Brief apostel Judas · deel III · vers 17-25

Preek Bijbelboek Judas vers 21: Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.

Serie drie preken over de Bijbelboek Judas

Deel 1Deel 2Deel 3

PDF LEESPREEK

YouTube player

LEES PREEK ONLINE

Gemeente, we gaan, biddend om Gods hulp en zegen, vanmorgen verder met het laatste deel van de brief van de apostel Judas, beginnend bij vers 17. Leest u maar mee in uw Bijbel, vers 17: Maar geliefden, gedenkt gij de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onzen Heere Jezus Christus.

Er is veel aan de hand. Overal dreigt gevaar in de gemeenten aan wie de apostel Judas zijn brief schrijft. Gevaar van verkeerde leer en gevaar van onheilig leven.
Maar, zegt Judas, kijk er niet van op, raak er niet door in verwarring!
Immers, zo gaat het in Gods Koninkrijk. Als de Heere werkt, dan zal de duivel alles doen om zijn macht te behouden.
Niet voor niets schrijft Paulus aan de gemeente in Korinthe: Want mij is een grote en krachtige deur geopend, en(!) er zijn vele tegenstanders (1 Kor. 16:9).
Troost uzelf maar met de herinnering aan de belofte van onze Meester Zelf: Hoe het ook gaat, de poorten der hel zullen de gemeente niet overweldigen (Matt. 16:18).

SERIE PREKEN OVER BIJBELBOEK JUDAS

En ook de apostelen hebben het tevoren voorzegd. Houd hun woorden in gedachten.
Vers 18-19: Dat zij u gezegd hebben dat er in de laatste tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen. Dezen zijn het die zichzelven afscheiden, natuurlijke mensen, de Geest niet hebbende.
Ze scheiden zichzelf af. Ze komen niet meer naar de samenkomsten.
Het zijn natuurlijke mensen, de Geest niet hebbende. Dat wil zeggen, ze worden niet geleid door de Geest, en dus zijn zij geen kinderen van God (Rom. 8:14).

Vers 20: Maar geliefden (weer diezelfde liefdevolle aanspraak), bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in de Heilige Geest.
Bouw uzelf op uw allerheiligst geloof…
Je ziet in gedachten een bouwplaats voor je, waar een huis gebouwd wordt.
Op een fundering. Die zorgt ervoor dat het huis blijft staan.
En die fundering is uw allerheiligst geloof.
Uw geloof, want dat hebt u, kinderen van God, oprecht gelovigen, van de Heere gekregen, als een gave, als een gift van God (Ef. 2:8).
En dat geloof is, als het goed is, allerheiligst: zuiver in uw hart, en heilig in uw leven.
Op dat fundament, zegt Judas, moet u verder bouwen (1 Kor. 2:12).
U bent op het geloof in Christus gebouwd tot rechtvaardigheid, tot vergeving van uw schuld en tot verzoening met God.
Maar denk niet dat het nu klaar is, maar (zoals Paulus schrijft aan de Filippenzen): werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven (Fil. 2:12).
Bouw verder op die fundering van geloof en vertrouwen, alleen op de Zaligmaker Jezus Christus, op Zijn verdienste aan het kruis, op Zijn dood en op Zijn leven. Opdat uw geloof en hoop op God zou zijn (1 Petr. 1:21).

Met andere woorden, leer leven in vertrouwen op Christus, die uw Hoop is (1 Tim. 1:1).
Door, wat er ook gebeurt, uw hoop en vertrouwen op Hem te stellen.
Door niet van Hem af te wijken, als van de enige Bron van vergevende genade.
En door te blijven leven, te blijven wandelen met God.
En laat het gebouw van uw leven steeds vaster en hechter staan op het fundament van uw geloof in Christus, door meer zekerheid in Hem te zoeken.
Zodat u niet alleen in tijden van licht, geloven mag. Maar ook als de stormen van dit leven over u heengaan en het water tot aan de lippen reikt.
Dan alleen op Christus te vertrouwen!
In stormen van aanvechting, onder beschuldigingen van de satan, terwijl u het allemaal niet meer voelt, en niet meer ziet.
Dan in het gezicht Christus te kijken! En te zeggen: U bent toch mijn Steenrots, U bent toch mijn Heil, U bent toch mijn Schild in nood. U bent toch mijn enige Troost.
Uw bloed, Uw gehoorzaamheid, Uw zorg, Uw trouw, is genoeg voor mij.
Dat is geloven!
Bouwt uzelven op dat allerheiligst geloof.

Dus, we zien een gebouw verrijzen, gebouwd op de solide fundering van een levend geloof in Christus.
Wat de vraag oproept: Hoe staat het met het fundament van ons leven?
Bouwen wij ook (hoe, dat zullen zo meteen zien), bouwen wij ook alleen op het werk van de Heere Jezus Christus, als Zaligmaker van arme en verloren zondaars?
Of bouwen we op onze eigen goede werken, op onze eigen inzet, op ons voorbeeldige leven, op onze eigen keus?
Kortom, staat ons levenshuis vast op de Rots Jezus Christus? Alleen door het geloof in Hem? Of hebben we ons huis gebouwd op de zandgrond van wat wij gedaan hebben?

Bouw uzelf in het allerheiligst geloof…
Ja, maar hoe dan?
Vers 20b zegt: biddende in de Heiligen Geest
Dus de weg naar de voltooiing van de bouw van dat huis, dat staat op het fundament van het geloof in Christus, is de weg van het gebed.
Biddend in de Heilige Geest. Dat wil zeggen: onder Zijn leiding, onder Zijn invloed.
Luisterend naar het Woord, en vasthoudend biddend:
Om de genade van geloof, van meer geloof.
Om opwas in de genade en kennis van God, van jezelf en van de Heere Jezus Christus.
Om meer zicht op de genade van God, op de liefde van Christus, en op het werk van de Heilige Geest. Die Christus wil verheerlijken in ons hart. En Die dus alles wat van ons is, wil afbreken, opdat Christus een gestalte in ons zou krijgen (Gal. 4:19).

Luisterend naar het Woord, en vasthoudend biddend:
Om meer gelovig zicht op de liefde van Christus als God. Die vrijwillig Zijn hemelse heerlijkheid en glorie verliet om mens te worden.
Om meer gelovig zicht op de liefde van Christus als mens. Die wilde lijden en sterven in plaats van verloren zondaars.

Luisterend naar het Woord, en vasthoudend biddend:
Om kracht om staande te blijven in de strijd tegen de zonde en de verleidingen van de satan.
Kortom biddend onder de leiding van de Heilige Geest om het werk van Heilige Geest, Die, kinderen van God, woont in ons hart.

Terwijl we Hem ondertussen niet bedroeven door onze zonden en zo de Geest uitblussen (1 Thes. 5:19).
Gemeente, in het bijzonder kinderen van God, bid!
Zoals de Heere Jezus het ons Zelf geleerd heeft in Matthéüs 6: Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden
(Mat. 6:6).
Want dat levensgebouw, dat rust op het fundament van uw allerheiligste geloof, wordt alleen maar verder opgebouwd en uiteindelijk voltooid door een biddend leven.
Het komt niet goed met preken, met praten, met discussiëren of met het lezen van goede boeken.
Het komt goed door in het verborgen te bidden, te belijden, te vragen, te hopen, te danken en te verwachten.
Wat we nodig hebben is: gebed!
Hoe is het met uw verborgen gebedsleven?
Geef uw beste tijd toch niet aan de dingen van de wereld. Maar aan uw stille gebeden.
Dat is ook de enige weg tot een geestelijke opwekking in deze laatste dagen: bidden om de uitstorting van de Geest der genade en der gebeden (Zach. 12:10).

Vers 21: Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.
U hoort hoe Judas het werk van de Drie-enige God op het oog heeft: het verborgen werk van de Heilige Geest in het hart, de liefde van de Vader en de barmhartigheid van de Heere Jezus Christus.

Dus: wat moeten we biddende in de Heilige Geest doen?
Judas zegt: Uzelf bewaren in de liefde van God.
De liefde van God voor Zijn kinderen ligt vast. De Heere zegt Zelf door de profeet Jeremia: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid (Jer. 31:3). En, zegt Paulus, niets kan ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus (Rom. 8:35).
En ook onze liefde, onze wederliefde tot God kan niet gebroken worden. Vele wateren, zegt Salomo, zouden het vuur van deze liefde niet kunnen uitblussen (Hoogl. 8:7).

Maar (en daar gaat het hier om), onze liefde tot God is wel een bedreigde, een aangevochten liefde.
De wereld, de duivel en onze oude mens, ze zijn er allemaal op uit om die liefde te breken. En dus zegt Judas: Wees waakzaam, let erop dat niets en niemand u die liefde probeert te ontfutselen!
En u weet, als iemand je iets probeert te ontfutselen, dan gaat dat meestal stiekem.

Stiekem, stilletjes…
Als je in tegenspoed merkt dat je mopperen gaat… Terwijl de Heere niet slaat uit lust tot plagen, maar om ons te brengen tot meer heiligheid.
Als je merkt dat de zonde weer begint te trekken aan je hart… Terwijl de Heere je nog zo gewaarschuwd heeft: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde (Joh. 8:34). Dat wilde je toch niet meer?
Als je merkt dat je je zonden niet meer belijdt…
Als je merkt dat je hoop op en verwachting van de Heere kwijnt…
Als je merkt dat je bidden minder wordt…
Als je merkt dat je Bijbel je niet meer trekt…
Dan knaagt er iets of iemand aan je liefde tot God (die van God komt)!

Maar hoe…, hoe dan jezelf te bewaren?
Hoe bewaar je de liefde in een goed huwelijk?
Niet door geen tijd meer voor elkaar te nemen. Niet door ieder je eigen gang te gaan.
Niet door niks meer tegen elkaar te zeggen. En zeker ook niet door naar een andere man of vrouw te kijken. Dan raak je elkaar kwijt.
Maar wel: door tijd voor elkaar te nemen, door met elkaar te praten en tegen elkaar te zeggen hoeveel je van elkaar houdt.
Door elkaar je liefde te laten zien: ‘alleen voor jou; jij bent alles voor me!’

Aan de kant van de Heere is er wat dit betreft geen gebrek, toch?
Zegt Hij niet steeds weer, kinderen van God, hoeveel Hij van ons houdt?
Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde (Jer. 31:3)?
Ik heb u liefgehad tot het einde (Joh. 13:1)?
En laat Hij ook niet iedere dag Zijn liefde aan ons zien?
Zijn barmhartigheden zijn iedere morgen nieuw (Klaagl. 3:23).
En zijn Zijn moeilijke wegen van tegenspoed ook niet gedoopt in liefde?
Aan Gods kant geen gebrek…!

En dus?
Dus ligt de oorzaak van het verlies van het gevoel en van de ervaring van Gods liefde aan onze kant. Bij ons verlaten van onze eerste liefde (Openb. 2:4).
En dus?
a. Dus moeten we weer terugkeren tot die liefde.
Maar hoe?
Zoals staat in vers 20: biddend door de Heilige Geest. Biddend, bij je open Bijbel.
Stil nadenkend over het onbegrijpelijke van die eenzijdige liefde van God in Christus.
Onze zonde belijdend, onze liefde uitsprekend: Ik zal U (toch!) hartelijk liefhebben, Heere mijn sterkte (Ps. 18:2). Omdat U mij liefgehad hebt, en bewaart en vasthoudt in Uw liefde.

b. Laat, geliefde broeders en zusters, kinderen van God, de liefde van uw hart ook niet stelen!
Laat uw Liefste niet stelen door de zonde, door de duivel of door de dingen van deze wereld. Als u van de wereld was, dan zou de wereld u liefhebben (Joh. 15:19).
Is onze Liefste niet blank (in Zijn heiligheid), is Hij niet rood (in het bloed van Zijn kruis) en draagt Hij (als Koning) niet de banier boven tienduizend (Hoogl. 5:10)?
Is Zijn gehemelte, dat wat Hij zegt, Zijn vertroostingen en beloften, niet enkel zoetheid? Alles wat aan Hem is, is toch gans begeerlijk?
Hij is toch al onze liefde waardig!
Zeg het dan, zeg het dan opnieuw: Zulk een, Hij is mijn Liefste, ja, zulk een, Hij is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem (Hoogl. 5:16).

Bewaar uzelf in de liefde van/tot God
Dat haalt de angel uit tegenspoed, uit verdriet en zorg, uit aanvechting en strijd.
Ja, uiteindelijk zelfs uit de dood.
Immers de dood zal ons, kinderen van God, voor eeuwig werpen in de armen van de liefde van God!

Vers 21b: verwachtende(!) de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.
Echte barmhartigheid, echte ontferming, vergeving van zonde en aanneming tot kinderen is er alleen maar door de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus.
Want de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden (Hand. 4:12).

Dus zo behoort en mag het leven van een kind God zijn:
a. biddend in de Heilige Geest,
b. nauwlettend jezelf bewaren voor de gevaren die onze liefde tot de Heere bedreigen,
c. en… verwachtend.
Ons leven, gemeente, is een gelukkig leven, omdat we verwachten.
Een christen die niet verwacht, is niet compleet.

We verwachten een geweldige toekomst.
Straks zullen we nooit meer zonde doen.
Straks zullen we de Heere nooit meer oneer aandoen.
Straks zullen we altijd met de Heere zijn, met het geslachte Lam in Zijn glorie, Dat ons voor altijd al de volmaaktheden van God zal weerkaatsen (2 Kor. 4:6).

We verwachten de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.
Zijn barmhartigheid in de dag van het gericht, op de dag dat Hij zal komen op de wolken in de lucht.
Hij zal barmhartig over ons oordelen. Hij zal ons niet vergelden naar onze zonden, maar Hij zal ons door Zijn genade eeuwige leven geven.

En die verwachting is niet alleen een hoop voor straks, die ons moed geeft.
Maar die verwachting die doet ook nog iets anders. Petrus schrijft in 2 Petrus 3: Daarom, geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt (beijver) u, dat u onbevlekt en onbestraffelijk (smetteloos) van Hem bevonden moogt worden in vrede (2 Petr. 3:14).
Met andere woorden, die levende verwachting van de Heere Jezus Christus zorgt er ook voor dat we tegen de zonde strijden, dat we ons wapenen tegen de strikken van de duivel.
Want we zijn op weg naar de ontmoeting met de Heere Jezus Christus, Die ons als een bruid, als een reine maagd, wil voorstellen aan Zijn Vader.

Vers 22-23: En ontfermt u wel over enigen, onderscheid makende; maar behoudt anderen door vreze, en grijpt hen uit het vuur; en haat ook de rok die van het vlees bevlekt is.
Dat leven met de Heere, dat de ontferming van de Heere kent, heeft zonder twijfel ook medelijden met anderen die door zwakheid meegezogen zijn op de weg van de zonde.

Judas zegt: ontfermt u over enigen.
Dat is onze roeping. Niet door te zeggen: Je kan er ook niets aan doen, we kijken wel even de andere kant op. De Kanttekening zegt: ontferm u, dat is: bestraft en vermaant enigen uit barmhartigheid en medelijden over hun zwakheid, namelijk (die mensen) die uit zwakheid zondigen en niet moedwillig.
Elkaar in de gemeente onderling vermanen, met liefde het kwaad van de zonde aanwijzen en de ander oproepen tot bekering.
De gemeente is (waar het gaat om zonde) als het goed is geen plaats van tolerantie.
Maar een plaats waar we elkaar met liefde aansporen om te breken met de zonde, als mensen daar uit zwakheid in gevallen zijn.
Een plaats, zegt Matthew Henry, waar we alles doen wat mogelijk is, om anderen uit de strikken van de duivel te verlossen; waar we over elkaar waken; waar we trouw, voorzichtig en bescheiden elkaar vermanen en aan iedereen om ons heen een goed voorbeeld geven.
Zoals Paulus schrijft aan Timotheüs: Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan; of God hun te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid, en zij wederom ontwaken mochten uit de strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil (2 Tim. 2:25-26).

Vers 23: Maar behoudt anderen door vreze.
Er is dus verschil.
Er zijn zwakke mensen, die uit zwakheid in zonden gevallen zijn. Die moeten we, zegt Judas, met teerheid, met vriendelijkheid, met zachtheid terechtwijzen. Niet nodeloos hard en streng.
Maar er zijn ook mensen die hardnekkig in zonden leven en daarin door willen gaan. Die niet luisteren. Die het gezag van de Heere en van Zijn Woord minachten. Die willens en wetens doorgaan.
En daarbij ook hun verkeerde denkbeelden in gemeente rondstrooien, om ook anderen daardoor te verleiden.

Behoudt die anderen door vrees!
Laat hun de schrik van de Heere zien. Vertel hun over Gods toorn tegen hun zonden, over Zijn naderende oordeel, en over Zijn vonnis dat over hen uitgesproken is.
Laat hun zien, dat ze bezig zijn om verloren te gaan.
Laat ze het gevaar van hun toestand zien. Sla alarm!
Om ze… te behouden!
Dat is het doel!

Gemeente, het is belangrijk om dat te bedenken.
De waarschuwingen uit de Bijbel kunnen scherp zijn.
Maar het is om u te behouden, om u te behoeden voor uw ondergang.
En als ik die waarschuwingen, nu en in de toekomst, naspreek, dan is dat om te voorkomen dat u voor eeuwig verloren zou gaan
Ik zou u als dienaar van het Woord haten, als ik u niet zou waarschuwen.
Dus hoop ik u in liefde te blijven waarschuwen.
Om u te behouden, ook door vrees.

En, vers 23 midden: grijpt hen uit het vuur.
Daar zie je, hoe groot het gevaar is. En hoe liefdeloos het zou zijn om daar niet voor te waarschuwen.
Je zit met elkaar om een vuurtje. En één van kinderen struikelt, en valt in het vuur.
Er is maar één reflex denkbaar. Die van een liefhebbende vader of moeder.
Die grijpt dat kind, en trekt het uit het vuur!
Zo (maar dat is niet alleen mijn taak, maar de taak van ons allemaal, en vooral de taak van al Gods kinderen), zo moeten we ze grijpen, die zich branden aan het vuur van de zonde.

En (laatste deel van vers 23): haat ook de rok die van het vlees bevlekt is.
Veel zonden zijn inmiddels de revue gepasseerd.
Het is verleidelijk om te denken: dat zijn echt grote zonden, dat mag echt niet!
Maar misschien is het minder erg, als ik iets doe, wat niet zo erg is, maar er wel een beetje op lijkt. Het komt er een beetje in de buurt, maar het is nog niet over de grens…
Een beetje spelen met vuur…, zonder mijn vingers te branden.
Een beetje lopen op krakend ijs…, zonder er doorheen te zakken.

Maar, zegt Judas, dat is gevaarlijk. Niet doen!
Haat ook de rok die van het vlees bevlekt is.
Niet alleen het vlees zelf is onrein -de zonde-, maar ook de vlekken ervan -dat wat er mee te maken heeft, wat ermee in aanraking is geweest-.
Zonde is besmettelijk. Wees op je hoede. Sluit geen compromis.
Zonde maakt heel snel vlekken op je kleren. Die je er niet meer uit krijgt. Die je helemaal onrein maken.
Dus: Pas op! Hou afstand. Blijf er gewoon ver vandaan!

De brief van Judas eindigt met een lofprijzing.
Vers 24: Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde.
Er is geen kind God, dat nooit struikelt. Jakobus schrijft: Wij struikelen allen in vele. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in de toom te houden (Jak. 3:2, zie ook 2 Petr. 1:10).
De catechismus zegt: van onszelf kunnen we geen ogenblik staande blijven (Zondag 52).

Is dat niet om hopeloos van te worden? Komt het dan uiteindelijk wel goed?
Nee, wij worden niet hopeloos, want Christus is onze Hoop (1 Tim. 1:1).
En Hij is niet alleen het Fundament van ons leven, maar Hij houdt ook door Zijn hand het gebouw van Zijn werk onwankelbaar in stand.

Wie?
Judas zegt: Hij, Die machtig is.
Machtiger dan onze verkeerde begeerten, dan de duivel en al onze vijanden bij elkaar.
En Hij houdt ons vast en zal ons bewaren.

Dat is geen reden om zorgeloos verder te leven, zo van: het komt vanzelf wel goed.
Dat is reden om in het diepe besef te leven: Zonder Hem kan ik niets doen. Zijn kracht wordt in mijn zwakheid volbracht (2 Kor. 12:9).
Dus moet ik, als blijvend zwak en arm mens leven, dicht bij de sterke God!
Biddend in de Heilige Geest (vers 20). Of Hij ons zal bewaren.
Zoals Hij beloofd heeft in Psalm 121: De HEERE zal u bewaren van alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren (Ps. 121:7). Zoals Hij beloofd heeft in 2 Thes. 3:3: Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van de boze.
Biddend in de Heilige Geest. Of Hij anderen als vuurbrand uit het vuur wil rukken

Hij is (vers 24) machtig u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde.
Hij Die het goede werk in u begonnen is, zal dat voleinden op de grote dag.
Dan zal Hij Zijn bruid, Zijn kerk, Zijn kinderen, voor Zich plaatsen: zonder vlek of rimpel, heilig en onberispelijk (Ef. 5:27, Kol. 1:22). Voor Zijn heerlijkheid.
Dan zullen we Zijn heerlijkheid zien.
En wat zal de Heere Jezus daar blij mee zijn. Het zal de verhoring zijn van Zijn gebed: Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die U Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die U Mij gegeven hebt, want U hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld (Joh. 17:24).
En wat zal dat tot blijdschap van God de Vader zijn. Het zal de vervulling zijn van profetie van Zefanja: Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap Hij zal Zich over u verheugen met gejuich (Zef. 3:17).

Wat een heerlijkheid zal de hemelse vreugde zijn!
Dan zal het vrome volk huppelen van zielevreugd, daar zij hun wens verkrijgen.
Dan zal zich de hemel vullen met de blijdschap, met het gejuich van de Almachtige God.
Paulus schrijft in 1 Korinthe 15:24: Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal tenietgedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht (1 Kor. 15:24).

En dan staan wij, geliefde gemeente, links… of rechts…
Of… onuitsprekelijke en heerlijke vreugde: Om Hem, Die u (nu) nog niet gezien hebt en nochtans liefhebt. In Denwelken u nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde (1 Petr. 1:8).
Maar dan zal onze blijdschap onbepaald, door het licht dat van Zijn aangezicht straalt, ten hoogste toppunt stijgen.
Of… eeuwig afgrijzen, wening en knersing van tanden (Mat. 13:50).
Lieve mensen, laat uw leven toch gebouwd worden op enige fundament Jezus Christus.
Dat alleen zal u bewaren in de stormen van de dag der eeuwigheid.

Vers 25: De alleen wijze God onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen.
De alleen wijze God onze Zaligmaker. Dat is de Drie-enige God.
De Vader, Die verkoor en bewaarde tot zaligheid.
De Zoon, Die Zijn barmhartigheid bewees tot zaligheid.
De Heilige Geest. Die ons bouwde op het fundament van genade
De alleen wijze God onze Zaligmaker.
In alles blinkt Zijn onbegrijpelijke, ongeëvenaarde, aanbiddelijke wijsheid, die ons tot in alle eeuwigheid tot verwondering en aanbidding zal zijn.

Hem, de alleen wijze God onze Zaligmaker, zullen we eeuwig lof toezingen:
De heerlijkheid, de glorie en de eer is voor U!
De majesteit, de troon en de kroon is voor U!
De kracht is van U!
En de macht, waarmee U alles gedaan hebt tot eer van Uw grote Naam!
Het is alles van U, voor U en tot Uw eer.
Beide nu, hier in de gemeente, en in alle eeuwigheid in de hemel.

Geliefde medebroeders en zusters, in de verdrukking en in de lijdzaamheid van Christus (Openb. 1:9):
De God des vredes Zelf heilige u geheel en al. En uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. Hij Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal (1 Thes. 5:23-24).

Amen.