Gekrookte riet – Preek Jesaja 42 – advent
Preek: Gekrookte riet zal Hij niet verbreken
Jesaja 42:1-3: Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten. Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen.
PDF LEESPREEK
Thema preek: Gekrookte riet
De Knecht des Heeren, de Messias der Schriften
1. Zijn hoge afkomst
2. Zijn bijzondere werking
Schriftlezing Jesaja 42
1 ZIE, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven, Hij zal het recht den heidenen voortbrengen.
2 Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten.
3 Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek, die zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen.
4 Hij zal niet verdonkerd worden en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben besteld; en de eilanden zullen naar Zijn leer wachten.
5 Alzo zegt God de HEERE, Die de hemelen geschapen en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft en wat daaruit voortkomt; Die den volke dat daarop is, den adem geeft, en den geest dengenen die daarop wandelen:
6 Ik, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, en Ik zal U bij Uw hand grijpen; en Ik zal U behoeden, en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen,
7 Om te openen de blinde ogen, om den gebondene uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis hen die in duisternis zitten.
8 Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, noch Mijn lof den gesneden beelden.
Citaat ‘Gekrookte riet’ – Smijtegelt
Met dat gekrookte riet worden beginnelingen bedoeld, die gedurig zeggen: Och, ik ben zo niets. Met mij wordt het vast nooit wat. Het zijn vaak mensen met weinig kennis, die door geestelijke onkunde nauwelijks weten, wat geloof en liefde betekenen. Het zijn ook mensen, die geslingerd worden tussen leven en dood, hoop en vrees. Waar zullen ze toch uitkomen?
Het zijn bestreden en besloten mensen, die in het donker zitten. Ze kunnen zo zat zijn van smaad en kruis. Ze nemen zich nog al eens voor, er maar mee op te houden. Als het vertrouwen flauw is, moet de vrees voor straf wel levend zijn. Zo alles samen zijn de mensen, die in het gekrookte riet hun beeld vinden, zulken, die zeggen moeten, dat ze alleen maar lelijk zijn en verdienen, in de hel te worden geworpen.