Wat zoekt u de Levende bij de doden? · Lukas 24 · Pasen
Zoekt u Levende bij de doden?
Preek Lukas 24:1-12: Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was.
Inhoudsopgave
PDF LEESPREEK
SCHRIFTLEZING Lukas 24
1 En op den eersten dag der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen die zij bereid hadden, en sommigen met haar.
2 En zij vonden den steen afgewenteld van het graf.
3 En ingegaan zijnde, vonden zij het lichaam van den Heere Jezus niet.
4 En het geschiedde als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen.
5 En als zij zeer bevreesd werden en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de doden?
LEES PREEK ONLINE
WAT ZOEKT U LEVENDE BIJ DE DODEN
THEMA: Wat zoekt u Levende bij de doden?
Gemeente, het Paasevangelie blinkt uit in eenvoud. In de eenvoud die voor de wijzen en verstandigen verborgen is, maar die aan kleine kinderen is geopenbaard.
We overdenken vanmorgen, op deze eerste paasdag, in alle eenvoud het paasevangelie, zoals dat beschreven staat in het Evangelie van Lukas, hoofdstuk 24, de verzen 1 tot en met 12. Ik lees daarvan samenvattend de verzen 5b en 6. Daar staat geschreven:
Wat zoekt gij den Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was
Het thema voor de preek van vanmorgen is: Hij is opgestaan
Er zijn drie aandachtspunten.
1. De vrouwen zoeken
2. De engelen hebben een boodschap
3. De discipelen geloven hen niet
Drie gedachten dus: de vrouwen zoeken, de engelen hebben een boodschap en de discipelen geloven hen niet. Als eerste dus:
1. De vrouwen zoeken
Gemeente, iedere evangelist beschrijft de opstanding van de Heere Jezus op zijn eigen manier. Wat Lukas daarover vertelt, begint eigenlijk in het vorige hoofdstuk, in
Lukas 23:49. Het begint met wat hij vertelt over de ‘van verre staande’ discipelen.
Ja, het is waar, het gaat in onze tekst wel over de vrouwen, maar op de achtergrond gaat het nog steeds over de discipelen van de Heere Jezus. Het zijn straks de vrouwen die het woord, die de boodschap van de engelen bij de discipelen brengen. En het zijn straks de Emmaüsgangers die het woord bij de discipelen brengen. Totdat de Heere Jezus uiteindelijk Zelf naar Zijn discipelen toekomt.
Maar, laten we eerst maar even meelopen met de vrouwen. Op die vroege paasmorgen. Straks horen we wel wie het zijn. Loop eerst maar even mee…
Als ze weggaan van huis is het nog donker, maar als ze in de buurt van het graf komen, dan is het al lichter geworden.
Ze zoeken. Wie zoeken ze? Wie missen ze? Ze missen, ze zoeken: de Heere Jezus.
Deze dag, deze zondag, is voor hen een dag van verdriet. Hun Heere is gestorven aan het kruis. Maar nu, op deze derde dag, is er wel werk aan de winkel. In alle vroegte zijn ze op pad gegaan met hun specerijen om het lichaam van de Heere Jezus te zalven.
Het is liefde, het is toewijding voor hun Meester. Ze zullen Hem zalven. Misschien Zijn hoofd, misschien Zijn handen en voeten, of misschien zullen ze de zalf alleen aanbrengen op de linnen doeken, waarin het lichaam van hun Meester gewikkeld is.
Want? Want ze hebben de Heere Jezus zo lief!
Het is liefde, toewijding en ijver. Maar het is ook… ongeloof.
Want, jongens en meisjes, zou de Heere nog wel in het graf zijn? Hij heeft toch gezegd, tot wel drie keer toe en nog veel vaker, wat Lukas schrijft in hoofdstuk 9:22: Zeggende: De Zoon des mensen moet veel lijden, en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden, en gedood en ten derden dage opgewekt worden.
Ja, de Heere heeft het wel gezegd. Maar ze hebben het niet begrepen. Ze hebben het niet geloofd. En ze zijn Zijn woorden vergeten. Dat schrijft Lukas ook in hoofdstuk 9:45, waar staat: Maar zij verstonden dit woord niet, en het was voor hen verborgen, alzo dat zij het niet begrepen en zij vreesden van dat woord Hem te vragen.
Ze begrepen het niet. Het was voor hen verborgen. Het was als een geheim.
Je zegt: ‘Maar, dan hadden ze het moeten vragen. Als je iets niet begrijpt, dan moet je het vragen!’
Dat is waar. Maar, hoewel ze niet begrepen hebben, ze hebben het toch niet gevraagd.
Maar, laten we maar eerlijk zijn: zouden wij het beter gedaan hebben? Ik weet wel zeker van niet.
Ze zoeken. Wie zoeken ze? Wie missen ze? Ze missen, ze zoeken: de Heere Jezus.
Onderweg zijn ze wel bezorgd. Straks komen we aan bij het graf, maar we hebben vrijdag toch gezien dat Jozef van Arimathea een grote steen voor de deur van het graf heeft gerold? Kunnen we er dan straks wel in?
Maar, laten we maar doorlopen…
Het is de liefde tot de Heere Jezus die hen trekt.
En dan ineens, als ze bij het graf aankomen, dan… (kijk maar in vers 2: zij vonden de steen afgewenteld van het graf), dan zien ze tot hun grote schrik: de steen is weg! De deur van het graf is open.
Maria Magdalena rent in paniek weg om Petrus te halen. Maar de andere vrouwen lopen door. Ze kijken voorzichtig… De deur van het graf is open… De steen is weggerold…
Het graf, het huis van de dood, heeft geen deur meer. Dat is Pasen! Het was als een gevangenis, waar niemand ooit uit zou kunnen ontsnappen. Maar wat blijkt nu? De deur is weg!
Ooit droeg de sterke Simson de deuren uit de stad van Gaza weg. De stad had geen deur meer. Maar dit is veel wonderlijker. De deur van het graf is weg! Dat wil zeggen: de dood is overwonnen!
Dat is de betekenis van Pasen: God de Vader heeft Zijn Zoon, de Middelaar, de Heere Jezus Christus opgewekt uit de dood! Hijzelf heeft Zijn offer van bloed binnengedragen in het binnenste heiligdom. En dat offer is door de Vader aanvaard. Alles is volbracht. Het doel is bereikt. De Vader wekt Zijn Zoon op uit de dood. En Jezus zelf staat door eigen kracht op uit de dood. En: Hij leeft!
Het graf is open en het lichaam van de Heere Jezus is er niet. Kijk maar in vers 3 en 4:
En ingegaan zijnde, vonden zij het lichaam van den Heere Jezus niet. Grote twijfel overvalt hen.
De deur is weg… Het graf is open… Maar zij raken in totale verwarring!
Dat wat hen had moeten troosten (wat de Heere had gezegd, dat hij op de derde dag zou opstaan uit de dood!), wat hen had moeten troosten, brengt hen in verwarring en grote vertwijfeling.
En dat is nog steeds vaak zo. Dat Gods kinderen in de war kunnen raken van dingen die hen juist hadden kunnen troosten.
Je zoekt het leven bij jezelf, misschien in een week van voorbereiding of op een ander moment, en je vindt uiteindelijk niets. Het zou je kunnen troosten en heenwijzen naar het leven buiten jezelf, naar de Zaligmaker, Die alles heeft en geven wil. Maar het maakt alleen maar meer verwarring en twijfel van binnen.
Je denkt aan een open graf van een kind van God, terwijl je weet dat je zelf je binnenkort ook sterven moet. Het zou je kunnen troosten, het zou je kunnen heenwijzen, naar dit open graf en naar het goede vooruitzicht na de dood. Maar het brengt alleen maar meer verwarring en twijfel van binnen.
Of, jongens en meisjes, je opa of oma gestorven is. Het was een kind van de Heere. Maar nu is opa of oma er niet meer. Het zou je kunnen troosten, want opa of oma heeft het nu zoveel beter, bij de Heere in de hemel. Maar hier van binnen, in je hart, is alleen maar meer verdriet.
De steen is weg… Het graf is open… Maar zij raken in totale verwarring!
Dat wat was om hen te troosten, brengt hen in verwarring en grote twijfel.
De Heere had toch gezegd, dat Hij op zou staan uit de doden!
Ze hadden het wel kunnen weten. Maar ze hebben het niet begrepen, ze hebben het niet geloofd, ze zijn het vergeten.
Zou iemand van Gods kinderen meer geloof gehad hebben dan zij, op dat moment? We kunnen zo hoogmoedig denken dat we beter zijn dan deze vrouwen, maar je moet maar eens alles kwijtraken. Je moet, als kind van God, het licht en het zicht op de Zaligmaker maar eens kwijtraken.
En dan al de beloften vergeten. En de woorden van God doet geen kracht meer…
Hoe zou het dan met ons gaan? Die meent te staan, zie toe dat hij niet valle.
De deur van het graf is weg. De toegang is open. En dus gaan ze één voor één naar binnen.
Hun ogen moeten even wennen aan het duister, als ze rondkijken in het donkere graf…
Ze kijken, ze kijken…, totdat… ineens: Kijk! Vers 4: Zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen.
Een helder licht verblindt hun ogen. Een licht zo helder als het licht van de bliksem, waar wij, jongens en meisjes, ook onze ogen voor dichtknijpen en ons hoofd van wegdraaien. Nee, dit is nog feller en dit is veel dichterbij.
Want ineens zien ze twee mannen in fel blinkende kleding. Twee engelen.
Je zegt: hoe zit dat eigenlijk? Mattheus heeft het over één engel, Markus heeft het over een jongeman, Johannes heeft het over twee engelen en Lucas heeft het over twee mannen? En de ene keer staan ze, de andere keer zitten ze… Klopt het allemaal wel?
Ja, dat is juist een bewijs dat het wel klopt.
Als de evangelisten allemaal precies hetzelfde hadden geschreven, als je bij de antwoorden op de open vragen van een repetitie op school allemaal precies hetzelfde antwoord hebt geschreven, dan denk iedereen: klopt dit wel? Is dit niet gewoon van elkaar overgeschreven?
Maar dit is betrouwbaar! Dit zijn verhalen uit de eerste hand. Die verhalen uit de eerste hand zijn meestal verschillend en niet zo compleet, niet zo af…
Als jij met je broer of zus iets heel bijzonders op straat hebt gezien (een bankoverval, een ongeluk) en je komt thuis, en je vertelt samen wat je gezien hebt, dan zegt de een: ik zag dit, en toen gebeurde er dat! Maar je broer of zus zegt: Ja, maar ik zag dat!
Niet precies hetzelfde, maar toch allebei waar. Allebei heb je het gezien, alle twee zag je net iets anders van wat er gebeurde.
Weet je, jongelui, waarom dit trouwens ook waar is? Zou dit echt een verhaal kunnen zijn wat de discipelen, wat de apostelen zelf verzonnen hebben?
Je gaat toch niet schrijven over je eigen hardnekkige ongeloof?
Dit is een betrouwbaar verslag van de dingen die echt gebeurd zijn.
En ze zijn geschreven… opdat ook jij, opdat ook u geloven zou!
Ineens, een fel, wit, helder, oogverblindend licht: twee engelen.
En die hebben een boodschap. We gaan die boodschap zien in ons tweede punt:
2. De engelen hebben een boodschap
Want vers 5 zegt: En als zij zeer bevreesd werden en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de doden?
De vrouwen staan perplex, als aan de grond genageld. Ze zijn zeer bevreesd.
Ze duiken in elkaar, met een hoofd naar de grond gericht.
Hoewel? Bukken ze nu zo diep uit angst voor de engelen, of…? Het kan ook zijn, denkt de bekende bijbeluitlegger Matthew Henry, dat ze nog steeds aan het zoeken zijn. Met hun hoofd naar beneden gericht, niet zozeer en in de eerste plaats omdat ze onder de indruk zijn van de engelen, maar nog steeds en vooral om dat ene: waar is onze Jezus?
Matthew Henry zegt: die Jezus heeft meer schoonheid in hun ogen (al is hij dan gestorven) dan een engel.
Geldt dat ook voor u?
En dan zeggen die engelen, het klinkt vriendelijk, niet boos, maar de toon is wel vermanend, de toon is vriendelijk, maar ook wat verwijtend (vers 5b-6): Wat zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet!
Nieuws van de engelen!
Nee, helemaal niet. Dit is geen nieuws. Dit hadden ze kunnen weten. Maar ze hebben het niet geloofd. En daarna zijn ze het vergeten.
Ze zeggen in vers 6: Hij is hier niet, want Hij is opgestaan. Gedenk toch, denk er toch aan, hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was.
En dan…, dan herinneren ze zich weer Zijn woorden. Dan weten ze die weer. En dan geloven ze die.
Hoe? Omdat ze zelf ineens alles weer op een rij hebben? Nu snap ik het allemaal?
Nee, dit is het verborgen werk van God de Heilige Geest. Van de Geest van Christus, Die ooit zei: Hij zal u alles leren en indachtig maken.
Iemand heeft eens gezegd: ‘Gods kinderen zijn geneigd om zelfs de meest genadige belofte van God te vergeten. Woorden die hen zelfs hoop gegeven hebben. Totdat de Geest van God, die de beste Herinneraar is, de woorden in hun gedachten geeft’.
Hij brengt het in hun gedachten, in hun harten. Vers 8 zegt: En zij werden indachtig Zijn woorden. Hij is hier niet. Hij is opgestaan. Dat heeft Hij u toch gezegd?
Wat hebben we nodig, dat de Heere, dat God de Heilige Geest, ons herinnert, steeds weer, aan Zijn eigen woorden.
Soms zijn het woorden van kort geleden, soms woorden van jaren her. Woorden die ons in het verleden hoop en moed gaven, maar daarna zakte het weer zo weg, werd het weer zo donker. Woorden die destijds zo’n kracht deden aan onze ziel, maar daarna gleed het allemaal weer weg, toen werd het weer zo stil. Beloftewoorden, die we ontdekten in de Schrift, die tot ons spraken, maar…, daarna niet meer…
En schrijnend gemis, schrijnende leegte deed en doet ons zingen, wat we nu samen eerst gaan zingen uit Psalm 77:6:
Ja, dat kan je wel zingen, dat kan je wel denken: Zou God Zijn genade vergeten en zouden Zijn beloften hun vervulling missen? Maar, jongens en meisjes, hoe komt het dat de vrouwen, hoe komt het dat de discipelen zo verdrietig zijn met Pasen?
Dat komt niet omdat God Zijn genade vergeten is en Zijn beloften niet vervuld zijn.
Dat komt niet omdat de woorden van de Heere niet waar zijn.
Dat komt omdat zij die woorden vergeten zijn. En dus kunnen zij zich niet meer vasthouden aan de woorden van de Heere en gaan ze hun troost zoeken op de verkeerde plaats.
Wat zoekt u? Wie zoek jij? Waarom zoekt je de Levende bij de doden?
Als je vrede, troost, geluk en een goede toekomst zoekt, waar zoek je die dan?
Zoek die dan niet in het graf van de zonde, zoek het dan niet in het dienen van de wereld en van de dingen van deze tijd. Daar vind je het niet! Onrustig blijft je ziel, totdat die rust vindt in God.
Als je hart onrustig is en u God zoekt, waar zoekt je Hem dan?
Zoek Hem dan niet in je eigen hart, in je eigen gevoel, in je eigen gedachten of ervaringen. Daar vind je Hem niet.
Spurgeon zegt: ‘Je hebt meer kans dat je een diamant vindt als je de straat aanveegt, dan dat je blijvende troost vindt in jezelf’.
Als je hart onrustig is, zoek dan geen rust in wetenschap, in kennis, in denken of redeneren. Zoek het niet in de schepping. Je vindt er Jezus niet. Je pijnigt je gedachten, je tart je denken, je bewondert de natuur, maar vrede vind je er niet.
Als uw hart onrustig is en u vrede zoekt met God, waar zoekt u die dan?
Zoek die dan niet in de restauratie van de bouwval van uw gebroken leven. Ga het graf van uw geestelijke dood niet wit verven. Ga uw huis niet met bezems keren.
Want dood is dood, en dat zal niet anders worden door alles wat u doet.
Zoek het dan niet in het beter en zorgvuldiger naleven van allerlei wetten en regels, die meest door mensen zelf zijn bedacht. Zoek het dan niet in de verbetering van uw uiterlijk, in het doen van zogenaamde goede werken. Ga geen specerijen brengen naar een leeg graf. Het zijn allemaal dingen die u denkt zelf te kunnen doen.
Maar het evangelie van Pasen heeft geen nut voor u die het zelf kunt. Het heeft nut voor u die verloren bent. Als u uzelf kunt redden, ga en doe het!
Maar het evangelie is voor zondaars, die met God gebroken hebben, die al Gods geboden overtreden hebben en die de eeuwige straf verdiend hebben. En die dat erkennen en belijden.
Voor zulke mensen is de lijdende, stervende en nu levende Zaligmaker gekomen, juist om hun overtredingen uit te wissen, om hen met God te verzoenen, om hen te brengen tot de vrede met God.
En dat is het evangelie van Pasen: De Zaligmaker heeft de macht van de zonde en de dood overwonnen en Hij leeft! En dus is er redding beschikbaar voor ellendige en verloren mensen.
Kom dan, en zoek uw leven bij die levende Jezus en niet in het lege graf van de dood!
‘Vrouwen’, zeggen de engelen, ‘Wat zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, hij is opgestaan. Gedenk hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was.’
Denk toch terug aan Zijn woorden, toen Hij zei: ‘de Zoon des mensen moet veel lijden, en verworpen worden door de ouderlingen en overpriesters en Schriftgeleerden en gedood en ten derde dage opgewekt worden.’
Het moet. Het kan niet anders. Het is echt nodig.
Om te voldoen aan Gods rechtvaardige eis. Er moet betaald worden. Om u, die Mij liefhebt, Mijn kinderen, los en vrij te kopen.
Hoe letterlijk was het voorzegd: verworpen door de ouderlingen en overpriesters en Schriftgeleerden en gedood. En nu is het de derde dag…
Maar ze zijn Hem kwijt. Ze weten het niet meer. Ze hebben het niet goed begrepen, ze hebben het niet geloofd en zijn het allemaal vergeten.
Maar het woord dat deze hemelboden, deze engelen brengen op de vroege paasmorgen is een woord uit Gods hand, een woord uit de hemel. En ik bid, dat ook de woorden hier vanmorgen op deze kansel gesproken, voor u mogen zijn ‘woorden van God’, woorden uit de hemel. Om u, kleingelovigen, te herinneren aan Zijn eerdere woorden:
‘Dit moest, dit was nodig. Om aan al de eisen van het Goddelijke recht te voldoen.
En nu is het volbracht.
En als bewijs daarvan heeft de Vader Mij opgewekt en Ik ben opgestaan.
Alles is volbracht, door Mij, voor u.
Mijn sterven was… voor u. Mijn leven is… voor u.’
Dat woord van de engelen raakt hun hart en opent hun oog. En (vers 8): En zij werden indachtig Zijn woorden. Ze geloven het woord.
Ze zien…? Nee, ze zien Jezus Zelf nog niet. Ze zien alleen het lege graf.
Maar ze horen het Woord en ze geloven het Woord, en ze zien de opgestane Jezus door het geloof in het Woord. Hun Heere leeft en Hij heeft leven verdiend voor hen.
Met Pasen komt er in het leven van deze vrouwen een andere gang. Ze hebben geleefd van de liefde tot hun Meester. Maar nu leert de Heere hun (en ligt daarin niet veel meer vastheid en zekerheid?) om te leven door het geloof in het beloofde Woord.
Ook al zien ze het niet, ook al zien ze Hem niet. Als ziende de Onzienlijke.
Dat is Pasen! Mogen horen en geloven: ‘Hij is dood geweest en Hij leeft, en dat is ook voor mij’. Hij is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven, maar Hij leeft, ook voor mij (Rom. 6:10).
Ze horen het, ze horen het Woord en geloven het. Omdat de Geest van de Heere Jezus Christus hen indachtig maakt. Dat wil zeggen: Hij herinnert hen aan Zijn eerdere woorden, die ze toen niet geloofd hebben.
En dus hebben zij, en dus hebben al Gods kinderen nooit reden om trots te wijzen naar ‘ons’ geloof. Het is maar zwak. En het komt van boven.
We hebben meer reden om ons te schamen voor ons ongeloof.
Ze geloven het woord. En dus: verlaten ze het graf.
Want het is één van twee. Het is niet: en-en. Het is of naar de levende Christus, of bij het kille graf van je dode werken. Die twee zijn ook niet te combineren.
Wilt u blijven hopen op leven door de wet, door eigen inspanningen, door eigen goede werken, door eigen uw ik? En tegelijkertijd hopen op Christus? Dat kan niet! Het is één van twee.
En dus laten ze alles achter. Daar, bij het graf is het leven niet meer te vinden.
Ze verlaten het graf en ze gaan op zoek.
Naar? Vers 9 zegt: Naar de elven, naar de discipelen, die zo van verre stonden, ook zo vol van twijfel en ongeloof.
Nee, weer is er niets om ons op te verheffen. Wie denkt dat hij of zij beter kan geloven dan deze mannen, die is blind. Zij zijn het Bijbelse bewijs dat God ons brengen moet, waar wij zelf niet kunnen komen.
En tegelijkertijd zien we hier: als het echt Pasen is, als we de woorden van de opgestane Christus horen en geloven mogen, dan gaat het hart in brand!
Dan is dat niet een schat die je voor jezelf koestert en die anderen niet gunt of zelfs misgunt. Dan zeg je: kom gaan met ons, Hij is waarlijk opgestaan.
Kom, we lopen nog even verder mee met de vrouwen. Met (zoals staat in vers 10) Maria Magdalena en Johanna en Maria de moeder van Jakobus, en de anderen met haar.
Wie zijn dat allemaal?
Maria Magdalena, dat is de vrouw uit wie zeven duivels uitgeworpen zijn. En vanaf die tijd heeft ze Jezus gediend met haar goederen, zo schrijft Lukas in hoofdstuk 8:2.
En in datzelfde hoofdstuk wordt Johanna genoemd, de vrouw van Chusas. Dat was de minister van financiën van Herodes. Een vrouw dus van hoog aanzien. Haar getuigenis is betrouwbaar!
En verder is Maria erbij, de moeder van Jakobus de Kleine, waarschijnlijk een tante van de Heere Jezus.
Drie heel verschillende vrouwen, met heel verschillende achtergronden. En daarbij ook nog wat andere vrouwen.
Dus verschillende soorten van getuigen, maar ook meerdere getuigen.
Dus, discipelen, de boodschap die je krijgt, is betrouwbaar! Maar…
Ons derde aandachtspunt:
3. De discipelen geloven hen niet
Want, als ze dan langs de verschillende huizen van de discipelen gaan (want die zijn niet bij elkaar, die zijn ‘verstrooid’), dan (zo staat in vers 11) lijken hun woorden als ijdel geklap. Kletskoek, vrouwenpraat, onzin! En ze geloven hen niet.
Jazeker, voor ons is het een dubbel bewijs van de echtheid van wat er gebeurd is. Er zijn onafhankelijke getuigen, meerdere soorten getuigen, en ook wat aantal betreft zijn er meerdere getuigen.
En: nu wordt hun verhaal afgedaan als onzin. Dat is juist een bewijs dat de schrijvers van de evangeliën het niet verzonnen hebben! Anders zou je dit er niet bij schrijven: ‘Maar zij geloofden hen niet.’
Ze zeggen: ‘De Heere is waarlijk opgestaan!’
Antwoord? ‘Onzin’.
Hier is opnieuw een vervulling van de profetie van Jesaja. Wie heeft onze prediking geloofd?
Deze prediking: Een kleinen tijd en gij zult Mij niet zien en wederom een kleinen tijd en gij zult Mij zien, want Ik ga heen tot de Vader (Joh. 16:16), want Ik leef en gij zult leven (Joh. 14:19).
Maar? Antwoord?
‘Onzin’.
Maar gemeente, wie hier met de vinger wijst, die kent zijn eigen hart niet.
Want het waren de farizeeërs, die dachten dat ze altijd konden geloven. En dat is nog zo. Maar wie zijn eigen hart kent, steekt zijn borst niet vooruit. Wie zijn eigen hart kent, moet zo vaak zuchten onder de last van zijn ongeloof.
Geestelijk dode harten denken dat ze altijd kunnen geloven.
Maar het geestelijk levende hart heeft vaak zoveel last van ongeloof.
De Heere zegt: Ik leef en u zult leven (Joh. 14:19).
U zegt: ‘Ja, kon ik dat maar geloven…’
Van verre staanden onder ons, hier staat op de preekstoel een man die vele malen minder is dan een engel. En hier staan meerdere vrouwen. En wij zeggen op deze Eerste Paasdag met één gezamenlijke stem: De Heere is waarlijk opgestaan!
Hij heeft het toch tegen u gezegd? Herinnert u zich niet meer Zijn woorden? Die Hij tegen u zei, korter of langer geleden? Toen Hij zei dat het nodig was? Voor u? Dat Hij sterven zou? In uw plaats?
En nu is Hij opgestaan. Voor uw leven!
En wij getuigen: Zijn woord is waar. Geloof toch Zijn heil- en troostrijk woord!
Petrus, hij aarzelt (zo lezen we in vers 12). Hij loopt naar het graf.
Wij zouden zeggen: ‘Petrus, je gaat de verkeerde kant op, daar is hij niet!’
Hij bukt…, hij kijkt in het graf…, en hij ziet het: het graf is leeg. Althans, alleen de doeken zijn er nog.
‘En ook hij geloofde?’
Nee, dat staat er niet. Als hij zich nu maar de woorden van de Heere herinnerd had en geloofd had, dan was hij blij thuisgekomen op deze paasdag.
Maar nu, alleen verbaasd.
Beschamend voor ons! Matthew Henry zegt: Hoe anders zou ons leven zijn, -kinderen van God-, als we de woorden van Christus goed zouden begrijpen en we ze altijd in onze gedachten en in onze harten zouden hebben.
En dus roept alles op deze paasdag om het ingrijpen van de opgestane Levensvorst Zelf. Om de komst van Zijn Geest, die de woorden van Christus indachtig maakt, in herinnering roept. Opdat we ze zouden geloven.
Ook u, nog steeds van verre staande en twijfelende discipelen, opdat u deze woorden geloven zou, die die toen nog twijfelende Petrus later heeft opgeschreven:
Wetende dat u niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is; maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; dewelke wel voorgekend is geweest voor de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is in deze laatste tijden om uwentwil, die door Hem gelooft in God, Welke Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat (ook) uw geloof en hoop op God zijn zou (1 Petr. 1:18-21).
Amen.