De drijvende bijl – 2 Koningen 6 – bevestiging ambten
En het geschiedde als een het timmerhout velde, dat het 4ijzer in het water viel; en hij riep en zeide: Ach, mijn heer; want het was geleend.
En het geschiedde als een het timmerhout velde, dat het 4ijzer in het water viel; en hij riep en zeide: Ach, mijn heer; want het was geleend.
Elia ging over tot hem, en wierp zijn mantel op hem. En hij verliet de runderen, en liep Elia na.
En daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad genaamd Nazareth; opdat vervuld zou worden wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazaréner zal geheten worden.
En het woord des HEEREN was dierbaar in die dagen.
Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
Zo wie onder u groot zal willen worden, die zal uw dienaar zijn.
En zo wie van u de eerste zal willen worden, die zal aller dienstknecht zijn.
Handelingen 1:15-26: Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn woonstede worde woest, en er zij niemand die in dezelve wone; en: Een ander neme zijn opzienersambt.
Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn, maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende.
Hij moet wassen, maar ik minder worden.
Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren.
En Mozes trok Aäron zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar aan; en Aäron stierf aldaar, op de hoogte diens bergs. Toen kwam Mozes en Eleazar van dien berg af.
Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijke rijkdom van Christus.
En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide: Zie, een kleine wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee. En Elia zeide: Ga op, zeg tot Achab: Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude.
Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zei tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus. En hij leidde hem tot Jezus.
Ik ben oud en grijs geworden, en ziet, mijn zonen zijn bij ulieden; en ik heb voor uw aangezichten gewandeld van mijn jeugd af tot dezen dag toe.
Toen kwam de HEERE, en stelde Zich daar, en riep gelijk de andere malen: Samuel, Samuel ! En Samuel zeide: Spreek, want Uw knecht hoort.
Doch Samuel diende voor het aangezicht des HEEREN, zijnde een jongeling, omgord met den linnen lijfrok.
Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons.