De HEERE is mijn Herder – Psalm 23 – biddag
De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.
En hij zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn. En Elisa bad en zeide: HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie. En de HEERE opende de ogen van den jongen, dat hij zag; en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa.
Toen ging er een uit in het veld, om moeskruiden te lezen, en hij vond een wilden wijnstok, en las daarvan, zijn kleed vol wilde kolokwinten, en kwam, en sneed ze in den moespot; want zij kenden ze niet.
Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld.
De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.
Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams, en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.
Zo de HEERE het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan.
Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.
Och, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij nederkwam, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten.
Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams wil, want onze afkeringen zijn menigvuldig, wij hebben tegen U gezondigd.
Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij voordezen gedaan had.
Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten.
Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Stelt uw hart op uw wegen.
En de tollenaar, van verre staande, wilde ook zelfs de ogen niet opheffen naar den hemel, maar sloeg op zijn borst, zeggende: O God! wees mij zondaar genadig!
Want zie, hij (Saulus van Tarsen) bidt.
Bidt zonder ophouden.