Keus Mozes, zoon farao’s dochter (Hebreeën 11)
Keus Mozes, zoon farao’s dochter
Preek Hebreeën 11:24-26: Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden.
Thema preek Hebreeën 11: Keus Mozes, zoon farao’s dochter
Mozes aan hof farao in Egypte
1. Prototype (voorbeeld) voor ieder belijdend christen (24-25)
2. Type (beeld) van komende Christus (25-26)
Preek Hebreeën 11: Keus Mozes, zoon farao’s dochter
Gemeente, in Exodus 2 kunnen we lezen hoe in die moeilijke tijd, waarin alle jongetjes van de Israëlieten in de Nijl verdronken werden, er één klein jongetje gered werd. Het was het kleine jongetje, dat later door de dochter van farao Mozes genoemd werd.
Het was een jongetje, bij wie de ouders direct naar de geboorte iets bijzonders gezien hebben. Er staat in Exodus 2:2 dat ze zagen dat hij schoon was. Later zegt Stefanus in zijn rede in Handelingen 7: hij was schoon voor God. Dat willen zeggen: Het was van jongs af aan, vanaf zijn geboorte, misschien wel vanaf de tijd daarvoor, goed tussen God en het hart van dit kleine jongetje. Hij vreesde de Heere vanaf zijn eerste levensbegin. De Heere had al heel vroeg het geloof geplant in zijn zondige hart.
Een klein jongetje, een kleine Nazireeër, van jongs af aan toegewijd aan de Heere en Zijn dienst. Gekoesterd door zijn ouders, door Amram en Jochebed. Die uiteindelijk vanwege het toenemende gevaar dat hij ontdekt zou worden door de vijand, een klein biezen kistje gemaakt hebben (letterlijk staat er een kleine ark). Daarin hebben ze kleine jongetje gelegd. En uiteindelijk is dat biezen mandje door moeder Jochebed gelegd in het water van de Nijl, in de rivier des doods. Uit die rivier waar zoveel jongetjes de verdrinkingsdood stierven, werd dit jongetje uiteindelijk wonderlijk gered, door die kleine ark. Een beeld ook van het water van de Heilige Doop.
Maar wonderlijk is de leiding en de zorg van de Heere. De dochter van farao vindt het mannetje. En moeder Jochebed krijgt hem voor een aantal jaren weer terug om hem te zogen, om hem te voeden en groot te brengen.
Misschien heeft dat wel iets langer geduurd dan de eerste paar levensjaren, want in Exodus 2:10 lezen we: En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot farao’s dochter.
Dat betekent dat door Gods goede zorg er jaren geweest zijn, waarin zijn ouders hem nog hebben kunnen leren over de God van Israël, over alles wat er gebeurd was in het verleden, en over alles wat ze voor de toekomst verwachtten.
Ze hebben ongetwijfeld verteld over het paradijs. Hoe goed het was, zoals God alles geschapen had. En hoe slecht het afgelopen was door de zonde van Adam en Eva. Maar ze hebben hem ook ongetwijfeld verteld van de belofte van het vrouwenzaad, van de komende Messias, die Zijn volk zou gaan verlossen van zonde en schuld. Zonder twijfel hebben ze hem ook verteld over de belofte die God aan Abraham had gedaan. Dat zij tot een groot volk zouden worden, dat ze vierhonderd jaar verdrukt zouden worden, maar daarna (zo had God beloofd) zou er verlossing komen.
Amram en Jochebed hebben ongetwijfeld de vroegste jaren van hun kleine jongen gebruikt om hem op te voeden in de vreze des Heeren.
Wetend dat er een tijd zou komen, dat ze hem zouden moeten afstaan, dat ze hem kwijt zouden raken.
En dat roept ons op, ouders, om datzelfde voorbeeld na te volgen. Om onze kleine kinderen in hun vroegste jeugd al te wijzen op hun en onze verlorenheid en schuld. Zoals het doopformulier zegt: wij zijn in zonden ontvangen en geboren, kinderen des toorns, aan allerhande ellende, ja, aan de verdoemenis zelf onderworpen. Om ze te wijzen op onze verlorenheid, maar ook op het goede van de dienst des Heeren. Op het water dat op hun voorhoofd gesprengd is, heenwijzend naar het bloed van de Heere Jezus Christus, die in de diepte van onze verlorenheid gekomen is, om zulke mensen (verloren in zonde en schuld) te redden van het verderf.
Vertel ze daar vroeg van. Wetend dat er spoedig een tijd kan komen, dat we onze kinderen misschien wel moeten afstaan.
En ondertussen leefden deze ouders, Amram en Jochebed, en dit kleine jongetje door het geloof in de komende Christus. Het is goed om dat nog eens te benadrukken, zodat daar geen misverstand over is. Het zaligmakende geloof in de tijd van het Oude Testament was precies hetzelfde zaligmakende geloof als in de tijd van het Nieuwe Testament. In het Oude Testament was het: het geloof in de komende Messias. In de tijd van het Nieuwe Testament is het: het geloof in de inmiddels gekomen Christus. Maar de mensen in het Oude Testament zijn niet op een andere manier zalig geworden als die in de tijd van het Nieuwe Testament. Het was toen en nu: niet door onze werken. En het was toen en nu: door het geloof in Christus. Ziende op het onzichtbare, op de Onzienlijke, op Jezus Christus, van Wie Petrus zegt (1 Petrus 1: 8): Die u niet gezien hebt, en toch liefhebt.
En (zo staat er in Exodus 2: 10) toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao’s dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes, en zei: Want ik heb hem uit het water getogen.
En dan ineens lezen in het boek Exodus niets meer over al de jaren die daarna volgden. Maar, over die periode lezen we wel twee keer iets in het Nieuwe Testament. Eén keer in de rede van Stefanus, in Handelingen 7:22, waar staat:
En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken.
Maar het meeste erover staat verderop in de Bijbel in het Hebreeënboek.
In Hebreeën 11: 24 – 26, en dat is ook de tekst voor de preek van vanmorgen. Daar staat:
Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden; verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
Het thema voor de preek is:
Mozes aan het hof van farao.
Of, zo zou je ook kunnen zeggen:
De keus van Mozes.
Mozes aan het hof van farao. En we letten met elkaar op twee aandachtspunten.
Mozes is in de eerste plaats een prototype, een voorbeeld voor ieder belijdend christen (ik denk dan aan vers 24 in vers 25). En Mozes is in de tweede plaats een type, een beeld van de komende Christus (en dan denk ik aan vers 25 en 26).
Dus twee aandachtspunten:
1. Een prototype (voorbeeld) voor ieder belijdend christen
2, Een type (beeld) van de komende Christus
Als eerste dus:
1. Een een voorbeeld voor ieder belijdend christen
Mozes wordt groot. Er staat in vers 24: Mozes, nu groot geworden zijnde.
Wat heeft die jonge man (waarschijnlijk is hij een jaar of achttien, negentien, of ergens begin de twintig), wat heeft die jonge man toch een geweldige plek, daar aan het hof van farao. En hij is daar ook niet zomaar iemand, hij is nota bene de zoon van farao’s dochter. Hij heeft daar een heel bijzondere plek. Misschien is hij wel de gedoodverfde troonopvolger van farao. Immers Flavius Josephus vertelt ons dat deze dochter van farao geen eigen kinderen had, en zijzelf was het enige kind van farao.
Wat een geweldig leven heeft de jonge man daar aan het hof in Egypte. Een leven van eer, van roem, van aanzien. Een leven van weelde, plezier, studeren, genieten.
Zondig plezier alleen? Nee, vast ook legitiem plezier: eten, drinken, studeren, kunst, muziek. Een geweldig leven!
Een leven om te zien, te horen, te ruiken, te proeven, te ervaren. Geweldig, wat een heerlijk leventje!
Ja…, dat denk je…, maar het moet in het hart van die jongen toch anders geweest zijn. En dat blijkt ook. Als je ergens rond de twintig is, dan gaat er iets veranderen.
Het geloof in de komende Messias had de Heere al van jongs af aan in zijn hart gewerkt. Maar dan, zo rond zijn twintigste levensjaar, dan komt er een moment dat hij dat geloof ook nadrukkelijk gaat belijden en een publieke keuze gaat maken.
Hoe heeft hij dat gedaan? Onder druk? Hij kon er niet meer onderuit? Door de omstandigheden genoodzaakt? Noodgedwongen? Nee. Het is een vrijwillige keus geweest.
Was het dan onbezonnen, kinderlijk naïef misschien? Nee, dat ook niet, want ondertussen is hij geen kind meer. Hij is volwassen, ergens rond de twintig jaar.
Was het dan een domme, onverstandige jongen, zonder inzicht en kennis van zaken? Nee, ook dat niet. Hij is slim, hij hoort bij de top van de wetenschap, hij verkeert in de kring van de wijsgeren van Egypte.
Door zijn ouders is hij in zijn vroegste jeugd gelegd in het water, als in het water van de doop. Ze hebben hun kind op Gods geworpen. En nu komt het moment van zijn openbare belijdenis. Hij maakt een keus.
En hij zegt nee tegen de weelde, tegen eer en macht en misschien ook wel tegen de troon. Hij zegt nee tegen alle zekerheid voor de toekomst.
En hij zegt ja tegen lijden, verdrukking en kwalijk behandeld worden. En dat is niet maar voor even. Dat zal de komende jaren zo voortduren.
Mozes, wil je de zoon van farao’s dochter zijn? Nee, ik kies ervoor om zoon van Abraham te zijn.
Wat is dat toch moet die Mozes? Is dat een soort van verheven en overdreven goedheid? Is het een vorm van nationalistisch denken (mijn volk eerst…)? Is het een soort van blinde, fanatieke broederliefde?
Nee, want in vers 24 staat: door het geloof heeft hij geweigerd om een zoon van farao’s dochter genoemd te worden. Het was een keus door het geloof. Door dat geloof dat de Heere al zo vroeg in zijn jonge hart had gelegd. Door dat geloof weigerde hij zijn positie.
En dat hoort ook bij oprecht geloof: het kwade haten en het goede liefhebben. Zoals de profeet Amos zegt (5:15): haat het boze en hebt het goede lief.
Dat hoort bij een oprecht geloof, zoals het doopformulier dat zegt: de zonde verlaten, onze oude natuur doden. Zoals de verloren zoon de zonde en het vergelegen land verliet en terugkeerde naar zijn vader.
Dat is kenmerkend voor oprecht geloof: de zonde verlaten en jezelf afkeren van de wereld. Zoals Johannes dat schrijft in 1 Johannes 5: 4:
Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof.
Dus: doe je best? Breekt met dit en met dat? Met die zonde en met die andere zonde? Dan wordt het vanzelf beter in je leven?
Jazeker, breek met de zonde. Maar niet op de manier zoals je het onkruid uit je tuin trekt. Je trekt het op de ene plaats eruit, en even later komt het op een andere plaats weer naar boven. Hoe komt dat? Dat komt omdat de grond bedorven is.
Met andere woorden: heb niet de illusie dat je in eigen kracht met de zonde kunnen breken. Dat kan alleen door het geloof in Christus Jezus.
Dus? Doe je best in eigen kracht? Nee: zoek het oprechte geloof in Christus en bekeer u en breek tegelijkertijd met al uw zonden.
Door het geloof weigerde hij en koos hij ervoor om (zoals staat in vers 25):
Liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben.
Het oprechte, door God in het hart gewerkte geloof zegt: liever lijden met God, dan genieten zonder God. Want dat lijden (die kastijding zoals het genoemd wordt in vers 5 tot en met 11), dat komt van God. Maar zonde komt van de duivel.
Door het geloof kiest Mozes, als hij een jaar of twintig oud is, voor het verloochenen van zichzelf, voor het dragen van het kruis en voor het liever horen bij het volk van God dan bij het volk van Egypte.
Liever bij het volk van God. Dat het in de wereld vaak moeilijk heeft, en dat in deze wereld vaak lijden moet…
Waarom is dat zo? Waarom moet het volk van God in deze wereld vaak lijden?
Opdat we hier op aarde niet zouden gaan rusten. Denkt u maar aan wat de profeet zegt in Micha 2: 10: hier is het land van de rust niet. Lijden, om ons dus losser te maken van de wereld, van alles wat je hier kan genieten, zien, horen, ervaren. En om ons gelijkvormig te maken aan het beeld van Christus, door ons het spoor te laten volgen van Zijn lijden.
Jarenlang, misschien wel tien, vijftien, twintig jaar heeft dat lijden van Mozes aan het hof van farao geduurd. Want pas op zijn veertigste levensjaar neemt definitief afscheid van het hof van farao. Jarenlang heeft hij nee gezegd. En jarenlang is hij daarom gesmaad, bespot en uitgelachen.
Legaal plezier? Nee! Zoon van farao’s dochter zijn? Nee! Laat men verbondskind zijn, kind van het verbond van God met Abraham. Laat me zoon van Abraham zijn.
Eten, drinken, plezier, muziek, dans, kunst, wetenschap, gericht op de tijd van hier en nu? Nee!
Zondig plezier dan? Nee, dat helemaal niet! Want hoe zou ik zo’n groot kwaad doen en zondigen tegen God?
Een jarenlange geestelijke strijd. Maar (schrijft Johannes): al wat uit God geboren is, overwint de wereld. En dit is de overwinning die de wereld overwint, namelijk ons geloof.
Dus, wat moet ik nu aan u vragen?
Moet ik nu aan u vragen of u ook de goede keuzes maakt? Of u als ouders in uw gezin de goede keuzes maakt? Nee, dit niet in huis, dit is van de wereld, dat is beter… We moeten de goede dingen doen en dan komt het misschien ook wel eerder goed met onszelf, met ons hart? Nee, dat is de omgekeerde volgorde!
Nee, dit vraag ik aan u en aan mezelf: maakt u ook door het geloof (want daar gaat het om, dat moet de bron zijn!) maakt u ook door het geloof ook de goede keuze?
Door het geloof, want dat is het eerste wat we nodig hebben: oprecht geloof in God en Christus. Door God geplant in het hart in het uur van de wedergeboorte. Geloof dat met God verzoent door het bloed van Christus.
En dan, en dan alleen is er (en dat kan en mag je er nooit van losmaken) ook de oproep om als godvrezende jongeren, ouderen, als godvrezende ouders van kinderen de goede keus te maken: door het geloof.
De goede keus om te leven gericht op God, in een leven waarin Hij de voornaamste plaats inneemt. De goede keus om jezelf te verloochenen, en liever de eer van mensen te verliezen dan de gunst van God. De goede keus om de eer van God meer waard te achten dan je eigen naam. Wat Heere Jezus heeft ook gezegd in Mattheus 10:37:
Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.
De goede keus om te leven gericht op de wereld die komt. Niet gericht op de zichtbare wereld van nu, maar op de onzichtbare wereld van straks. De goede keus van een leven gericht op Christus, het Hoofd dat in de hemel is, terwijl het lichaam, de ledematen nog op de aarde zijn. En zoals Mozes dat deed, zichtbaar en publiek die keuze maken!
De goede keus, overeenkomstig de oproep van Paulus, die hij doet in Kolossenzen 3:1-3:
Indien u dan met Christus opgewekt bent, zo zoek de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want u bent gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.
Voordat we verder gaan met onze tweede gedachte, Mozes als type van Christus, gaan we nu samen eerst zingen.
Ons tweede aandachtspunt:
2. Mozes als een type, als een beeld van de komende Christus.
Het oprechte, het echte geloof, zoals dat was in het hart van Mozes en van zijn ouders, dat verbindt een mens aan, dat verenigt een mens met Christus. Dat geloof is niet iets wat de mens zelf maakt, maar iets dat God in het hart plant op het moment van de nieuwe geboorte.
En als God dat doet, dan heeft dat zonder twijfel ook gevolgen voor de manier waarop je als mens in deze wereld staat. Dan verbleken de schatten van de aarde. Dan verbleekt de glans van de mooie en goede dingen van deze wereld, dan verbleekt ook de glitter van de zonde. En wat daartegenover gaat oplichten, wat gaat schitteren, dat is: Christus, die boven is.
Want de genieting van de dingen van nu, de genieting van de zonde (zoals vers 25 dat zegt) is maar voor een tijd. Dat alles gaat voorbij.
Besef je dat wel genoeg, jongelui? Beseft u dat wel genoeg, ouderen? Alles van hier gaat voorbij. Je kan nog zo rijk worden, je kan nog zo slim zijn, je kan nog zoveel diploma’s halen, je kunt nog zoveel geluk hebben, maar over honderd jaar is het echt weg. Dan is het echt allemaal voorbij!
Dan ben jij het allemaal vergeten, en dan zijn de mensen jou vergeten. Je bent op weg naar de eeuwigheid! En een ding is nodig: het geloof in de Heere Jezus Christus, dat is het eerste, en van daaruit ook (en dat is het tweede) een leven met God hier op aarde.
En dat betekent wel dat we dan voor een korte tijd moeten lijden in deze wereld. Maar het betekent tegelijkertijd ook dat ons oog in dat lijden gericht is op wat komt, op wat wacht: de hemelse erfenis. Zoals Mozes (het staat in vers 26) de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom achtte te zijn dan de schatten van Egypte, want: hij zag op de vergelding des loons. Hij zag op het toekomstige genadeloon: de hemelse erfenis, de hemelse heerlijkheid.
Moeilijke zinsnede trouwens. Wat bedoelt de schrijver eigenlijk met ‘de versmaadheid van Christus’? Goed opletten! Er staat niet: Mozes vond zijn versmaadheid (dat hij gehoond en gelasterd werd) voor de zaak van Christus… dat hij uitgelachen en bespot werd… Nee, het gaat om de versmaadheid, de hoon, de laster en de spot van Christus Zelf. Om de versmaadheid die Hem, die Christus getroffen heeft.
Maar, je zegt: wist Mozes dan al van die versmaadheid van Christus?
Jazeker. Hij kende door het geloof de komende Messias.
Je zegt: maar, hij had Hem toch nog nooit gezien?
Ja, maar wie van ons heeft Hem dan wel ooit gezien met zijn eigen ogen? Kennen Gods kinderen Hem nu ook niet alleen: door het geloof?
Door het geloof dat een bewijs is van de dingen die men niet ziet?
Je zegt: maar hij kende toch het lijdensevangelie nog niet? Hij wist toch niet van die versmaadheid, van al die spot die Christus later zou moeten ondergaan?
Ja, maar als je goed kijkt naar de tekst, naar de verzen 25 en 26, dan zie je een opvallende parallel.
In vers 25 gaat het over het volk van God dat (en dus ook over Mozes die) kwalijk behandeld werd.
En in vers 26 gaat het over Christus, over de Messias, die versmaad, gelasterd, gehoond en bespot zou worden en werd.
Met andere woorden: de schrijver van de Hebreeënbrief tekent voor ons een parallel. Een parallel tussen de zichtbare, lijdende Mozes, en de nog zichtbare, lijdende Christus.
Mozes is dus een type, een beeld van Christus.
En dat wil twee dingen zeggen.
Als eerste dit: Mozes zelf leert in deze jaren welk soort van lijden zijn Zaligmaker, zijn komende Zaligmaker zal moeten doorstaan voor Zijn volk. Welk soort van lijden. Nee, niet met dezelfde diepte en zwaarte. De reikwijdte van het lijden is niet te vergelijken. Maar wel het soort van lijden: versmaadheid, spot, hoon en laster. Dat is wat Mozes zelf als eerste leert in deze jaren.
Maar in de tweede plaats krijgt ook het volk van Israël (en ook het volk van Egypte) in al die jaren een heel bijzonder beeld te zien van de komende Zaligmaker en Zijn lijden en versmaadheid.
Laten we die twee, Mozes en Christus eens met elkaar vergelijken.
Mozes kiest vrijwillig voor vernedering. Liever dag in, dag uit uitgelachen, gesmaad, gehoond en bespot, liever een veracht kind van Abraham, dan geliefd te zijn als de zoon van farao’s dochter.
En straks laat hij alles achter: de heerlijkheid van het hof van farao, de vreugde, de weelde, de rijkdom die daar was. Het goud en het zilver, de muziek, de kunst, en het schijnbaar onbegrensde leven vol van genieting. Wat een vernedering!
Wat zullen de mensen verbaasd zijn geweest. De mensen in Israël, maar ook de mensen in Egypte! Wat gebeurt hier toch? Niemand van ons was gestegen tot die hoogte: zoon van farao’s dochter. Maar hij weigert! Hij wil niet! En uiteindelijk laat hij alles achter.
Mozes is (én voor hemzelf, én voor het volk) beeld van hoe Christus door de weg van lijden en diepe vernedering uiteindelijk Zijn volk Israël gaat verlossen. Hoewel de meeste mensen (net als nu) dat toen ook niet gezien, laat staan geloofd hebben.
En ondertussen ziet Mozes op het voor hem weggelegde loon. Op wat hem wacht na dit leven. Na dit kortstondige ongenoegen: eindeloze verheuging, verzadiging van vreugde bij God in de hemel. Hij heeft zijn ogen gericht op het onzichtbare, op de buit, op het loon.
Voor een klein deel zal hij het in deze wereld verkrijgen: stille rust in het geweten (want de zonde maakt onrustig) en vrede met God. Maar het meeste van dat loon is voor de tijd na dit leven: de hemelse erfenis.
Zonder twijfel zijn de mensen verbaasd en verwonderd geweest. Wat beweegt iemand toch om dit te doen? Waarom doe je dat?
Je zou er ondertussen trouwens ook tranen van in je ogen kunnen krijgen: zoveel zelfverloochening, zoveel liefde voor zijn broeders. Tranen, als die van Jeruzalems dochters weleer.
Dat was Mozes. Een parallel, een analogie, een type, een beeld van de grote Mozes: de Heere Jezus Christus.
Die er vrijwillig voor koos om de heerlijkheid van het hemelhof te verlaten. Die vrijwillig alles achterliet: het heerlijke gezang van de engelen, de vreugde van het zalige hemelleven, de volmaaktheid en de glorie van de hemel der hemelen en het altijd zijn bij Zijn Vader in de hemel.
Hij was de eeuwige Zoon van de Vader, het Koningskind! Heere der heren, bezongen door miljarden van engelen.
Maar Hij koos ervoor, zij het voor een tijd, om afstand te doen van de troon en mens te worden. Verkiezende liever kwalijk behandeld worden: bespot, gesmaad, gehoond en gelasterd, alleen gelaten, verlaten, en uiteindelijk verworpen. Door God en mensen verlaten.
Waarom? Wat bewoog hem? Liefde tot Zijn Vader, liefde tot Zijn broeders. Voor mensen die met God gebroken hadden en Hem verlaten hadden. Maar Hij schaamde Zich niet om hen broeders te noemen.
Liever de smaad van zondaars, de hoon van vijanden, de laster van de godsdienst, dan de heerlijkheid van het hemelhof zonder dezen, die hem door de Vader gegeven waren.
Hij koos vrijwillig voor de allerdiepste versmaadheid, totdat Hij uiteindelijk moest zeggen met woorden van Psalm 69: de versmaadheid heeft mijn hart gebroken.
Onbegrijpelijk wonder van eeuwige liefde. Die versmaadheid gekozen om een volk vrij te kopen dat de drie-enige God liefgehad had met een eeuwige liefde en verkoren had tot leven.
De eer van Zijn Vader en dat zondaarsvolk was het loon, dat hij voor ogen had in Zijn diepste lijden: Hij zag op de vergelding des loons. Op het loon wat Jesaja beschrijft, denkend aan het toen nog komende, diepe lijden van de Messias, als hij zegt in Jesaja 53: 10:
Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.
Het behaagde de Heere Hem te verbrijzelen. Het was niet alleen de keuze van de Zoon, maar het was ook het welbehagen van de Vader, dat Christus die versmaadheid lijden zou. En Zijn ziel tot een schuldoffer zou stellen.
En Hij heeft het gedaan. Vrijwillig en met alle liefde van Zijn hart. Terwijl hij ondertussen zag op de vergelding des loons: Ik zal zaad zien, Ik zal ze zien, dat volk dat Ik door de weg van Mijn versmaadheid en lijden zal vrijkopen van de toorn van God.
En nu dat volbracht is, nu krijgt hij ook het loon op Zijn arbeid. Nu gaat (zegt Jesaja) het welbehagen van de Heere door Zijn hand gelukkig, voorspoedig voort.
De mensen hebben zich ongetwijfeld verwonderd over de keuze van Mozes…
Zo en veel meer zou u zich moeten verwonderen over het welbehagen van God en de keuze van Christus…
Hij heeft alles verlaten en alles opgegeven, om verloren mensen te redden van het verderf. Ons doopformulier noemt die mensen: mensen die in zonden ontvangen en geboren zijn, kinderen des toorns, allerhande ellende, ja de verdoemenis zelf onderworpen. Voor dat soort van mensen heeft Christus de hemel verlaten en de diepste versmaadheid en de angst van de hel willen dragen.
En wat ik u vraag, gemeente, aan het einde van deze dienst, is: wat dunkt u van deze Christus? Wat dunkt u van Zijn lijden, van Zijn versmaadheid?
Hebt u ooit iets gezien van de zwaarte van uw schuld, hebt u ooit iets gevoeld van de last van uw ongerechtigheden, die hoe dan ook gedragen moest worden? Hebt u ooit iets gezien van uw eigen onmogelijkheid om de prijs van uw ziel te betalen? En is ooit uw oog geopend voor de heerlijkheid van de versmaadheid en diepe vernedering van Christus, die wilde komen om zulke ellendige vijanden te verlossen van het verderf? Hebt u Hem ooit gezien, meer in de verte, door de tralies van het Woord, of meer dichterbij? Heeft Hij zich ooit aan uw ziel geopenbaard als een door God gezonden Redder en Zaligmaker van zondaren?
Beste vrienden, dit is de grote evangelievraag: wat dunkt u van deze Christus?
Laat ik het u tot slot anders vragen. Denkend aan Mozes, type van de Heere Jezus Christus, die door Gods genade de goede keus heeft gemaakt.
Wat is uw keus?
Bent u als de mensen, van wie Petrus schrijft in 2 Petrus 2:13, die de dagelijkse weelde een vermaak achten, zoals dat ongetwijfeld ook toeging aan het hof van farao? Dan zult u, zo schrijft hij, uiteindelijk ook uw loon, de vergelding uws loons verkrijgen: het loon der ongerechtigheid.
Uw keus is een dodelijke keus.
U zegt: ‘nee, ik kies ervoor om Abrahams zoon te zijn. Liever een zoon van Abraham, dan een zoon van de dochter van farao. En ik zal er publiek voor uitkomen en openlijk van getuigen!’
Maar ik zeg u: God is bij machte om zelfs uit deze stenen zulke kinderen van Abraham te verwekken! Uw keuze is ook een dodelijke keuze.
Let er toch op, gemeente, dat u met al dat vertrouwen op uw keus, uw werk, uw getuigenis, uw vrijmoedigheid de Zoon van God niet vertrapt en bloed des verbonds niet onrein acht en verwerpt!
Of kiest u, en dat is de enige goede keus, het lijden van deze tegenwoordige tijd, omdat u door het door God geschonken geloof ziet op de versmaadheid van Christus? Dan, en alleen dan, wacht u na een korte tijd van lijden in deze wereld, een hemelse en heerlijke erfenis.
Dan maakt u door Gods genade (want het is niet uw eigen werk!) hier in dit leven de goede keus.
Dan zult u zich, als u straks uw genadeloon ontvangt, tot in alle eeuwigheid niet verblijden en verwonderen over iets dat er was in uzelf. Maar dan mag u straks, als u de hemelse erfenis verkregen hebt, tot in alle eeuwigheid zingen van het wonder van Gods vrije en onverdiende genade, van Zijn eeuwig welbehagen.
Van de onbegrijpelijke liefde van God de Vader, die Hem bewoog een volk te verkiezen en voor hen Zijn Zoon te geven. Van de liefde van Christus, die er vrijwillig voor koos om de hemelse heerlijkheid en de genieting van het zalige hemelleven te verlaten, om in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel door God en mensen verlaten te worden. Om zo, in die weg, het loon te verkrijgen van dat volk, vrijgekocht door de prijs van Zijn bloed.
En dan zult u tot in alle eeuwigheid ook zingen van het wonderlijke werk van de Heilige Geest. Die uw dode hart en levend maakte. Die u schuldig stelde voor Gods heilig aangezicht. Maar die u ook op een wonderlijke en onbegrepen wijze de weg ging laten zien om de straf te ontgaan en wederom tot genade te komen. De weg van het evangelie, de weg van verzoening met God door het bloed van de Heere Jezus Christus. Dan zult u tot in eeuwigheid verwonderd en verbaasd zijn, dat Hij het was, die op Gods tijd die Middelaar aan uw ziel wilde openbaren. Zodat u Hem, hier op aarde al, door het geloof mocht leren kennen. Nooit gezien met eigen ogen, maar toch liefgehad. De ogen gericht op het onzichtbare, gelovend en vertrouwend op het Hoofd in de hemel.
Op Hem, die we op de dag van de voltooiing wel zullen zien. Nu nog niet, dan wel. Dat is ons blijde vooruitzicht. Dat we Hem dan echt zullen ontmoeten. Hem, die Zich zo vernederd heeft, die alles verlaten heeft, verkiezende smaad, spot, hoon en laster, ja zelfs de dood, om ons het leven te brengen. Op die grote dag zullen we Hem ontmoeten. Dan is het werk van God de Heilige Geest in onze harten klaar. Dan zullen we Hem zien, en God Drie-enig alle lof en eer toe brengen.
Dan zullen we onze kronen werpen aan de voeten van het Lam en eeuwig zeggen:
Gij, o Lam Gods, hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, en daarom bent
U waardig te ontvangen de kracht en de rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging.
U hebt Uw loon verkregen.
Drie-enig God, U zij daarvoor al de eer.
Amen.
Links preek Hebreeën 11: Keus Mozes, zoon farao’s dochter
– Preek: Petrus en oor van Malchus (Mattheüs 26)
– Preek: Jezus wast voeten Zijn discipelen (Johannes 13)
Lees meer:
– Kanttekeningen