Josia, wetboek en reformatie – 2 Koningen 22 – kerkhervorming
Preek over: Josia, wetboek en reformatie 2 Koningen 22:8: Toen zeide de hogepriester Hilkia tot Safan, den schrijver: Ik heb het wetboek in het huis des HEEREN gevonden; en Hilkia gaf dat boek aan Safan, die las het. Daarna kwam Safan, de schrijver, tot den koning Josia. |
Josia, wetboek en reformatie
Bijbelgedeelte 2 Koningen 22 8 Toen zeide de hogepriester Hilkía tot Safan, den schrijver: Ik heb het wetboek in het huis des HEEREN gevonden. En Hilkía gaf dat boek aan Safan; die las het. 9 Daarna kwam Safan, de schrijver, tot den koning en bracht den koning bescheid weder, en hij zeide: Uw knechten hebben het geld dat in het huis gevonden was, samengebracht en hebben het gegeven in de hand der verzorgers van het werk, die besteld waren over het huis des HEEREN. 10 Ook gaf Safan, de schrijver, den koning te kennen, zeggende: De priester Hilkía heeft mij een boek gegeven. En Safan las dat voor het aangezicht des konings. 11 Het geschiedde nu als de koning de woorden des wetboeks hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. 12 En de koning gebood Hilkía, den priester, en Ahíkam, den zoon van Safan, en Achbor, den zoon van Michája, en Safan, den schrijver, en Asája, den knecht des konings, zeggende: 13 Gaat heen, vraagt den HEERE voor mij en voor het volk en voor het ganse Juda, over de woorden dezes boeks dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke tegen ons aangestoken is, omdat onze vaderen niet gehoord hebben naar de woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons geschreven is. 19 Omdat uw hart week geworden is en gij u voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt, als gij hoordet wat Ik gesproken heb tegen deze plaats en derzelver inwoners, dat zij tot een verwoesting en vloek zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de HEERE. 20 Daarom, zie, Ik zal u verzamelen tot uw vaderen en gij zult met vrede in uw graf verzameld worden, en uw ogen zullen al het kwaad niet zien dat Ik over deze plaats brengen zal. En zij brachten den koning het antwoord weder. |