Treden op pad Uw geboden · Psalm 119 · belijdenis
Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeide: Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.
Alzo dan een iegelijk van u, die niet verlaat alles, wat hij heeft,
die kan Mijn discipel niet zijn.
Die Mijn geboden heeft, en dezelve bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelven aan hem openbaren.
Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.
Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.
Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
Handelingen 1:8: Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.