen sprongen en zo in zijn hart slopen, daarom bad hij: Heere, wend mijn ogen af, dat ze geen ijdelheid en zien. (Ps. 119:37).